| |
| |
| |
Boekennieuws
De schoolmeester, door Alf. Sevens. -
Barend Wels, door Th. Thyssen. C.A.J. Van Dishoek, Bussum, 1908.
In den laatsten tijd las ik twee romans van onderwijzers. En hoewel de eene ‘De Schoolmeester’ heet is hij al even weinig schoolmeesterachtig als de andere. De schrijver van ‘De Schoolmeester’ bezit zooveel talent dat hij alle redenen heeft om het meer te eerbiedigen dan hij tot nog toe deed. Mocht hij dus algauw aan wezenlijke letterkunde beginnen. Wie een roman-karkas als dit van ‘De Schoolmeester’ kan samenstellen, wie over gezonden humor beschikt in de mate waarvan het tooneeltje bij schepen Van de Voorde getuigt, moet wroeging gevoelen als hij over zichzelven nadenkt. De zelfde uren die nu worden vergooid in herbergwelsprekendheid en in demagogengeschreeuw konden in studie-stilte door den begaafden Sevens heel anders worden besteed.
- ‘Barend Wels’ is het werk van een schoolmeester, die met zijn kunstenaars-ingetogenheid heel wat verder komt dan Sevens met al zijn lawaai. Als men de onderwijzers aanhaalt die zich in den laatsten tijd opmerken in de letterkunde, zal men nevens Van Groeningen, Eigenhuis enz., ook Theo Thyssen niet mogen vergeten.
Dit is er een die zichzelf heeft doorkeken, en die vertelt wat hij heeft gezien, zoo bedaard-bezonken, zoo vinnig-vrank en zoo leuk-lollig soms dat men zou gaan denken: Hier is 't opschrift van den Delphi-tempel zoo goed als vervuld.
Barend Wels is onderwijzer, maar vindt bitter weinig voldoening in 't vak, dat hij zoo hoog had opgevat, en dat eigenlijk op niets anders neerkomt dan te beproeven alle menschelijke middelen en middeltjes om stilte te verkrijgen in zijn klassen.
Zijn beste uren zijn hem nog zijn blokkersuren. Want zijn wil, zijn koorts, zijn nachtmerrie is omhoog te gaan in zijn ambt. Eerst is 't het hengsten aan de hoofdakte; dat loopt goed af, en nu wil hij de akte fransch aan. Dat gebeurt allemaal terwijl zijn broer Henk het leven pakt gelijk het zakt, en terwijl collega Paul die kuiert en flirt even goed als Barend zelf door 't examen sparteli.
Op den duur is hij doorgeblokt. Hij voelt het in zijn kop: gek zal hij worden. Maar de uitbarsting wordt volkomen. Hij vindt nog in een ongeschonden hersenhoekje gezond verstand genoeg om te beseffen dat er geen uiteinde is aan die officieele ladder, waarop het zoo pijnlijk valt te stijgen. Hij wil eindelijk genieten vrij licht en vrije lucht. Zijn brood zal hij verdienen als onderwijzer. Maar hij zal het eten zonder meer bekommering om den dag van morgen, en het hygienischer verteren voortaan. Hij zal zijn ziel rekke-wijd openzetten voor 't schoone leven dat al zoo dikwijls heeft aangeklopt zonder te mogen binnenkomen.
| |
| |
Hij liet het dus binnen; en hij is meteen kunstenaar geworden. Er zijn bladzijden in zijn boek, waarover Hildebrand peter mocht zijn. Want - 'k herhaal het Theo Thyssen is een schoolmeester, die, ondanks de vooroordeelen tegen zijn ambt, geen moeite zal hebben om talrijke lezersharten te veroveren.
J.P.
| |
Het vondeljaarboek voor 1908, uitgegeven door de Vondelvereeniging te Amsterdam. Redakteur: Dr H.W.E. Moller. - E. Van der Vecht, Amsterdam, 153 biz.
Dat stelt uitstekend in, zoo'n eerste jaarboek van de Vondelvereeniging. Degelijk van de eerste bladzijde van het jaarverslag der Vereeniging over 1907 tot den laatsten titel van de Vondeluitgaven in het jaar 1907. Tusschen dat begin en dat slot liggen, studiën over Vondel's leven, zijn werk en zijn tijd. Facile princeps is dat model van gewetensvolle vorsching en schrandere redeneering: Vondel en de gouden eeuw (door Hendr. C. Diferce). Die twee zijn één. ‘Neem den dichter weg en de eeuw is dor en hard geworden’. Na dien eersten prijs is 't voorzichtigst er geene meer uit te deelen. Pater van Mierlo geeft twee bijdragen: ‘De Idee van Vondel's Lucifer’ en de ‘Heerlyckheit der Kercke’. ‘In werkelijkheid beeldt Vondel in “Lucifer” uit: den innerlijken strijd tegen het kwade, met al zijn heen- en weergeklets, zijn her- en dergeslinger, heviger, geweldiger steeds, naar het noodlottig-tragische heen, waar het kwade de schoonheid doodt’. Hierin ligt het menschelijke van dit treurspel, waar van het tooneel in den hemel is. Van Mierlo's 2e stuk wil nogmaals Van Lenneps vraag beantwoorden: ‘waarom Vondel in bedoeld werk het protestantisme niet heeft uitgebeeld?’ Vondel gaat immers niet verder dan de eerste tien eeuwen der kerk. In dit onderzoek zoowel als in de andere desaangaande sluipen spitsvondigheden waarbij de dichter zelf wel zou hebben geschuddebold. Steviger is, me dunkt, de proeve van verklaring der eerste rei uit Lucifer (door Dr P. Leenaerts Jr) waarmee stellig onze humaniora-professors hun voordeel kunnen doen. Wellicht het eigenaardigste van 't heele boek is ‘de Geesten bij Vondel’ door J.J.G. Boelen, dezelfde wiens flinke Vondel-boeken verleden jaar in Dietsche Warande werden besproken. Zijn belang heeft ook Pat. Salsmans' onderzoek over ‘De eenheid van plaats in Vondel's
treurspelen’; maar 't zelfde kon wel met minder woorden gezegd. Verder krijgen we nog: van Corn. Gimpel ‘Aanteekeningen op Vondel’, enkele curiosa; van Dr Moller ‘Vondel's Wiltzangk’ vooral wijzende op de technische mooiheid van 't gedichtje; en van Sterck, notarieele bescheiden door den onvermoeiden snuffelaar opgedolven. Zijn de jaarboeken die volgen zullen dezen eersteling waard, dan mogen we zonder blozen een plaatsje vragen nevens de ‘Jahrbücher’ over Engelsche en Duitsche grooten.
J.P.
| |
La littérature française au xixe siècle, par l'abbé Paul Halflants, 1re Partie: Le Romantisme (1800-1850), 2e édit. Librairie, Albert Dewit, Bruxelles, 306 blz. tr. 3.50.
Iets heel nieuws en iets heel goeds. Een letterkundige geschiedenis van die eeuw, juist de belangrijkste voor onze
| |
| |
studenten en juist de meest verwaarloosde. En een letterkundige geschiedenis: d.w.z. een grondige aesthetische bestudeering en een smaakvolle portretteering naar een gewetensvol en een kunstrijk plan van de dezen die door hun pen in de eerste helft der 19e eeuw tot onsterfelijken roem zijn gekomen. Met voorbeeldige kritiek zijn de genieën in proza en poëzie met de hun eigen kenmerken in langere of kortere studiën gevat, met een of meer teekenende aanhalingen uit hun werk: 17 blz. voor Chateaubriand, 5 voor Madame de Staël, 5 voor Jos. de Maistre, 1 voor de Bonald, 11 voor Lamennais. 2 voor Guizot, 2 voor Thiers, 3 voor Aug. Thierry, 4 voor Miehelet, 1 voor Berryer, 10 voor Montalembert. 9 voor Lacordaire, 35 voor Lamartine, 10 voor de Vigny, 88 voor Hugo, 20 voor de Musset, 11 voor Th. Gautier, 11 voor André Van Hasselt, 11 voor Al. Dumas, père, 15 voor H. de Balzac, 15 voor George Sand. Dat heet ik: stout - maar ook kloekmoedig groote kuischhouden in de letterkundige litanie van alle heiligen en onheiligen die anders in haar namenzondvloed de beste geheugens rampzalig versmoort. Uit de massa der opruiming moesten echter, naar mijn bescheiden meening, worden gered: Ozanam, Gerbet en Stendhal; wijl er voor hen geen kans is een plaats te krijgen in den bundel over de tweede helft der 19e eeuw, dien we overigens met alle reden reikhalzend verwachten.
J.P.
| |
Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde, door A. Corthals. Casterman, uitgever, Parijs-Doornik, 1908, 157 blz.
Met de beste hoop dat zoo weinig mogelijk menschen de dwaasheid zullen begaan dit zeer dwaze boekje te koopen.
J.P.
| |
De Belgische wetten op het gebruik der Nederlandsche taal voor het volk, toegelicht door heer Dosfel, advocaat te Dendermonde. Vlaamsche Boekhandel, Eikstraat, 18, Brussel 1998. - 242 blz.
Mr Dosfel, reeds zoo gunstig gekend door zijne ‘Kern van Burgerlijk Recht’, bezorgt ons ditmaal nog een degelijk wetenschappelijk volksboek: zijn jongste rechtwerk dient immers om het Vlaamsche volk te onderwijzen in de kennis van zijn recht en het is bevattelijk voor eenieder, ook voor hem, die vreemdeling is in den doolhof van de wetgeving.
Dit sluit niet uit dat onze advocaten, rechterlijke en bestuurlijke magistraten Mr Dosfel's toelichting onzer taalwetten een paar maal met diepe aandacht moesten lezen. Zij zouden daarin die wetten van naderbij leeren kennen en een hooger besef krijgen van de plichten, die zij jegens ons volk te vervullen hebben.
Het werk van Mr Dosfel werd ingegeven door gezonde, beredeneerde en warme liefde voor zijn volk en zijne taal. Op elke bladzijde gevoelt men bij den schrijver de kalme bewustheid, dat hij de waarheid verdedigt en het goede recht op zijne zijde heeft.
Het geschiedkundig overzicht, dat de schrijver maakt bij den aanvang van zijn werk over de taalwetgeving in België vóór
| |
| |
de Fransche omwenteling, gedurende de Fransche overheersching en onder het bewind der Vereenigde Nederlanden, is, niettegenstaande de beknoptheid, zeer merkwaardig. Het beslaat dertig bladzijden druks. 't Is geen eenvoudige inleiding, hoewel de schrijver het zoo heet, maar een onmisbaar en uiterst belangwekkend gedeelte van zijne studie. Verscheidene min gekende wetenswaardige dingen komen daarin voor; b.v. op bl. 9: het beroep der Gentenaren bij den Paus tegen het geestelijk hof, dat hunne taalrechten had gekrenkt; eene bulle van Paus Alexander IV liet hun recht weervaren.......
Ook in de voortzetting zijner studie, bij de behandeling der Belgische taalwetten na 1830, geeft Mr Dosfel, te rechte, de korte geschiedenis van elke wet: de gebeurtenissen, die de openbare meening in opschudding brachten en den wetgever tot handelen noopten, het voordragen, bespreken, verschuiven, verminken en stemmen van de wetsvoorstellen, de inkrimping der wetsbepaling later, in de toepassing, door allerhande onwillige ambtenaren.
Eene drukfeil (blz. 13): Het besluit van 24 prairial jaar XI (13 Juni 1809) lees: 13 Juni 1803.
Over sommige stellingen zijn wij het met den schrijver niet volkomen eens. Wij zien niet in, b.v., dat in 1830 het Nederlandsch eene taal was, die slechts eene arme letterkunde had en weinig onderwezeu werd (blz. 47). Integendeel, wij zijn van oordeel dat van 1815 tot 1830 het Nederlandsch beter onderwezen werd in de scholen dan in onze hedendaagsche college's. Genoten onze goede Vlaamsche schrijvers uit het eerste tijdperk na de Belgische omwenteling hunne opleiding niet juist in de onderwijsinrichtingen van de Vereenigde Nederlanden?
Nog een paar opmerkingen wezen ons toegelaten.
Tot verduidelijking der wet van 17 Augustus 1873 over het taalgebruik in strafzaken wijdt Mr Dosfel zeven bladzijden aan de eerste beginselen van ons strafrecht. Voor rechtsgeleerden zal deze leergang wel overbodig zijn; voor anderen is hij zoo veelomvattend en zoozeer ineengedrongen dat de gewone lezer, niettegenstaande de klaarheid der voorstelling, er zonder grondige studie wel niet wijzer zal door worden.
Waarom laat Mr Dosfel rechtstermen varen, die na een veertigjarig gebruik in België geijkt zijn en zich mogen beroepen op de langste verjaring van het burgerlijk recht? Misdrijven worden verdeeld, naar de in België heerschende rechtstaal, in misdaden, wanbedrijven en overtredingen. Deze vakwoorden, die tot het wezen van ons strafrecht behooren, hebben eene vaste beteekenis gekregen niet alleen door het gebruik maar uit kracht van de wet. Zij maken immers deel uit van de rechtstaal in al de wetten, die na de gelijkheidswet van 18 April 1898 in België ingevoerd werden en waarvan de Nederlandsche tekst niet meer eene officieele vertaling, maar de wetstekst zelve is. Dezelfde drieledige verdeeling van misdrijven in misdaden, wanbedrijven en overtredingen vormde ook de grondslag in het vorig Hollandsch Strafwetboek en verviel slechts bij onze Noorderburen tengevolge der invoering van het nieuw Wetboek van strafrecht van 3 Maart 1881, dat enkel eene tweeledige verdeeling erkent en waarbij misdaden en wanbedrijven onder de eene benaming van misdrijven versmolten worden. (Zie: Ontwerp
| |
| |
van het Wetboek van Strafrecht met memorie van toelichting ingezonden aan de tweede Kamer der Staten-Generaal, bl. 6 v.)
Mr Dosfel vervangt het woord misdrijf door ‘strafbaar feit’ en wanbedrijf door ‘misdrijf’.
Zal deze in België nieuwe spreekwijze, mocht zij eenigen ingang vinden, bij de gemeente tot geene groote verwarring in de rechtstaal aanleiding geven? Er bestaat nu in België, op het gebied van het strafrecht, eene betrekkelijke taaleenheid, met moeite en door jaren arbeid tot stand gebracht. Mogen wij deze prijs geven uit zucht naar verhollandsching, zelfs dan wanneer verschil van rechtsinstituten tusschen Noord en Zuid volkomene eenheid in de uitdrukking uitsluit?
De beschouwingen, die voorafgaan, zijn slechts de uiting van eene persoonlijke opvatting en kunnen met evenveel recht bestreden worden. Zij nemen niets weg van de degelijkheid van Mr Dosfel's werk.
Indien Mr Dosfel eene evenwaardige studie in de Fransche taal had laten verschijnen, zou zijn lof door al onze fransche rechtskundige tijdschriften uitgebazuind worden. Nu zal de schrijver zich moeten tevreden stellen met de erkentelijkheid van hen, die het goed meenen met ons vlaamsch volk en met de bewustheid als baanbreker op te treden voor de verheffing van dat volk.
Wij wenschen hem geluk met het slagen zijner onderneming en verbeiden met ingenomenheid het verschijnen van het tweede deel zijner studie.
Paul Bellefroid.
| |
Wijsheid. Drie Sermonen uitgesproken te Leuven voor het St Thomasgenootschap. Kan. Dr. Ch. Caeymaex. A. Siffer, Gent.
Jezus nastreven, Jezus aankleven, met Jezus leven, zijn de 3 voordrachten door den E.H. Caeymaex in het St Thomasgenootschap dees jaar gehouden.
Poetisch aangelegd, maar toch nog niet bevrijd van sommige verouderde wendingen en gewone kanselmachtspreuken, geeft de gewijde spreker ons een rei frissche beelden (soms niet al te juist echter) gepaard aan droge weinig belangwekkende gedachten. Met den stijl kunnen wij geen vrede hebben; op vele plaatsen, al te vele plaatsen is hij stroef en slordig. Toch zegt de spreker nuttige waarheden, groote waarheden, en het is te hopen dat onze universiteitsjeugd die gulden raadgevingen zal volgen. Als overweging, kan eenieder er het zijne uithalen, ja zelfs niet studeerende aan onze hoogescholen, en daarom dienen die voordrachten aangeprezen te worden.
| |
Natuurboekjes van Heimans en Thijsse, 6 deeltjes, elk 3 fr.; de 6 gezamenlijk fr. 16.50. De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen.
Heimans en Thijsse zijn onderwijzers; menschen die 't verstaan na de bezigheden van hun ambt hun vrije uren te besteden aan iets anders dan roestige rust of ellendig tijdmoorderij. Ze wandelen buiten, ze wandelen met heel hun geest, met heel hun ziel, ze weten dat ze hun oogen en hun ooren hebben om te zien en te luisteren naar 't geen omgaat boven en nevens en beneden
| |
| |
hen, in de lucht, op den grond, in het water. 't Is hun beste vreugde; en 't zal hopen we van velen de beste vreugde worden; want deze eenvoudige onderwijzers hebben aan hun pen vertrouwd het genot van hun wandelingen door Gods blijde en schoone natuur; ze hebben geschreven op een onweerstaanbaar boeiende wijze, op een verwonderlijk aangenaam-leerende wijze, op een ongeëvenaard kleurige en verrassende wijze, zoo dat al wie maar éen bladzijde meegaat met hen, zal blijven meegaan, zonder éen oogenblik te aarzelen, door alle de zes boeken: bij Vlinders, Vogels en Bloemen, langs Sloot en Plas, door het Riesland, naar Hei en Dennen, In de Duinen, In het Bosch. Niets pedant in deze werkjes, geen zweem van dorre geleerdheid; de wetenschap, zooals de natuur ze zelf geeft, badend in zonneblijheid, in versche gezondheid van waaiende lucht, in lachend geschater van vogels en bloemen en groen.
Wat ware 't een zegen, zoo al onze menschen beseften dat ze behoefte hebben aan zulke lezing, wie ze ook wezen; van wat jaren, wat geslacht, wat rang, wat ambt, wat opvatting ook! Want deze boekjes hebben een veel breedere zending dan men vooreerst wel beseft: ze hebben opvoedende kracht voor den geest, maar evenveel voor het hart. Meest allen kunnen er in leeren wijs te worden, allen kunnen er in leeren goed te blijven, zoo goed en zoo gelukkig als ze waren in hun besten kindertijd. In 't laatste deeltje geven de schrijvers een bladzijde ten beste, die we niet aarzelen hier en gansch over te nemen, met de volle beäming, zoo is 't:
Meermalen is ons na het verschijnen van het eerste en het tweede deeltje van deze reeks de vraag gedaan, voor wie wij toch eigenlijk onze boekjes bestemd hadden; op onze wedervraag: voor wie men ze geschikt achtte, antwoordde de één: voor kinderen van een jaar of tien twaalf; een ander: voor half en heel volwassenen.
Eerlijk gezegd, doet het ons groot genoegen, dat het oordeel over den leeftijd, voor welke deze boekjes nuttig kunnen zijn, zoo verschillend is. Dit toch is ons, in verband met 't succes en het oordeel der pers een bewijs, dat wij vrij wel geslaagd zijn in ons voornemen: stof en vorm zoo te kiezen, dat onze werkjes zoowel voor jongelieden als voor volwassenen leesbaar zijn en dat het lezen er van ouders en opvoeders een middel aan de hand kan doen, huu kinderen op de wandeling en in huis prettig en nuttig bezig te houden.
Dat ook volwassenen door onze boekjes opgewekt zijn tot een grondige studie en tot liefde voor onze schoone en wonderlijke natuur is ons herhaaldelijk tot onze groote blijdschap en voldoening gebleken. Evenzeer verheugt het ons, dat ons werk als kinderlectuur met succes de concurrentie heeft doorstaan met Roodhuiden- en Indianen-romans en andere door macht van avonturen spannend gemaakte kinderboeken. Deze echter te vervangen beoogen ze niet en behoeven ze niet, dat zou zelfs niet goed zijn. Naast kinderboeken van ander even goede soort hebben de onze hun plaats veroverd, en dat is ons genoeg.
Voor hen, die aan hun kinderen of leerlingen deze serie ter lezing willen geven, diene nog het volgende:
Wij geven aan onze eigen kinderen en leerlingen onze boekjes niet in handen voor hun elfde of twaalfde jaar. Voor
| |
| |
zeer bevattelijke kinderen kan 't een jaartje vroeger. In de volgorde waarin ze geschreven zijn, eerst: Van Vlinders, Vogels en Bloemen (Langs Dijken en Wegen) en In Sloot en Plas; daarna Door 't Rietland en Hei en Dennen, ten slotte In de Duinen en In 't Bosch.
Deze volgorde dunkt ons vooral wenschelijk, omdat de stof in elk volgend boekje een uitbreiding is van die in de vorige, en wij vaak verwijzen naar een vroeger, nooit naar een volgend deeltje. Heeft de jeugd dan de lust voor zelfstandige natuurstudie of ook maar voor natuursport gekregen, dan is dit vooral voor de volgende drie of vier kritieke jaren, een voor lichaam en geest gezonde bezigheid en tijdverdrijf. Juist in deze jaren is de aard van bezigheid in de vrije uren zoo vaak in zedelijken en lichamelijken zin beslissend voor het verder leven. Daarom liever wat later dan te vroeg met het lezen der boekjes begonnen.
Onze hoofdtaak in 1893 begonnen, hebben wij hiermede volbracht, naar ons beste weten en kunnen.
E.D.G.
| |
Beknopt handboek der bijbelsche archeologie, ten dienste van Christelijke kweekscholen, normaallessen, Christelijke onderwijzers, godsdienstonderwijzers en huisgezin, door J. Gras, directeur der Chr. Kweekschool te Groningen, en Ds. A. De Visser, Ned. Herv. Predikant te Groningen. 270 bladzijden. - Groningen, J.B. Wolters, 1908.
Dit is in werkelijkheid een allernuttigst boek, minder geschikt, ingezien onze toestanden voor de studenten onzer gestichten van middelbaar onderwijs, maar wel voor de leeraars van godsdienst die er voor den uitleg van de Bijbelgeschiedenis velerlei kennissen zullen opdoen om hun onderwijs levendig en aantrekkelijk te maken. Het boek is verdeeld in zeven hoofdstukken met achteraan een uitgebreid alphabetisch register, die hoofdstukken zijn: Het land Palestina; het huiselijk leven, landbouw en veeteelt; handwerkersleven; kunsten en wetenschappen; het godsdienstig leven der Israëlieten, a) eenige plaatsen; b) eenige tijden; c) eenige personen; d) godsdienstige handelingen; ten laatste het staatsburgerlijk leven der Israëlieten. Om te toonen wat in het boek te vinden is, schrijven we de inhoudstafel af van het tweede kapitel, het huiselijk leven: ‘Het leven in de tent; bouw en inrichting van huizen; steden en dorpen; bronnen en putten; meubelen en huisgerief; spijze en drank; kleeding; verzorging van het lichaam; ziekten en kwalen; dood en begrafenis; het Israëlietische huwelijk; verboden huwelijk; echtscheiding; de plaats van de vrouw in het echtelijk leven; de verhouding tusschen ouders en kinderen; de opvoeding; lijfeigenen; bruiloft en gezellig verkeer; gastvrijheid; beleefdheidsvormen; gezellig leven.’
J.L.
| |
Supplement Vivat's geillustreerde encyclopedie. Aflevering 109 en 110.
Hier hebben we de twee laatste afleveringen van het supplement. Wij merkten daarin op de artikelen: Hersenvliesontsteking; hysterie; huwelijksstatistiek; ingewandsbreuk; kinderziekten; kolonisatie; landverhuizing: luchtscheepvaart; modernisme (dit artikel is toch werkelijk modernist); onderzeesche
| |
| |
booten; Oost-Indië; paleographie; Querido (waarvan nu toch wel een beetje al te veel goed gezeid wordt); renterekening; rijwiel; sociale kwestie; statistiek; tooneel; vredesbeweging.
E. Vl.
| |
De ware kloosterling, volgens de leer van den H. Franciscus van Sales, door E.J.B. Jansen Ord. Praed. L.C.C. Malmberg, Nijmegem, 527 blz. Pr. fl. 2.25.
Dit boek draagt goed zijn titel. 't Is vooral voor kloosterlingen bestemd; en 't is een beste wegwijzer naar de ware volmaaktheid. Zij die den schrijver kennen uit zijn vroeger werk, ook naar de leer van St. Franciscus van Sales, maar voor een ruimer publiek, weten hoe diep pater Jansen is doorgedrongen in den geest van den grooten Salesius en hoe voorbeeldig methodisch hij de beschouwingen ordent, die hij vindt in de rijke bronnen van zielsgeluk immer nog spruitend uit de werken van den heiligen bisschop.
Om deze bloemlezing voor kloosterlingen samen te stellen heeft pater Jansen hoofdzakelijk geput uit Franciscus' ‘Verhandeling over de liefde Gods’, uit zijn Conferentiën voor de zusters der Visitatie, uit zijn toespraken tot kloosterlingen en uit zijn brieven, vooral aan St. Johanna Francisca de Chantal.
Wij meenen wel te doen met de hoofd-titels uit het boek over te schrijven:
Grondslag van het kloosterleven. - Over de roeping tot het kloosterleven. - Doel en wezen van het kloosterleven. - Over de bijzondere Orden. - Over de kloostergeloften in het algemeen. - Over de Regels. - De Armoede. - De Gehoorzaamheid. - De Zuiverheid. - De Nederigheid. - De Zedigheid. - De Wil Gods. - De Gelijkheid van geest. - De Versterving. - Broederlijke Liefde. - De dagelijksche Oefeningen. - De Oversten. - Oefeningen voor de Meditatie. - Andere Overwegingen. - Oefeningen voor het gewesensonderzoek. - Oefeningen voor de geestelijke lezing. - Kloosterregels volgens den h. Franciscus van Sales. - Morgengebeden. - Avondgebeden. - Gebeden onder de H. Mis. - Biechtgebeden. - Communiegebeden. - Overwegingen en gebeden over de geheimen van Christus' leven, lijden en verheerlijking.
‘Mijn God, zei St. Vincentius van Paulo, wat moet hij toch goed zijn, daar de bisschop van Geneve zoo goed is’. Deze die dit boek lezen en gebruiken zullen dikwijls den kreet van St. Vincentius herhalen.
L.V.
| |
Geloof en wetenschap, Serie V, nr 1. Een parel die de Protestanten verloren, naar L. Von Hammerstein, door R. Bouman. Prijs 50 cent. - Haarlem, ‘de Spaarnestad’.
Een reeks brieven gewisseld tusschen een Protestantsch Dominee in Pommern, en zijn zoon Theobald, student in de philologie te Bonn. Theobald spreekt er zijn katholieke neigingen uit en stelt er een onbevangen onderzoek in nopens de waarde en de waardigheid der Eucharistie en der H. Mis.
Wij, ontwikkelde katholieke leeken in België. die door den band veel te weinig vertrouwd zijn met de grondleer van onzen
| |
| |
godsdienst, kunnen in dit ‘grijze boekje’ menige kennis opdoen. Degelijke wetenschap in gedegen Nederlandsch, een taal die niets gemeen heeft met het onhebbelijk koeterwaalsch waarin dergelijke werkjes bij ons - dank zij onze amphibie-opleiding - doorgaans geschreven worden.
D.L.
| |
Uit onzen taalschat. III. Het eerste Stelboek enz. M.J. Koenen. Groningen bij J.B. Wolters, 1908.
Koenen is reeds een oudbekende. Hij gaf ons zijn ‘Verklarend Handwoordenboek der Nederlandsche Taal’, werk dat in de bibliotheek van iederen Vlaming zou moeten staan. Het stelboek, hierboven vermeld, is een 2de vervolg op Kennen en Kunnen en Het Admissie-examen twee werkjes van zelfden schrijver. Die drie boekjes zijn uitnemend geschikt tot het aanleeren van onze taal en van de juiste beteekenis der woorden, tot de kennis van den zinsbouw en het ontleden van stukken. Indien meer zulke werken in onze onderwijsgestichten gebruikt werden, zou het in Zuid-Nederland zoo ellendig niet gesteld zijn met de taalkennis.
| |
Theorie en practijk. Kleine practische spraakkunst, enz. I. Van Gelderen. Groningen bij J.B. Wolters, 1908.
Theoretische en practische handleiding, ten gebruike bij het Onderwijs en de Nederlandsche taal, J.L.Ph. Duyser. Groningen bij J.B. Wolters, 1908.
Twee kleine spraakkunsten met dezelfde indeeling. De eerste, dienende als handboek gedurende de overgangsperiode van het lager tot het middelbaar ouderwijs is een weinig minder volledig dan de tweede, maar is minder beknopt in haar uitleg. Goed gekozen oefeningen volgen na elke les in beide boekjes. Het zijn zeer nuttige werkjes, ook voor Zuid-Nederland. Alleen ware het in dit geval beter de les over het gebruik der voorzetsels enz. een weinig meer uit te breiden.
J.F.
| |
De Nederlandsche taal. Een studie en repetitieboek voor candidaat-hoofdonderwijzers, L. Rijpma. Groningen bij J.B. Wolters, 1908.
Boek, uitstekend geschikt tot het herhalen van spraak- en stijlleer, en tot het oefenen in gedachtenontleding. L. Rijpma geeft uittreksels uit verschillende schrijvers en laat daarop een reeks vragen volgen, dienende tot het ontleden van het stuk, het aangeven van taal- en stijlregels, herzien van vaderlandsche geschiedenis enz. Achteraan in het boek vinden wij een reeks verklaringen van woorden en uitdrukkingen, mythologische namen, een korte verhandeling over de versmaat en de verschillende dichtsoorten.
Zulk een boek kan onze leeraren en onderwijzers zeer te stade komen.
J.F.
| |
Beknopte Nederlandsche spraakkunst, Dr K. Holtvast. Groningen, Noordhoff, 1908.
Wel is het taal-onderwijs in de laatste jaren zeer gevorderd op onze Zuidnederlandsche leergestichten. Men heeft het gelukkig ingezien dat er waarheid stak in Vermeylen's verzet tegen
| |
| |
de uitsluitend luidschreeuwende vlaamschgezindheid van weleer: die geestdrift was er toch noodig om de beweging haar tweede stadium, van ernstige door voorliefde onderhouden taalstudie, te bereiden. De heerlijkste vruchten zijn hiervan steeds zichtbaarder: men begint bij ons zijn moedertaal te kennen. Het geschreven en gesproken woord der jongeren getuigt het heel Vlaanderen door: de juiste uitspraak en het beredeneerd taalgebruik beginnen er nu eerst te komen en dit is vooral te wijten aan eenigen: Verwey, Den Hertog, Koenen, Bauwens, De Boeck e.a. Meer bepaald in Holland is Dr Holtvast om zijn spraakkunst bekend, maar de tweede druk, die onlangs verscheen, toont dat zijn degelijk en methodisch werk ook in Vlaamsch België niet nutteloos zal worden geraadpleegd.
Arth. Coussens.
| |
Novellen und Erzaehlungen, Otto Ernst. Groningen, Noordhoff, 1908.
De heer Kuiper, leeraar in de Duitsche letterkunde te Rotterdam, laat nu samen met een daar medewerkers een reeks Duitsche prozawerken verschijnen te Groningen. Vroeger bezorgde hij reeds: P. Rosegger, Acht Erzählungen, G. Keller, Drei Novellen, W. Raabe, Drei Erzählungen, K Meyer, Zwei Novellen en thans kwam Otto Ernst aan de beurt. Gij ziet dat hij tot nog toe de mannen zoo slecht niet uitkiest.
Hier hebt ge van Otto Ernst: eerst een portret met een kort voorbericht over zijn leven en zijn kunst, dan acht meestal humoristische vertellingen en daarop de noodige uitlegnota's. Het is een boekje waar een Duitscher over allerlei dingen nogal geestig praat. ‘Humoristische Plaudereien, worden ze dan ook door den uitgever betiteld: Otto Ernst komt er wel niet vóor met die fijn-schalksche pittigheid van Twain, Dickens en Daudet, maar geeft meer dan men van het stoer Duitscher-temperament zou vermoeden.
Arth. Coussens.
| |
Engelsch leesboek, C. Grondhoud en P. Roorda. Deel I, 7e druk, 96 bl., fr. 0,70. Deel II, 4e druk, 183 bl., fr. 1,00. P. Noordhoff, Groningen, 1907.
De twee deelen van dit Engelsch leesboek schijnen bijzonder geschikt om aan het middelbaar onderwijs grooten dienst te bewijzen. Het eerste deel bevat 44 stukken proza en 18 gedichten, die alle gémakkelijk genoeg zijn voor beginnelingen. De inhoud is zeer aantrekkelijk en vooral gewijd aan de natuur en aan de geschiedenis; men vindt er tevens enkele heel nette anecdoten in. Hier en daar, waar de schrijvers het volstrekt noodig achtten, werd de uitspraak, de klemtoon aangeduid of de verklaring van een moeilijk woord gegeven.
Het tweede deel bestaat uit 25 prozastukken en 27 gedichten, doch het proza bekleedt het grootste aantal bladzijden. Het was trouwens het doel der schrijvers ‘den lust der leerlingen op te wekken tot het ter hand nemen van eenvoudige Engelsche lectuur’. Het is ook noodzakelijk dat de leerlingen ‘zich goed in het Engelsch weten uit te drukken’, daarom werden er vele verhalen en gesprekken opgenomen. Daar de leerlingen, die het 2e deel zullen gebruiken verondersteld worden het eerste vlot te
| |
| |
kunnen lezen, hebben de schrijvers hunne stukken ontleend aan de beste hedendaagsche roman- en tij dschriftschrijvers. Een enkel komt mij minder gepast voor nl. Our friemd the Enemy, eene episode uit den Fransch-Duitschen oorlog. Me dunkt dat wij vooral moeten trachten het Engelsch leven te leeren kennen en dat een dergelijk verhaal beter in het Duitsch leesboek thuis behoort. Daarom ook wenschen wij dat nog meer aardige stukken van denzelfden aard als an English School, the Battle of Hastings, Advertising in America zouden opgenomen worden.
J.K.
| |
Ingekomen boeken ter bespreking:
Uitgaven van H.A.M. Roelants-Schiedam.
Piet Paaltjens, Snikken en Grimlachjes, 9e druk, 132 blz. Prijs fr. 0.60, geb. fr. 0.85. |
Fr. Haverschmidt, Familie en Kennissen, 5e druk, 235 blz. Prijs f. 0.60, geb. f. 0.85. |
Dr Johs Dyserinck, Fr. Haversmidt, (Piet Paaltjens) 174 blz. Prijs f. 2.50, geb. 2.90. |
| |
Uitgaven van P. Noordhoff, Groningen.
R. Bos, Op reis door Europa, Geïllustreerd Aardrijkskundig Leesboek voor de Lagere School, in 2 deelen elk 127 blz. 2e druk. Prijs per deeltje 30 cent. |
J.E.K. Van Wynen, Methode van grammatica, studie tot grondig taalinzicht, 1e deeltje 196 blz. 2e deeltje 135 blz. Prijs: compleet in 2 deeltjes f. 1 25, geb. in 1 deel f. 2.75. |
C.A. Oliemans en W. Den Hoed, Enkel Boekhouden. Handleiding ten dienste van het onderwijs in het boekhouden aan Herhalingsscholen en Handelscursussen en voor zelfonderricht, voorzien van een aantal voorbeelden en formulieren ter opheldering. II Cursus voor meergevorderden. 275 blz. Prijs f. 1.75, geb. fr. 2.00. |
A.N. Wind, Beknopte Handleiding tot het Projectieteekenen, voor Teekencursussen, ambachtsonderwijs en zelfstudie, 63 blz. Prijs f. 0.50. |
Id. Geometrische Motieven als vooroefeningen bij het rechtlijnig teekenen, 24 platen. Prijs f. 0.35. |
Dr Vitus Bruinsma, Uit de Kennis der Natuur, Leesboekje voor de lagere school door H. Hemkes Kz. geheel nieuw bewerkt. 112 blz, 7e druk. Prijs f 0.35. |
S. Van Milligen, De Kerkzang van de eerste Christelijke periode tot onzen tijd (voorstel tot invoering van een nieuwen Rythmus bij de Protestantsche Koralen). 124 blz. Prijs f. 1.50. |
Dr D. Van Gulik, Onweders en Onweerverschijnselen 82 blz. |
C. Grondhoud en P. Roorda, Engelsch Leesboek. Deel I, 8e druk, 96 blz. Prijs f. 0.70, geb. f. 1.00. |
J. Veldkamp en K. De Boer, Kun je nog zingen, zing dan mee! 81 algemeen bekende schoolliederen, 239 blz. |
J.N. Valkhoff, Volledige Leercursus der Engelsche taal, 1e stukje, 13e herziene druk, 156 blz. Prijs f. 0.90. |
H. Forchhammer en W.R. Ott de Vries, Het Deensch voor Nederlanders, met een voorwoord van Dr Otto Jespersen, 95 blz. Prijs f. 1.30. |
| |
| |
| |
Uitgaven van W.L. & J. Brusse, Amsterdam.
Hans Martin, Bekentenissen, 72 blz. |
Theod. Islees, Recitatieven, 168 blz. Prijs f. 2,50. |
Commt Driant, De Schipbreuk van de Libellule, A.W. Bruna & Zoon, Utrecht, 320 blz. Prijs f. 1.40, geb. f. 1.90. |
August Cuppens, Liederen uit den Jaarkrans van geestelijke Liederen voor den Huiskring, muziek van Lodewijk de Vocht. M. Ceysens, Hasselt, 20 blz. |
Herman Broeckaert, Dit zijn gedichtjes van -, getoonzet door Franz Thuysbaert. J. Boucherij, Antwerpen. Prijs voor België 6 fr. - Prijs voor Holland f. 3.00. |
| |
Uitgaven van J.B. Wolters, Groningen.
G. Kalff, Geschiedenis der Nedertandsche Letterkunde, 4e deel, 608 blz. Prijs fl. 6.50. |
|
B. Valk. Leed, oorspronkelijke Roman. D. Bolle, Rotterdam, 424 blz. Prijs ingenaaid fl. 3.90. |
Joh. Jörgensen, J.K. Huysmans. No IX von Kultur und Katholizismus. München. Prijs Mark 1.00. |
J.R. van der Lans, De gouden Dubloen- C.L. Van Langenhuysen, Amsterdam. 280 blz., geb. f. 1. -, ingen. f. 0.75. |
E.P.J. Van Mierlo Sr, S.J., Een opwerping tegen de Schepping weerlegd. Reeks B. Nr 3 van het Geloofsonderricht, Brugge. Bureel van Geloofsonderricht, Klein Seminarie, Rousselare. |
J. Jörgensen, U.L. Frau von Dänemark. Jos. Kösel, Kempten, München. 351 blz. |
Prof. Dr J.V. de Groot, Levenswijdîng, Wedergeboorte. Amsterdam, C.L. Van Langenhuysen. Inéén f. 1.50, afzonderlijk f. 0.60 per deeltje ingenaaid. |
J. Te Winkel. De Ontwikkelingsgang der Nederlandsche Letterkunde, 8e aflev., De Erven F Bohn-Haarlem. |
Samuel Falkland (Herman Heijermans Jr.) Gevleugelde daden, avonturen der eerste Hollandsche Luchtschippers, 2e goedkoope druk, 19 blz., ing. f. 0.90, geb. f. 1.25. |
Parabellum. Bansai! Naar het Duitsch door - A.W. Bruna en Zoon Utrecht. 264 blz. Prijs, ing. f. 1.75. |
J.K. Rensburg. De Goddelijke Komedie, van Dante Alighieri, Het Paradijs, vertaald door - De Nederlandsche Boekhandel. Antwerpen, 494 blz. Prijs, 6 00. |
A.H.L. Van Houcke. De Bruggen van ouds tot heden, no 105 der Verhandelingen van de Algemeene Katholieke Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding, 44 blz. |
A. Freson. Het Boeddhisme, No 106 der Verhandelingen van de Algemeene Katholieke Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding, 56 blz. |
Kanunnik J. Laenen. Joseph II en zijne regeering in de Nederlanden, No 107 van de Verhandelingen van de Algemeene Katholieke Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding, 40 blz. |
Doctor Fr. Nuijens. Auguste Comte en zijn Positivisme, No 108 van de Verhandeligen van de Algemeene Katholieke VI. Hoogeschooluitbreiding, 42 blz. |
|
|