| |
| |
| |
Boekennieuws
De grondslagen eener nieuwe poëzie: proeve tot een maatschappelijke kunstleer tegenover het naturalisme en anarchisme, de Tachtigers en hun decadenten, door C.S. Adama van Scheltema. - W.L. & J. Brusse, 1907, Rotterdam, 250 blz.
Waarachtig, het ligt hier handtastelijk voor mij, het evangelie van den nieuwen cultus, het letterkundig programma der twintigste eeuw, het requiescant in pace van de Nieuwe Gidsers, die met hun mode, - welke de wet en de profeten was voor eeuwig - allengskens de dertig jaar naderen, den fatidieken leeftijd voor alle letterkundige modes.
Dit nieuw evangelie is van niemand meer dan van een mensch: het zal dus wel gebreken hebben; en 't is van een heel raar mensch, - 't geen zijn gebreken niet vermindert.
Vooreerst is Adama een materialistische messias; een die volstrekt niets wil van Christendom of God of al dien rommel die zijn vlucht belemmert naar 't groot-heerlijk menschenheil van 't philosophische socialisme. De sociaal-democratie in het leven en in de kunst: dat wil deze poëtiek der gemeenschap.
Deze dichter-socialist noemt zichzelf geen messias, ook geen wereldontdekker; enkel meent hij te zijn de vinder van 't schiereiland der kunst gehecht aan 't groote vasteland, ons door de Duitsche wijsgeeren Marx en Dietzgen cadeau gedaan: de paradijzen van 't historisch materialisme en de materialistische dialectiek.
Als ge nu beschikt over een struisvogelmaag en over een olifanten-verduwingsvermogen, lees dan Dietzgen, door Scheltema gefiltreerd van blz. 45 tot blz. 83. Ge zult dan vernemen wat het zegt den grondfactor der oeconomische samenleving sociaal-democratisch te beschouwen, ge zult wetenschappelijk inzien het axioma dat de waar bij uitnemendheid is de arbeidskracht, ge zult vernemen hoe uit het besteden der arbeidskracht de klassenstrijd is geboren, ge zult u inwijden in de theorie van het kenvermogen, en ge zult opgaan in de practijk er van bij het onderscheiden van het wezen der dingen, en van het goede, het zedelijke en het heilige; en ge zult u ten slotte dubbel gelukkig voelen dat ge voor dat alles een oplossing hebt gekregen, zooveel eenvoudiger, zooveel verheffender, en vooral zooveel zaliger, al vóór uw eerste Communie.
't Geen Marx en Dielzgen hebben verkondigd over de geschiedenis en het leven gaat nu door Scheltema worden voortgetrokken tot de kunst. De sociaal-democratische levensbeschouwing is eigenlijk een opklimmen van de bijzonderheid naar de veralgemeening. Dat moet nu ook de weg en de wet worden van alle kunst, en dat is eigenlijk de thesis van deze
| |
| |
nieuwe schoonheidsleer: kunst genietbaar voor het volk. Lang geen kwalijke, maar nog minder een nieuwe stelling. Met die leuze begint hij vooreerst het heele werk van de tachtigers aan stukken te gooien. Die hadden immers juist een tegenovergestelden kunstregel, en wilden allen van het algemeene naar de verbijzondering. Dr Schaepman vond heel eenvoudig dat hun kunst niet sociaal was. Maar dat is al te simpel en lang niet wetenschappelijk genoeg voor verfijnd-wijsgeerige schoonheids-bepalers.
Adama heeft echter met zijn wijde en weidsche boek nog niet een volledige kunstwet gegeven. Want hij begint al dadelijk met het proza buiten behandeling te zetten. Dat is al zeer bedenkelijk voor een kind van den tijd, waarin het proza zich heeft geopenbaard als zijnde een gansch eigen kunst van rythmeeren, zoo vol geluidschoonheid als de stijl die men indertijd enkel om het rijm ‘gebonden’ heette; waarin de prozaschrijver zich even groote taalkunsteischen heeft opgelegd als hij die zijn poëzie in verzen giet. In een van zijn talrijke naïeve verklaringen biecht overigens Adama rechtuit: ‘Wij vertrekken stilzwijgend van de meening, dat het z.g.n. letterkundig proza een minder volmaakte vorm der dichtkunst is, die in een latere samenleving het gemeengoed van de groote meerderheid zal worden en nog slechts gebruikt in het grensgebied van wetenschap en kunst (inz. de psychologische roman), terwijl de poëzie dan de meer algemeene vorm van taalkunst zal wezen.’ Freytag heeft het dus met zijn Erinnerungen leelijk laten liggen. En al de ongelukkigen die na Balzac en Dickens en Newman en Tolstoj geloofden in de wereldwijde toekomst van het proza! Geen wonder dat hij die zoo weinig voelt voor dit kunstvak zoo slecht gestyleerd werk heeft geleverd.
Even onrechtvaardig als jegens het proza is Adama van Scheltema jegens de epiek. Schrijver doet niet mee aan de gewone vak-onderscheiding omdat de epiek altijd is terug te brengen tot lyriek of dramaturgie, en wijl het voor ons betoog geen nut heeft een afzonderlijken vorm voor haar aan te nemen.’ Dat ‘betoog-nut’ is hier kostelijk. 't Is immers duidelijk dat men evengoed de lyriek of het drama kan terzijde zetten, en zelfs dat men zeggen kan: de lyriek en het drama moeten tot de epiek worden herleid; immers de epiek verhaalt, en in de lyriek doet de dichter niets anders dan verhalen van zichzelf, terwijl in het drama de personen al handelend verhalen van zichzelf.
En toch, ondanks de lollige atheïstische verwaandheid van dezen piepjongen wijsgeer, ondanks de naïeve uitstalling zijner geleerdheden, ondanks zijn wraakroepende zonden tegen breedzuiver inzicht en gezond-verstandelijke logica, ondanks de ‘overtuiging’ van dezen dweper met schoonheid dat het primaire van alle kunst berust op sensualiteit en ‘ligt beneden den navel’ - toch heeft Adama een boek geschreven met heel veel goede dingen daarin; zelfs.... Spiritus flat ubi vult.... met een klinkende hulde aan Gezelle!
Laat maar even de X-stralen gaan door die geatrophieerdsocialistische buikigheid, en ge ontdekt in deze poëtiek een streng geraamte, een kern-gezonde idee, haar vaste lijnen ordenend tot een geheel, tot een gesloten stelsel midden in de chaotische verwarring onzer huidige letteren. Want dit staat al vast:
| |
| |
niemand onder onze modernen - ook de vier sterksten niet - heeft bewezen dat hij in staat was zijn leer in een afgerond systema op vaste voeten te zetten. Met veel valsch a-priorisme in de keuze der stoffen is hier toch een groote synthetische bouwkracht aan 't werk geweest.
In alle mogelijke vertakkingen is de kunsttheorie der veralgemeening van het persoonlijke voorbeeldig gevolgelijk uitgewerkt en met een hardnekkigheid, die zelfs zondige Schadenfreude wordt, zijn de zonden der modernen tegen het nieuwe shibboleth uitgehaald.
Scheltema doet dat in vorm van wandeling door den modernen Bacchuskelder: op al de voedervaten gaat hij kloppen, en hij vindt ze alle leeggeloopen. Wel heeft het in de Nieuwe Gids geëchood van:
De ouders kweeken kind en brengen 't groot met smart,
De kleine treên op 't kleed, de groote treên op 't hart,
maar, al is 't bedrijf meedoogenloos-hard, toch is 't hier wel van boontje komt om zijn loontje. 't Geen in '80 door de ‘jongens’ van toen werd verricht wordt nu door dezen ‘jongen’ gepleegd. Eén ding moet gezegd: het heerlijke schelden van toen heeft Scheltema niet overgeleerd. Draagt hij degelijker dingen in zijn kop, hij krijgt ze veel minder schoon uit zijn pen.
De diepere bron der moderne kwalen vindt Scheltema in 't anarchisme der tachtigers. Ze wilden van geen regels, van geen wetten; ze waren lichamelijk te genotzuchtig en verstandelijk te lui om te leeren hun tijd begrijpen met zijn wetenschap, zijn maatschappelijke noodwendigheden en zijn evolueerende verschijnselen. De kunst werd naturalistische detail-afkijkerij en erotisch decadentisme: gemakzucht verlamde de groote synthesis, verbande de verbeelding en vervluchtigde de poëzie. De dichter die geen idealen mèer had, aanvaardde als ideaal, de werkelijkheid van zijn eigen leeggeloopen ziel.
Dit is de eind-balans, als men niet meerekent de enkele ongemeene schoonheden die schitteren uit Kloos, Van Eeden, Bastiaanse. Ook Gorter glansde eenmaal, maar is uitgeglansd, wijl hij... socialist werd, een ander socialist dan Adama zelf. Met het socialisme van Henriette Roland-Holst is er ook niets aan te vangen, en met haar dichtkunst evenmin. Hier spreekt de haat, de dorre, onvruchtbare haat. Maar elders heeft Scheltema, waar hij zich niet aan brutale uitflapsels te buiten gaat, onze modernen hun welverdiende zaligheid gezegd.
Het laatste deel van de Poëtiek, de dramaturgie, vangt aan op 't platteland der decors, kostumen, regisseurs en spelers, waar 't klimt aldra tot waar duistere wolken weer samenkruien: de theorie en de practijk der burgerlijke moraal en de idem's der socialistische; de toppen verhelderen waar de oude en de nieuwe conflicten worden opgelost en waar de bespiegelingen opgaan over den lyrieker en dramatieker, alsook over den kunstenaar als mensch. Maar ten slotte dreigt daar weer een diepe kolk van auto-contemplatie....
Denk weg uit dit boek de zwakke ijdelheid en de sterke hoovaardij, dan blijft er nog stof genoeg voor zeer heilzame letterkundige meditaties.
J.P.
| |
| |
| |
Van Nederlandsche letteren, door Pater Linnebank. - Vict. Delille, Maldeghem, 1907. 65e nummer van de Duimpjesuitgave.
Een kloek, frisch, door-en-door gezond boekje van dien kloeken, frisschen, door-en-door-gezonden pater. Beter had hij zijn werk betiteld: Van Vlaamsche Letteren, 't zijn immers allen Vlamingen die voor de pinne komen. Al die stukken verschenen vroeger in 't Centrum, waar Pater Linnebank het zich tot een taak heeft gesteld het Noorden over 't nieuwe Vlaamsche broederland in te lichten. 't Is dus krantenwerk, zegt Pater Linnebank. 't Akkoord, maar krantenwerk, zooals men het ginder, niet hier kan vinden. Kranten, op wier kantoor men dadelijk zou afwijzen 't werk van velen die hier boeken schrijven.
Pater Linnebank geeft u zijn meening over Streuvels en Rodenbach, Teirlinck en Van de Woestijne, Stijns en Buysse, Lenaerts en Cuppens, Verriest en Mervillie, Vermeersch en De Cock en anderen nog; hij zegt goed waar 't mag en slecht waar 't moet. En hij doet het prettig en pittig zooals maar weinigen 't hem zouden afdoen. Hij is liever speelsch dan diep, en vindt de plooien van zijn gezicht meer getrokken naar studie-in-jolijt dan naar doorwroetend blokkerschap. Zij die daarom zouden meenen dat Pater Linnebank oppervlakkig is mag ik geruststellen met de verzekering dat niemand in 't heele Holland onze Vlaamsche schrijvers zoo goed kent en zoo gewetensvol nagaat als Pater Linnebank. Wel mocht ik wenschen dat zijn maten en gewichten ook nog een ander ijkmerk droegen dan dat van de Nieuwe Gids, want ik geloof dat ze over jaren bij een nieuwe keuring niet meer zoo heel stipt zullen worden bevonden. In elk geval wed ik dat hij zelfs nu bij nauwer nawegen er niet meer toe komen zal, Godfried Hermans een Bilderdijkiaan te heeten; daarvoor is deze dichter toch te vol Dantesk-Katholieken gloed.
Er blijven trouwens genoeg model-bladzijden in Pater Linnebank's boekje. Bladzijden die me doen denken aan een lijster; ze boort haren bek in 't beste wat er pronkt op onzen Vlaamschen boomgaard; maar daarna kwettert en zingt ze haren dank dat het heerlijk helmt door onze gouwen.
| |
René de Clercq, Eene Letterkundige Studie door Aran Burfs. De Vlaamsche Boekhandel, Brussel, 1908.
Die de beide boekjes las, dat van Pater Linnebank en dat van Aran Burfs zal 't natuurlijk vinden dat ze een plaatsje krijgen bij malkaar. Aran Burfs heeft immers ten dienste van zijn dichter dezelfde gaven gesteld als die we daar straks waardeerden. Daarom vallen we niet in herhaling. Bij beiden dezelfde pret, en heeft Burfs minder stevig-logischen ondergrond, hij schept zich zelf een atmosfeer waarin hij 't uithoudt met langeren lyrischen ademtocht. En De Clercq verdient wat Aran Burfs hem geeft, maar - om nu eenmaal te spreken als iemand die een bloemententoonstelling te beredderen heeft - 'k zou zeggen dat er hier te veel guirlandes liggen op een te klein bestek.
J.P.
| |
| |
| |
I. Jermola en zijn aangenomen zoon. Een Poolsche Geschiedenis; naar het Fransch van Etienne Marcel, laureaat van de Fransche Akademie, door P. Buissink, Pastoor. Uitg. ‘Werk van den H. Carolus Borromeus’ te Geeraardsbergen; z.j., 262 blz. in 8o; met platen.
II. Aan de voeten van O.L. Vrouw van Lourdes. Indrukken en Herinneringen van een pelgrim. Naar het Fransch van den eerw. heer H. Calhiat, bewerkt door P. Buissink. Pr. Uitg. idem. 302 blz. in 8o; met platen.
III. Het huwelijk in de katholieke kerk, door P. Buissink, Pr. Kerkelijk goedgekeurd. Een woord tot verloofden en jonggehuwden. Uitg. H. van Alfen, te Amsterdam; 54 blz., 0.60 fr.
Goede leesboeken zullen er nimmer genoeg zijn. Wel verschijnt er veel nieuws op onze boekenmerkt, doch ik durf betwijfelen of het al gezonde volkslectuur is: zeker is het, dat de gewone man de meeste onzer thans opgevijzelde uitgaven onverschillig voorbijgaat, en om zijne leeslust te voldoen grijpt hij naar de mengelwerken onzer centenpers en naar de vertaalde boeken van uitheemsche schrijvers. Als die vertalingen dan maar met zorg afgemaakt zijn in lossen trant en keurige taal! - In Jermola levert de heer Buissink ons eene Poolsche geschiedenis, waar Kraszewski de schrijver van is. In het voorbericht wordt over dien Polak gezegd: ‘Hij behoort tot die talrijke en schitterende rij volksschrijvers, die na Mickiewicz, Slowacki, Sig. Krasinski tot taak kozen de harten hunner landgenooten met eene heilige vaderlandsliefde te ontsteken...’ Boeiend is dit verhaal, stichtend zelfs; de vertaling er van is niet stroef, maar over 't algemeen vloeibaar en klaar: kortom een goed volksboek. Hier en daar stoot men nog op drukfouten; soms ook hapert er iets aan den zinbouw: althans mijn oor voelde zich wel wat gekwetst. Kleinigheden nochtans. - Hetzelfde durf ik getuigen van het tweede boek. De vertaler heet Calhiat's werk ‘een heerlijk boek.... zoo vol van schoone gedachten en geschreven met zoo warm kloppend hart’. Heer Buissinck heeft gelijk den lezer te verwittigen, dat ‘de schrijver een Franschman is en daarbij een vurig vaderlander’. Sommige van die pocherijen hadde ik toch liever weggelaten. Wat beteekenen b.v. snoeverijen als deze: ‘De liefde is christen van geboorte, maar men kan zeggen, dat zij Fransch van aanneming is’? Al flauwiteiten. Ik zet de vertaling van Jermola boven die van Lourdes: in deze laatste riekt menige uitdrukking nog wat te Fransch. - Het derde boekje worde onzen priesters ter verspreiding aanbevolen. Het handelt eerst over
het ontvangen van het Sacrament des Huwelijks en daarna over de plichten van den huwelijken staat. De getrouwden hebben namelijk plichten jegens zich zelven, jegens kinderen, bloedverwanten en huisgenooten. Getroosten de jonggehuwden zich de moeite dit boekje te lezen, - en o ja! God geve het! - zij zullen er veel goeds in aantreffen: dingen waar de wereld, eilaas! zich zóó weinig nog om bekommert.
J.v.O.
| |
| |
| |
De bijbel werd onder Gods ingeving geschreven, J. Buelens, 2e druk Brecht, L. Braeckmans 1908. 46 blz. fr. 0.15.
Dit model-vlugschriftje is een antwoord op 't strooiblad van de ‘Presse libérale gantoise’ De Bijbel werd niet onder Gods ingeving geschreven.’ Veel wetenschap - en van de onmisbaarste - is hier toebereid voor het volk in goed verteerbare, aantrekkelijke kost.
| |
Schoolboeken
English Synonyms Explained and Illustrated door J.H.A. Gunther. - 490 bl. f. 2.90. J.B. Wolters, Groningen 1904.
Sla om het even welk boek van Günther op en gij wordt aanstonds getroffen door de verbazende werkkracht en kennis van den schrijver. Zijne English Synonyms, een boekdeel van 490 bl., getuigt daarvan eens te meer.
In het Engelsch, meer nog dan in het Duitsch, blijft een trouwe gids bij het gebruik van zinverwanten onmisbaar, als men denkt aan het overgroot aantal woorden van Romaanschen oorsprong die in het Engelsch zijn binnengeslopen en begrippen uitdrukken, die vroeger heel dikwijls door woorden van Germaansche afkomst weergegeven werden. In den beginne was het gebruik van het Romaansch of het Gemaansch woord vrij willekeurig, doch later hechtte men aan een van beide eene bijzondere beteekenis; ofwel werd het eene enkel gebezigd door den geleerde en het ander door den gewonen man, enz. Nemen wij b.v. de synoniemen voor het woord begrafenis; daar vinden we: burial, interment, funeral, obsequies, inhumation en sepulture, en bij ieder wordt de juiste beteekenis aangeduid en opgehelderd door enkele voorbeelden. Deze zijn ontleend aan de werken van de schrijvers uit de laatste vijftig jaar, zoowel letterkundige als wetenschappelijke, zoodat we een getrouw beeld verkrijgen van hetgeen het modern Engelsch is. We moeten nog aanstippen dat de schrijver uitgaat van het Engelsch, de verklaringen in het Engelsch opgeeft aan de hand van de beste Engelsche woordenboeken en slechts zelden, duidelijkheidshalve, zijne toevlucht neemt tot het Nederlandsch.
Wij aarzelen niet om dit werk aan te bevelen bij alwie zich op de grondige studie van de Engelsche taal wil toeleggen en ze in hare fijnste schakeeringen wenscht te kennen.
J.K.
| |
K. ten Bruggencate's Engelsch woordenboek. 4e uitgave bezorgd door H. Van der Wal. Deel I, Engelsch-Nederlandsch, 632 bl. Deel II, Nederlandsch-Engelsch, 684 bl. f 2.70 per deel. J.B. Wolters, Groningen 1907.
Wie onder de leeraars en beoefenaars der Engelsche taal, kent het voortreffelijk woordenboek van Ten Bruggencate niet? Daar hebben wij nu reeds de vierde uitgave bezorgd door Ten Bruggencate's vroegeren collega Van der Wal, leeraar aan de Hoogere Burgerschool, te Leeuwarden.
| |
| |
Behalve de verschillende beteekenissen van ieder woord in eene der beide talen, hebben de schrijvers ook vele idiomatische uitdrukkingen aangegeven met de overeenkomstige vertaling. Dit vooral is onmisbaar voor degenen wier woordenschat zich enkel beperkt tot hetgeen men het klassieke Engelsch noemen mag. In het Engelsch-Nederlandsch deel wordt bij ieder woord de uitspraak in phonetisch geschrift afgebeeld; in het ander wordt door een vette letter de klemtoon aangeduid. Het eerste deel bevat een aantal eigennamen en inzonderheid geographische namen, met opgave van de uitspraak, hetgeen zeer voordeelig is.
Een enkele kleine aanvulling wenschte ik er te zien inbrengen nl. de tabel van de hoofdtijden der Engelsche werkwoorden, om het werk nog bruikbaarder te maken.
Moge Ten Bruggencate's woordenboek onder de leiding van Van der Wal, schrijver van de hoogst belangrijke Pictures from England en London Pictures, vele snel elkander opeenvolgende uitgaven beleven!
J.K.
| |
Engelsch leesboek voor handelsscholen door J.J. Leliveld leeraar aan de technische school en de Vereeniging ‘Handelsonderwijs’ te Amsterdam. J.B. Wolters, Groningen.
Met dit boek ‘slaat de schrijver twee vliegen in éénen klap’: hij bezorgt de leerlingen aangename lezing in degelijk Engelsch, en, terwijl hij hun de taal leert, wijdt hij hen in, in de handelskennis en de handelsterminologie. Wij vinden er ernstige verhalen, anekdoten, wetenschappelijke stukjes, alle uiterst geschikt om den jongen lezer te boeien en van het ‘Engelsch leeren’ eene aangename bezigheid te maken. Daar hier personen en toestanden uit de handelswereld gekenschetst worden, kunnen de voorkomende handelsuitdrukkingen meteen dienen tot herhaling van hetgeen in de terminologieles geleerd is. Daartoe heeft de schrijver tal van aanteekeningen onderaan iedere bladzijde geplaatst, waar hij, door bepaling, omschrijving of svnoniem, het handelswoord of de handelsuitdrukking klaar uitlegt. Wat er hier volstrekt goed te keuren valt, is dat de schrijver de taal aan wil leeren door de taal, zonder het nochtans zooverre te drijven, alle vertaling buiten te sluiten: waarom toch, wanneer het Nederlandsch woord kort en klaar den echten zin van 't Engelsch weergeeft, de vertaling stelselmatig verwijderen en zijnen tijd verliezen met omschrijvingen of bepalingen, die de zaak dikwijls al weinig klaarder maken, terwijl, met het woord in zijne moedertaal te hooren, de leerling seffens verstaat?
Dit werkje is ook geschikt voor de hoogste klasse van H.B.S. met drij-jarigen leergang, waarvan de leerlingen later hunne studie in de handelsklassen voortzetten.
| |
P.R. Bos, Schoolatlas der geheele aarde, bewerkt door J.F. Niermeyer. 18e druk. Groningen, J.B. Wolters, 1908.
De herdrukken van dezen atlas verschijnen sinds 1878 bijna periodiek, en al wordt het tijdperk tusschen de data van ver- | |
| |
schijning der verschillende herdrukken telkens kleiner, wij willen bij deze gelegenheid uwe aandacht bepaaldelijk voor deze uitgave vragen.
Het lievelingswerk van wijlen P.R. Bos, geograaf van naam, en door zijn praktijk kenner bij uitnemendheid van het lager en middelbaar onderwijs in al zijne deelen, werd na zijn dood voortgezet door J.F. Niermeyer, leeraar aan het Gymnasium te Rotterdam, zoodanig, dat in de eerste plaats aan den zelfstandig en wetenschappelijken opzet van den atlas streng werd vastgehouden, zonder dat zijn groote bruikbaarheid voor de verschillende Nederlandsche Onderwijsinrichtingen werd verminderd.
De lithografische uitvoering, van beginne aan door de firma J.H.v.d. Weyer bezorgd, volgde de groote ontwikkeling der steendrukkunst. Van zulk een atlas hebben wij in België, ondanks al het fraaie en degelijke dat we al bezitten, volstrekt geen benul.
| |
J. Worp, Kleine muziekleer voor onderwijzers der lagere school en muziekbeoefenaars, bewerkt en uitgebreid door S. Van Milligen. - 13e druk. Te Groningen bij J.B. Wolters, 1908, 160 blz.
De dertiende druk zegt aanstonds dat wij met een werkje van belang te doen hebben en inderdaad een nauwkeurig onderzoek laat zien dat de verschillende onderwerpen: Tonen- en Notenstelsel, Sleutels, Maat en Maatsoorten, Melodie, Rhythmus, Fraseering enz. op bekwame en tevens eenvoudige wijze behandeld zijn. Liefhebbers, wien de tijd ontbreekt om grondige studiën over Harmonie te doen, zullen hier hunne gading vinden. Bij deze dus is dit werkje warm aanbevolen.
J. Stuyck.
| |
Duitsche keurboekerij, voor Nederlandsche scholen bewerkt en van aanteekeningen voorzien door G. Van Poppel. - Elk deeltje fl. 0.25. Kerkrade, N. Alberts.
Bij 't aanvangen van zijn onderneming die veel pret en veel pracht van jonge Duitsche letteren in onze colleges zal binnenbrengen, werd hier een kort, maar waardeerend woord aan Van Poppel's werk gewijd. Behalve de twee toen besproken keurboekjes, 't eerste uit Detlev von Liliencron en het tweede uit Marie von Ebner-Eschenbach zijn thans verschenen:
Nr 3: Mörike; Mozart auf der Reise nach Prag; nr 4 Timm Kröger; Dreschermelodïen - Im Nebel; nr 5: Lulu von Strausz und Torney; Balladen und Lieder-Bauernstolz. Niets moet worden teruggenomen van den lof gelegd op de eerste twee nummers. De keus blijft uitstekend; 't literaire Duitschland op zijn best geeft hier aan onze jongens humor en ontroering en geestdrift naar hartelust. De levensschetsen voor- en de aanteekeningen onderaan den tekst zijn een mooi geschenk, want dit alles wordt ons voor een spotprijsje gegund.
| |
Nederlandsche schrijvers voor het middelbaar onderwijs: 1. Hilda Ram; 2 Schaepman, proza, L. Van Hoof-Roelans, Hoogstraten, Prijs per deeltje: fr. 0.25.
Ook de heeren van 't Seminarie van Hoogstraten durven en
| |
| |
kunnen wat. Dat blijkt eens te meer uit deze onderneming. Men zal 't immers geen mensch kwalijk nemen dat hij grieven blijft koesteren tegen 't geen we in Zuid-Nederland aan bloemlezingen hebben. Hoe goed gekozen en nog beter gemeend de stukken soms zijn voor de lagere klassen; voor de hoogere humaniora ligt de daad van Ariadne nog niet voor 't grijpen. Men wil thans in Hoogstraten beproeven hem door deze serie keurboekjes heen te rijgen. En als men voortgaat gelijk men begon zou 'k niet weten waarom de proef niet slagen zou. Enkel voor Hilda Ram mocht men er eindelijk eens op wijzen hoe Van Droogenbroeck's invloed haar niet altijd ten zegen is geweest, en hoe 't klassieke metrum, haar opgedrongen door haar meester in de techniek, veelal voor haar kunst een boei is geweest die prangde tot stikkens. Overigens is de keus uit haar werk, zoowel als uit het proza van Schaepman, gelukkig en karakteristisch.
| |
Hoofdelijk rekenen door De Vries, (hoofd eener school te S' Gravenhage). Noordhoff, Groningen.
Die boekjes munten vooral uit door de verscheidenheid in de stof. De kinderen moeten voorbereid worden tot het gebruik dier boekjes door een verstandig onderwijs in de lagere en middelklas. Die ze met verstand doorwerkt hebben zijn flinke rekenaars.
| |
Vraagstukken ter oefening in de algebra en in de meetkunde. (Tweede stukje) door Wisselink, directeur te Heerenveen. P. Noordhoff, Groningen.
Wat vooral de uitstekende boekjes kenmerkt is de verscheidenheid en de gelukkige keuze der opgaven. Het is dan ook niet te verwonderen dat die werkjes reeds eenen 9en druk beleven. Gaarne zouden wij ze in onze scholen gebruikt zien want zij zijn practischer en vooral duidelijker voor eerstbeginnenden dan vele Fransche werken.
| |
Leerboek der rekenkunde, (eerste en tweede deel), door L. bij de Ley, onderwijzer aan de normaallessen te Leeuwarden. J.B. Wolters, Groningen.
Dit boek verraadt den ervaren schrijver die zijne bewijzen zoo duidelijk maakt dat ze door allen kunnen verstaan worden. Dit werk zou onze Vlaamsche normalisten of studenten-ingenieurs tot groot nut kunnen strekken, daar het alles bevat wat hun het programma voorschrijft. De heer Bij de Ley heeft daarbij uit zijne werken alle uitheemsche woorden verbannen, hetgeen de lezing aangenamer maakt.
H.V.
Leeraar in de wiskunde.
| |
Ingekomen boeken ter bespreking:
Uitgaven van J.B. Wolters, Groningen:
M. en L. Leopold, Oud en Nieuw, Letterkundig Leesboek, samengesteld door - 1e bundel, 5e, herziene druk, 504 bl. fl. 1.75. |
| |
| |
M.J. Koenen, Uit onzen Taalschat, III. Het eerste stelboek, vervolg op het admissie-examen, 225 methodisch gerangschikte stel- en spreekoefeningen voor de eerste klasse van normaalen kweekscholen en scholen M.O. (Deze taalcursus bestaat uit vier deeltjes) 1e druk, 172 blz. |
|
I. Van Gelderen, Theorie en Praclijk, kleine praktische spraakkunst ten dienste van de hoogste klasse lager onderwijs en van de laagste klasse voortgezet onderwijs. 4e dr. 95 blz. fl. 0.60. |
|
E. Rijpma. De Nederlandsche Taal, een studie- en repetitieboek voor candidaat-hoofdonderwijzers, 144 blz. fl. 1.00. |
|
Joh. A. Leopold, Kleine Deutsche Sprachschule, practische handleiding, 6e dr. 205 blz. fl. 1.25. |
|
I. Kooistra, Zedelijke Opvoeding, 6e veel vermeerderde druk. 252 blz. fl. 2.50. |
|
G.C.F. Van der Laan, Ons Toonstelsel, eenvoudige theorie der muziek, voornamelijk ten dienste van onderwijzers, 2e druk, 167 blz. fl. 1.00. |
|
J.L.Ph. Duyser, Theoretisch-practische handleiding ten gebruike bij het onderwijs in de Nederlandsche taal, aan middelbare en andere scholen, 1e cursus, compleet in 3 cursussen, 8o dr. 84 bl. fl. 0.50. |
|
W. Hardenberg, Illustratief Teekenen op het zwarte bord, handboekje ten dienste van het onderwijs op de lagere scholen en bewaarscholen. 357 teekeningen, fl. 1.25. |
|
J.L.Ph. Duyser en H.W. Groeneveld, Nederlandsche Lectuur, proza en poëzie voor middelbare en andere scholen, 2e deeltje, 4e druk, 214 blz. fl. 0.75. |
|
Beekman en Van Goor, Oefeningen in het spreken en schrijven der Duitsche taal, I, 10e druk, 148 blz. fl. 1.00. |
|
Joh. A. Leopold, Hochdeutsche Sprachschule für Niederländer, 10e druk, 270 blz. fl. 0.90. |
|
Ch. Altena, Hochdeutsche Sprachlehre für Niederländische Schulen, 2e druk, 68 blz. fl. 0.50. |
| |
Uitgaven van P. Noordhoff, Groningen:
J. Anstey. The Gruno Series VI, Vice-Versa or A Lesson to Fathers. 282 blz. Pr. fl. 1.50. |
|
P. Wydenes en Dr D. De Lange, Leerboek der Algebra, deel II, 150 blz. fl. 1.00. |
|
W.H. Wisselink, Vraagstukken Algebra, 3 st. 7 dr. 72 bl. fl. 0.50. |
|
H. Hemkes, Uit de kennis der natuur. 7e dr., 112 bl. fl. 0.35. |
|
R. Bos, Op reis door Europa, 2 deeltjes 128 en 126 bl. elk fl. 0.30. |
|
M.J. Van Eyndhoven, Taalkundig allerlei, 74 bl. fl. 0.40. |
|
Th. Kuyper, Nederlandsche Taaloefeningen, 2e deel, 3e dr. 118 bl. fl. 0.30. |
|
J. Veldkamp en K. De Boer, Kun je nog zingen, zing dan mee, 200 bl. |
| |
| |
F. Coppée, Contes choisis, 150 bl. fl. 0.60. |
|
A. Blauw, Beknopt vraagboekje der Bijbelsche Geschiedenis, 2e dr. 38 bl. fl. 0.15. |
|
R. Boosman en A. Brands, Cijferoefeningen, (aansluiting bij nieuwe Rekenschool), totaal 224 bl. 4 stukjes, elk fl. 0.20. |
|
W.H. Wisselink, Kern van de Theorie der Rekenkunde, 1e stukje, 6e dr. 80 bl. fl. 0.50. |
|
R. Dijkstra. Erstes Deutsche Lesebuch, 2e dr. 88 bl. fl. 0.60. |
|
D. Dijkstra. Wenken en Schetsen voor het maken van opstellen. 2e dr. 92 bl. fl. 0.50. |
|
T. Pluim, Kern der Aardrijkskunde, voor Nederland, 2e dr. 188 bl. fl. 1.00. |
|
Dr J. Van Wageningen, Gids voor Gymnasiasten, 4e dr. 164 bl. fl. 1.00. |
|
A. Blauw, Vroeg tot God, Leesboek voor huisgezin, enz. 120 bl. fl. 0.30. |
|
W.H. Wisselink, Een en ander uit de Practijk, (Vennootschappen, Assoc. Hyp. enz. 2e st. 3e dr. fl. 0.30. |
|
B. Laarman, Een studieboek voor Candidaat-Hoofdonderwijzers, deel I, De Vaardigheidsvakken (behalve het rekenen. 246 bl. fl. 1.80. |
|
Dr Ch. Sarauw, Duitsch Leesboek, 1e en 2e deel, 130 en 110 bl. elk fl. 0.65. |
|
W. Westerhof, Gids bij het oplossen van Examenvraagstukken. 86 bl. fl. 0.45. |
| |
Uitgaven van L.C.G. Malmberg, Nijmegen:
E.J.B. Jansen, De ware Kloosterling, volgens de leer van den H. Franciscus van Sales, 527 blz. Pr. fl. 2.25. |
|
P. Evarist Bauwens, Dokter Willem II, blijspel in 2 bedr. 67 blz. nr 59 van de Tooneelstukken geschikt voor Vereenigingen. |
|
Selby, Frederik de Groote, blijspel in één bedrijf, 80 blz. nr 60 van de Tooneelstukken geschikt voor Vereenigingen. |
|
Bouly de Lesdain, De Ooren van Midas, klucht in één bedr. 55 blz. nr 61 van de Tooneelstukken geschikt voor Vereenigingen. |
| |
De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen:
Dr W.J. Unia Steyn Parvé, Ons Lichaam en zijn Onderhoud, praktisch handboek, 136 blz. fr. 1.50. |
|
E. Heimans en Jac. P. Thijsse, In de Duinen, met teekeningen en platen, 2e dr. 224 blz. fr. 3.00. |
|
Id., Hei en Dennen, id., id., 228 blz. fr. 3.00. |
|
Id., Door het Rietland, id., id., 272 blz. fr. 3.00. |
|
Id., In Sloot en Plas, id., id., 201 blz. fr. 3.00. |
|
Id., Van Vlinders, Vogels en Bloemen, id., id., 173 blz. fr. 3.00. |
| |
| |
Id., In het Bosch, id., id., 195 blz. fr. 3.00. |
|
André de Ridder, Pastoor Hugo Verriest, biografische studie, 138 blz. fr. 1.50. |
|
Mr Ad. Henderickx, De Leviathans van den Kleinhaendel, 34 blz. |
|
A. De Groote, De Taal der Militaire Strafrechtspleging in België, 45 blz. fr. 1.00. |
|
Kan. J. Laenen, Joseph II en zijne regeering in de Nederlanden, nr 107 van de verhandelingen der A.K.V. Hoogeschooluitbreiding, 40 blz. fr. 0.25. |
|
G.F. Haspels, Boete, Haarlem, de erven J. Bohn, 2 deelen 252 en 228 blz. |
|
Dr P. Pel, De Kunst om gezond en gelukkig te leven en ziekte te voorkomen, Haarlem, de erven F. Bohn, 33 blz. fl. 0.20. |
|
Dr J. Van der Valk, Onze Letterkunde, overzicht der Nederlandsche Letterkunde met bloemlezing. Deel I, Middeleeuwen. Rotterdam, J.M. Bredée, 500 bl. fl. 2.40. |
|
L. Penning, Het leven van Joh. Calvijn, en zijn tijd. 1e afl., het werk zal in 20 afl. compleet zijn en zal in stempelband kosten fl. 2.40. J.M. Bredée, Rotterdam. |
|
P. Jul. Lintelo, S.-J. Driedaagsche Oefeningen en onderrichtingen over de Dagelijksche Communie, volgens de decreten van Z.H. Pius X. 140 bl. fr. 1.00. Mechelen, Mad. P. Ryckmans. |
|
Krede ben Heik, Het boek voor de Geloovigen. 40 vragen en antwoorden over de Leer van ‘Hersteld Oostersch Israël’. W.L. en J. Brusse, Rotterdam. 40 bl. fl. 0.44. |
|
|