Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1908
(1908)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 501]
| ||||||||||||||||||||
BoekennieuwsGa naar voetnoot(1)Op den weg des levens, Leo Meert, 1908. Nederlandsche Boekhandel. 246 blz., 3,75 fr.Elza bemint Alfred en Alfred bemint Elza. Elza brengt tot het volk bewustzijn van zijn kunstenaarsziel, en Alfred begrijpt dat hij zijn leidenden kunstengel gevonden heeft. Tot hier loopt alles op wieltjes. Maar Alfred is rijk en Elza is arm en wanneer Alfred eindelijk besluit tot een huwelijk met Elza, dan komt de kat op de koord. Verzet, hardnekkig verzet van de ouders en als oplossing van het lastig debat een reisje naar Oostende. Daar ziet Alfred Julia weer, die hij reeds vroeger ontmoet heeft. Julia is rijk, loert op Alfred, spant behendig haar netten, en Alfred half bedwelmd door zinnendrift en verblind door illusies, vergeet Elza, en weldra wordt er bruiloft gevierd: Alfred en Julia zijn getrouwd. Alles gaat goed de eerste maanden, maar niet lang daarna ziet Alfred dat Julia voor hem de rechte niet is, en Julia voelt haren man aan haar dwanggareel ontsnappen. Heftige tooneelen hebben plaats tusschen man en vrouw. Om te eindigen een vreeselijke scène van smart en haat, gebroken sterkte en wilskracht, tusschen Alfred en Elza. Alfred vlucht weg, en Elza alleen gebleven en op het verleden terugblikkend, ziet ‘hoe de menschen ijveren en wroeten en toch is er niet een enkele die het pad kan ontwijken, dat het noodlot hem voorbestemd heeft.’ Wil de schrijver den vrijen wil loochenen en alles door het noodlot doen regeeren? Het lijkt er naar. En toch heeft L.M. zoo zorgvuldig elke toespeling op die thesis in zijn werk vermeden dat men heel verwonderd opkijkt bij het lezen van dien laatsten volzin. Nog een voorbehoud. Wat beteekenen die betrekkingen tusschen Alfred en Elza? De schrijver zegt het maar al te duidelijk, hoewel in bedekte bewoordingen. Laten wij liever dat potje gedekt; maar dit boek mag in geene jonge handen gegeven worden. En nu ter zake. L.M. heeft met veel voorliefde de twee hoofdpersonen geteekend: Alfred en Elza. Alfred heeft een wonder karakter; ‘zinnelijk’ zwak en besluiteloos, komt het plots op het einde in die woeste tooneelen tusschen man en vrouw tot een hardnekkigheid die men ternauwernood kan begrijpen. Elza daarentegen is eene liefelijke geestdriftige figuur, met eene hevig minnende ziel. Zij stelt voor eene bloem uit Vlaanderen. Uit kristen Vlaanderen? Nu liever geen bloemen dan | ||||||||||||||||||||
[pagina 502]
| ||||||||||||||||||||
bloemen van die soort. Hoe de schrijver de zaken ook voorstelle, dat hoofdpersonage leidt een verachtelijk leven, hoewel de heldin het met moeite (hoe wonder!) schijnt te begrijpen. Niet de minste wroeging in dit hart, geen pijnlijke strijd tusschen eergevoel en hartstocht, tusschen geweten en zondedrift. Neen, de schrijver moge over zulk eenen innerlijken strijd denken wat hij wil, hij moge hem misachten of goedkeuren - ons goed - maar dat die strijd bestaat, altijd bestaat, en zeker bij onze Vlaamsche burgermeisjes, dat blijft waar, en feiten brutaal wegcijferen daartoe heeft de schrijver het recht niet, ofwel moet de letterkundige waarde van zijn werk dalen. Toch is er goeds, veel goeds in dien roman. Schoone natuurtafereelen, met fijne pen geteekend, felle, heftige en trouw weergegeven gevoelens, huiselijke tooneelen met kunstenaarsblik afgekeken, en raak in leven gezet, eene intrigue beter ineengestoken dan die van vele moderne romans, dialogeering, hoewel nog schaars, toch hier en daar ingelascht en goed geslaagd, en daarbij een warme taal, zwierig gehanteerd, zoovele hoedanigheden die het boek in onze letterkunde burgerrecht verleenen. J.F. | ||||||||||||||||||||
Paascheieren. Lambrecht Lambrechts. Brussel. Vlaamsche Boekhandel. Kryn. 1908.Mang, een rijke boerenzoon en Jan, trompetter bij de soldaten, hebben het alle twee op Belleken gemunt, een speelsch maar braaf boerenmeisken. Belleken in ruzie met Jan, ziet hem toch liever dan de ruwe ongelikte boerenkinkel. Zoover staan de zaken: het ijsfeest is daar en een aardig spel met paascheieren brengt twee brave jongelui tot elkander, en maakt natuurlijk eenen derden sukkelaar zwaar ongelukkig, en wat nog erger is razend boos op het koppeltje. Jan en Belleken gaan 's avonds arm in arm huiswaarts, worden echter aangerand door nummer drie, en de trompetter blijft overdood daar liggen. Hulp daagt op, en de dokter belooft weldra een spoedige genezing. Alleluia. Dat en nog meer andere zaken staan er in het boekje (het formaat is zoo bitter klein) van Lambrecht Lambrechts. Netjes staat alles gerangschikt in eene lange reeks van 60 tot 70 mikroskopische hoofdstukjes, fijntjes achter elkaar geplaatst en zorgvuldig betiteld. Dat L.L. fijn kan nakijken, flink beschrijven en aangenaam vertellen daar valt niet aan te twijfelen. Menig tafereeltje, licht poetisch getint, en niettemin natuurgetrouw weergegeven, zal de fijnproevers waar genot schenken. Toch worden de zaken soms (bl. 33 en alg. bijv.) een weinig in het lange getrokken; de schrijver schijnt met zelfvoldoening ‘détail bij détail’ te voegen, waar hij met eene korte ingrijpende schets meer letterkundige schoonheid hadde kunnen verkrijgen. Wat de karakters betreft, die leeren wij veeleer kennen door den uitleg van den schrijver dan door de daden van de voorkomende personen. Eene figuur slechts is ten volle uitgewerkt: Belleken. Maar wat een wonder meisje! Het haalt een boel aardige streken uit, en tracht langs drollige en min of meer gevaarlijke omwegen aan haren Jan te geraken. Zoo iets klinkt | ||||||||||||||||||||
[pagina 503]
| ||||||||||||||||||||
al heel onwaarschijnlijk, al is het misschien waar, want de menschen zijn soms zoo verschrikkelijk hysterisch, en ‘le vrai peut quelquefois n'être pas vraisemblable’. Een weinig meer taalverzorging zou ook het werkje geen kwaad doen; gewestspraak geeft geen recht tot minder stijlverzorging. J.F. | ||||||||||||||||||||
Zedelijke opvoeding. J. Kooistra, te Groningen bij Wolters.In dit werk (reeds de zesde druk sedert 1905) richt de schrijfster zich tot al de opvoeders, zoo ouders als leermeesters en -meesteresen. Zij spreekt vooral over de opvoeding gedurende de jongere jaren van het kind: 't is overigens de meest beslissende periode. Het boek, in een keurige taal geschreven, is deugddoende en opwekkend. Men voelt dat eene warme liefde voor het kind die bladzijden bezielt, en wie aan opvoeding doet, moet dit werk lezen, al ware het slechts om voor zijn leeraarsbaantje, dat zoo gemakkelijk dagelijksche sleur wordt, nieuw leven en verschen moed op te doen. Praktische wenken, kostbare raadgevingen, zijn er overal in dit boek te vinden, en iedereen kan er het zijne uithalen. Doch vooral de hoofdstukken, die handelen over de persoonlijkheid van den opvoeder, en over de wijze van straffen, zijn gulden hoofdstukken, en ieder opvoeder diende die te lezen, te herlezen en te overwegen. Toch is niet alles volmaakt. Waarom geen duidelijker onderscheid tusschen de opvoeding 't huis en in de school, in de lagere en in de hoogere klassen, tusschen de opvoeding van jongens en van meisjes, van den armen en van den rijken stand. Op practisch gebied is 't immers noodig, broodnoodig dit onderscheid te maken, want hetgeen ouders kunnen, kunnen geen meesters, hetgeen goed is voor kleine meisjes is dikwijls slecht voor kleine jongens, en wat overbodig is bij rijken is somtijds hoogvereischt bij armen. Ware het werk meer systematisch aangelegd, het zou nog meer goed kunnen stichten. Eindelijk bestaat er een leemte, een spijtige leemte in het boek: geen woord wordt er gerept over de opvoedkundige waarde van godsdienstzin en godsdienstleer. Wat geloof en gebed bewerken in het jonge gemoed van het kind, wat de vreeze Gods en de vurige liefde voor de oneindige Goedheid kunnen teweeg brengen in die kleine gevoelige hartjes, kortom al wat confessionneele opvoeding en onderwijs zoo'n groote macht bijzetten, dat alles wordt systematisch doodgezwegen. De schrijfster schijnt niet te bemerken dat al die raadgevingen over oprechtheid, eerlijkheid en wat weet ik al, geen basis hebben zoo het godsdienstig begrip uit de opvoeding wordt gebannen. Kortom een leerrijk, heilzaam boek, maar spijtig genoeg niet volledig, en op sommige plaatsen niet systematisch genoeg ingedeeld. J.F. | ||||||||||||||||||||
Nuttige en schadelijke insecten, Smits van Burgst, 2e dr. P. Noordhoff, Groningen. 1908.Een pracht van een boek. 't Bevat de Latijnsche en Nederlandsche namen van al de inheemsche nuttige en schadelijke | ||||||||||||||||||||
[pagina 504]
| ||||||||||||||||||||
insecten. Na elken naam volgt een mededeeling over 't eigenaardige van leven en rol. De schrijver volgde, zooveel doenlijk, de beste Duitsche standaardwerken: van Henschel, van Judeich en Nitsche, vun Nüsslin. 't Boek is wetenschappelijke ernst en zorg van de eerste letter tot de laatste, de vrucht van 18 jaren practijk. Voor studiemannen en liefhebbers in land- en tuin- en boschbouw is 't een onmisbaar vade-mecum. E.K. | ||||||||||||||||||||
Schetsen en voordrachten over geloofsverdediging. (Tweede reeks), E. De Saegher, Jh. & S.T.D. Jules De Meester, Rousselare.De schrijver heeft ons korte schetsen willen geven d.i. de hoofdgedachten en de bijzonderste bewijzen die als korten inhoud kunnen dienen tot het geven van apologetische voordrachten. In deze tweede reeks behandelt men de mogelijkheid en kenbaarheid der openbaring, en de waarde der voorzeggingen en mirakelen. Alles staat er uitgelegd kort en goed zonder grooten bijhaal van zinnen. Het is een werkje dat voor onze voordrachtgevers in werkmanskringen en elders zeer nuttig kan zijn. Jammer dat eene kleine inhoudstafel ontbreekt. J.F. | ||||||||||||||||||||
De ware christen. Verzameling van gebeden en gezangen, door J. Van Goys, S.J., 4e uitgave. Lier, L. Taymans-Nezy, Groote Merkt, 1907.
| ||||||||||||||||||||
[pagina 505]
| ||||||||||||||||||||
Mooi nederland, Kalender voor 1909, uitgave van de firma S. Bakker Jz. te Hoog-Zaandijk, bij Amsterdam (Holland).Deze kalender treedt thans zijn 6en jaargang in en is voor het jaar 1909 al bijzonder fraai. Vooral de luxe-uitgave is een echte wandversiering. Elke dag brengt een Hollandsch landschap en een schilderij-reproductie in kleur den 1en van elke maand. Om deze plaatjes te kunnen bewaren en tevens een aardig overzicht te hebben, vervaardigde de uitgever een album; vooral de uitgave: Album met tekst van de voornaamste Nederlandsche plaatsen (bijschriften met opgaven van verschillende bezienswaardigheden, historische aangelegenheden; voortbrengselen, bevolking enz. enz.) is een bijzonder practische. - Prijzen: 1 kalender ‘Mooi Nederland’, gewone uitg. fr. p.p.f. 1.50, terwijl de luxe uitg. fr. p.p.f. 2.25 is. 't Album gewone uitg. kost fr. p.p.f. 1. -, de uitgave met tekst f. 1.25 fr. p.p. Voorts kosten 1 kal. en 1 album met tekst fr. p.p.f. 2.55 en 1 luxe kal. met tekstalbum f. 3.25 fr. p.p. Alle prijzen zijn inclusief 't aanteekenen, dus is men de zending gewaarborgd. | ||||||||||||||||||||
Algemeene catalogus van boeken uit noord en zuid, 2e uitgave. De Nederl. Boekhandel, Antwerpen.De 1e uitgave hiervan verscheen bij het Taal- en Letterkundig Congres te Brussel in 1906, maar het verschil tusschen de 1e en de 2e uitgave is zeer groot. Op 242 bladzijden (50 meer dan in de 1e) heeft men een overzicht van ruim 8000 titels op alle gebied, in 13 rubrieken verdeeld en voorzien van een praktisch algemeen register. Zoowel de philosoof als de werkman, de onderwijzer als de eenvoudige burger kan onmiddellijk vinden de boeken die op zijn vak betrekking hebben. Daarenboven is de geheele Catalogus versierd met 50 platen op kunstdrukpapier en verdeeld in 2 deelen: I. Wetenschappen, II. Taal- en Letterkunde en Kunst. Het lijdt geen twijfel of elke Vlaming, die eenige letterkundige ontwikkeling heeft, zal dezen catalogus willen bezitten. De 2 deelen bijeen kosten fr. 0.50, bij 10 exempl. fr. 0.40. | ||||||||||||||||||||
Revised Editions I. Baroness Orezy: Scarlet Pimpernel., edited by J. Grasé and A. Swaen, Groningen J.B. Wolters, 1908.Wolters doet weer iets zooals weinigen dat kunnen. Hij stelt een reeks Engelsche uitgaven in: romans, poedagogisch omgewerkt in dezen zin dat de tekst in de eerste hoofdstukken zoo gladjes mogelijk gemaakt, gaandeweg moeilijker wordt. Een derde van elke bladzijde is voor kantnota's uitgespaard: daar vindt de lezer elk ongewoon woord verklaard, elke uitdrukking die anders naar een groot woordenboek zou doen grijpen, met een klare omschrijving terechtgewezen. Komen de woorden, eens verklaard, verder terug, dan verwijst een cijfer naar de bladzijde, waarop die verklaring te vinden is. Dat is het stelsel van Graf von Pfeil, die voór enkele jaren voor 't eerst deze methode beproefde en er zeer gelukkig mee was. Alles laat voorzien dat ook deze nieuwe poedagogische poging bij ons zal inslaan, | ||||||||||||||||||||
[pagina 506]
| ||||||||||||||||||||
want met het aangename, zooals het voorhanden is in dit rein opgevatte en boeiend uitgewerkte ‘Scarlet Pimpernel’, vindt het nuttige van Grasé's en Swaen's werk ook wel zijn weg. Zooals het eerste woord van deze aanbeveling liet vermoeden, heeft de uitgever op deze boekjes weer zóó zijn zinnen gezet, dat het ware juweeltjes zijn; want de volgende nummers zullen zeker voor dit eerste niet onderdoen. | ||||||||||||||||||||
The Gruno Series VI. J. Anstey: Vice Versa or a Lesson to Fathers, adopted to the use of Dutch readers and annotated by L. Eykman and C. Voortman. V. Noordhoff, 1908, Groningen.Met een dergelijke uitgave als de daareven vermelde is Noordhoff sinds een drietal jaren bezig. Ook hij is er in geslaagd het oog te vleien met den opschik van zijn teksten. Hier zijn de uitlegnota's in 't Engelsch onderaan de bladzijden aangebracht, ook oordeelkundig genoeg om onze jongens zeer welkom te zijn, en ze in de meeste gevallen het lastige raadplegen te sparen van hun dictionary - een boek dat poedagogisch veel onverteerbaars aan zich heeft en dat overigens telkens de prettigste lezingen met zijn strenge schaduwe komt verstoren. - Tot nog toe verschenen in dit eigenaardig groen dosje: 1) J.H. Burnett: Little Lord Fauntleroy, 2d édition; 2) Capt. Marryat: The Children of the New Forest; 3) R. Buchanan: That Winter Night. And other Stories; 4) H. Montgomery: Misunderstood; 5) J.K. Jerome: Three Men in a Boot. En nu dit zesde. Wolters' uitgave zoowel als die van Noordhoff kost in haar fraaien band fl. 1.50; lang niet te veel betaald. | ||||||||||||||||||||
Zuid en noord, eene bloemlezing uit de beste Zuid- en Noordnederlandsche schrijvers, door P.E. Bauwens, S.J. - Eerste deel, voor minder gevorderde leerlingen. Achtste omgewerkte uitgave, 312 bl.; fr. 1.30. Drukkerij St Augustinus, Desclée, De Brouwer en Co. 1908.Ja wel, het staat er wezenlijk: ‘achtste uitgave’. Beter aanbeveling voor een schoolboek dan zulk een bijval na langdurig gebruik, ware bezwaarlijk te vinden. Schrijver zegt in zijn Voorbericht dat op zeventien jaren ongeveer dertig duizend exemplaren aan den man gebracht werden. En ondanks zijn menigvuldige bezigheden, zijn Oefeningen, Spraakkunsten, vertalingen uit Latijnsche schrijvers, en wat weet ik al, heeft hij nog tijd gevonden om dit eerste deel van Zuid en Noord om te werken. Een bloemlezing moet immers met den tijd meegaan. Zoo bleven ettelijke stukken achter, die al te afgetrokken, en niet belangwekkend genoeg voor jonge gemoederen waren, en zijn er andere, meestendeels uit de xviie eeuw en uit de modernen, in hun plaats getreden. Een andere voorname wijziging is de chronologische volgorde der uittreksels. Daar er nu toch over de indeeling in letterkundige soorten, in leer en toepassing, zoo geharreward wordt, en in onderscheiden handleidingen bij de studie der letterkunde ook verschillende rangschikking voorkomt, is de tijdsorde nog de beste, zoo er nochtans, gelijk bij P. Bauwens, een Tabel | ||||||||||||||||||||
[pagina 507]
| ||||||||||||||||||||
bijgevoegd wordt, waar de stukken tot eenige letterkundige hoofdsoorten tehuisgebracht zijn. Wat ook met een welgemeend welkom zal onthaald worden, is het eenigszins grooter formaat, en de grootere drukletter. Kortom van een goed werk heeft P. Bauwens een uitmuntend gemaakt. Schrijver is voornemens de andere boekdeelen van Zuid en Noord op dezelfde gewijzigde leest te schoeien, indien deze bijval geniet. Nu reeds mogen wij hem aanzetten tot dien nieuwen arbeid. Hij kon wellicht hier en daar een niet volstrekt noodige voetnoot weglaten, en de excerpten wat breeder opnemen: soms zouden eenige regeltjes meer van pas komen om de stukken nog beter te situeeren, of, om aan een verhaaltje een meer bevredigend besluit te geven. Bij dien onvermoeibaren vlaamschen ijver van P. Bauwens, en andere Jezuieten, vragen wij ons af, of er nog gezegd zal worden dat de Jezuieten niets doen voor de Vlaamsche belangen. Och kom, laten wij malkander leeren kennen; laten wij broederlijk de hand reiken aan strijders die zich wellicht dapperder weerden en nuttiger werk deden dan sommige haantjes vooruit, om het Vlaamsch in beschaafde kringen, tot zijn recht te laten komen: wat toch onontbeerlijk is om godsdienst en goede zeden in ons volk, ja in gansch België, te handhaven. S., J.S. | ||||||||||||||||||||
Ingekomen boeken ter bespreking:
| ||||||||||||||||||||
[pagina 508]
| ||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||
Uitgaven van J.B. Wolters:
|
|