Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1908
(1908)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
[Deel 1]Een inleidend en toelichtend woord over modernismeGa naar voetnoot(1)Modernisme! Sedert het verschijnen der Encycliek Pascendi Dominici Gregis, heeft dit vroeger dubbelzinnig woord eene bepaalde theologische beteekenis. Tijdschriften, dagbladen, 't spreekt nu alles over Modernisme. Misschien is het ook niet onnuttig, in een algemeen tijdschrift als Dietsche Warande en Belfort, eenige toelichtingen te geven over het ontstaan van het Modernisme, zijne veroordeeling door Pius X, en de houding zijner voorstanders na het verschijnen der Encycliek. Er kan natuurlijk geen sprake zijn van eene volledige uiteenzetting, en, nog veel minder, van eene grondige weerlegging dezer leering. Mijn doel is alleenlijk een inleidend en toelichtend woord over het Modernisme te schrijven voor lezers die geene bijzondere studiën in Wijsbegeerte en Godgeleerdheid voltrokken hebben. Als eene wetenschappelijke bijdrage hoeft deze korte studie niet aangezien: haar opschrift dient streng en letterlijk verstaan te worden. | |
IHet Modernisme is een volledig leerstelsel over Wijsbegeerte, Godsdienst en Godgeleerdheid, in de laatste jaren voorgesteld en verdedigd door katholieke geleerden, zoowel priesters als leeken. 't Zijn werkzame, ijverige mannen, - zegt de Encycliek in hare voorrede -; ze studeeren en schrijven veel, ze leiden een zeer streng leven. Ze zijn reeds veroordeeld geweest, maar bij hen geen schijn van | |
[pagina 2]
| |
ware onderwerping. Het zijn de gevaarlijkste vijanden der Kerk en ze meenen hare beste verdedigers te zijn: hoe meer verdoken, hoe gevaarlijker. Voor iemand die bekend is met de laatste godsdienstcontroversie, is hier sprake van een groep geleerden, waarvan de priesters Loisy en Tyrrell, de leeken Le Roy en Fogazzaro bij ons de vermaardste zijn, en die onlangs in Frankrijk en Italie veel partijgangers wierven. Hoe zijn die nieuwe gedachten ontstaan? Twee verschillende wegen hebben er toe geleid. Eerst en vooral, bijna alleenlijk, de philosophische studiënGa naar voetnoot(1). Dit is gemakkelijk om bewijzen: Le Roy en Tyrrell hebben vooral philosophische werken geschreven en zijn dus wijsgeeren; Fogazzaro is een Italiaansche Senator en romanschrijver. Loisy deed goed werk in de Bijbelstudie, tot het oogenblik dat hij over A. Sabatier's philosophisch werk: Esquisse d'une philosophie de la Religion, in 1898, eene breedvoerige bespreking verschijnen liet. Aan Sabatier, en, nog veel meer, aan den Engelschen wijsgeer Herbert Spencer, had Loisy meer dan een beginsel ontleend. Van toen, en niet van vroeger, dagteekent Loisy's radikale opvatting over den Godsdienst van Israël en het Evangelie. Wil men nu de geschiedkundige Bijbelkritiek, in 't licht der nieuwe wijsbegeerte toegepast, als eene tweede, ondergeschikte oorzaak aanzien van de verspreiding van het Modernisme, daar komen wij niet tegen op. Maar op haar eigen ware de geschiedkundige Bijbelkritiek, de strengste zelfs, nooit tot zulke besluitselen gekomen. | |
[pagina 3]
| |
Om eene klare voorstelling te hebben van het ontstaan van het Modernisme, is het noodig een blik te werpen op de studiën in Wijsbegeerte, Geschiedenis en Bijbelkritiek, in de tweede helft der voorgaande eeuw, bij de Katholieken. Men vindt er een grooten ommekeer in beginselen en methode. Uit de wijsbegeerte van Descartes en Kant was, zelfs bij Katholieken, een zeker subjectivisme binnengedrongen. De gedachten- en kennisleer der Scholastiek scheen aan sommigen verouderd en versleten, zonder kracht op den modernen geest. De geschiedkundige studiën maakten wonderen vooruitgang. De strenge critische methode werd stelselmatig toegepast op Kerk- en Dogmengeschiedenis, soms tot groote ergernis der behoudsgezinden. In de Bijbelstudie vooral was groote verandering: de uitdelvingen en de rijke ontdekkingen in de Oosterlanden deden de oogen opengaan. Met hetgene die vondsten ons leerden kon men de gegevens der H. Schrift vergelijken: het menschelijke in den Bijbel kwam beter uit en menig oud en eerbiedweerdig denkbeeld begon te wankelen. Kortom er ontstond een philosophisch vraagstuk, er rees een nieuw Bijbelvraagstuk op onder de Katholieken. Leo XIII, met het helder oordeel en den verredragenden blik, waar hij zoo menig bewijs van gaf in studiezaken, zag het gevaar. Opvolgenlijk schreef hij geleerde Encyclieken over Wijsbegeerte (Aeterni Patris van 4 Oogst 1879) en Bijbelstudie (Providentissimus Deus van 18 November 1893). De Scholastieke wijsbegeerte moest bij de Katholieken in eere blijven, maar zonder slaafsche navolging, zonder vrees voor vooruitgang. De Bijbelstudie moest krachtig worden aangevat, met de hulp der taalkennis en der ontdekkingen; maar de schriftuuringeving voor gansch den Bijbel diende behouden, alsook het beginsel dat er in de H. Schrift geene dwaalleeren staan. Met twee woorden: studie en vooruitgang, maar bouwen op oude, traditioneele, vaste grondvesten. De wijze en klare voorschriften van Leo XIII slaagden er niet in, eenheid van methode en leiding onder al de | |
[pagina 4]
| |
katholieken te bewerken: de gedachten liepen wijder en wijder uiteen. Nog was de Bijbelcontroversie (door Providentissimus Deus niet gestild) verre van uitgebrand, toen een jonge katholieke wijsgeer uit Frankrijk, Maurice Blondel, de ‘nieuwe’ wijsbegeerte op de Apologetiek toepaste. Eene heel nieuwe en belangwekkende poging! De studie van heer Blondel verscheen in 1896Ga naar voetnoot(1). Hier volgen de twee grondgedachten van dit artikel. | |
1. De ontoereikendheid der gewone geloofsverdediging.‘Deze bewijsvoering wordt ons heel juist zoo samengevat: de rede bewijst het bestaan van God. God heeft zich kunnen veropenbaren. De geschiedenis bewijst het feit der openbaring; ze bewijst ook de geloofswaardigheid van de H. Schrift, het gezag der Kerk. Het Katholicisme rust dus op redelijken, waarlijk wetenschappelijken grond.’ Bl. 477. ‘Dat men de loocheningen van het Rationalisme oordeele en verwerpe, opperbest. Maar is het daarna voldoende de geschiedenis van het Christendom te doorgronden om den wijsgeer tot bekeering te overtuigen? Neen... Waarom moet ik rekening houden met dit feit, als ik zooveel andere feiten verwaarloozen mag? Daarbij de bewijzen van een feit zijn maar geldig voor dezen die inwendig bereid zijn ze te aanvaarden en te verstaan.’ Bl. 345. | |
2. De nieuwe geloofsstaving.Ga naar voetnoot(2)‘La pensée moderne, avec une susceptibilité jalouse, considère la notion d'immanence comme la condition même de la philosophie, c'est-à-dire que, si parmi les idées règnantes il y a un résultat auquel elle s'attache comme à un progrès certain, c'est à l'idée très juste en son fond que rien ne peut entrer en l'homme qui ne sorte de lui et ne corresponde en quelque façon à un besoin d'expansion, et que ni comme fait historique, ni comme enseignement traditionnel, ni comme obligation surajoutée du dehors, il n'y a pour lui de vérité qui compte et de précepte admissible sans être, de quelque manière, autonome et autochtone. | |
[pagina 5]
| |
Le progrès de notre volonté nous contraint à l'aveu de de notre insuffisance, nous conduit au besoin d'un surcroît, nous donne l'aptitude non à le produire ou à le définir, mais à le reconnaître et à le recevoir’. Bl. 38.
De Apologetiek der Immanentie, zoo noemde men heel juist dit nieuw geloofsbewijs, gaat dus uit van het subject, den mensch, van zijne innigste neigingen die maar vrede zouden vinden en rust in een bovennatuurlijken godsdienst. - Maar hoe door zulke bewijsvoering de zekerheid verkregen der bijzondere geloofspunten? daar hoort men geen uitleg over. Nog belangrijker ware het te weten of de eerste voorstanders van de Apologetiek der Immanentie deze aanzagen als eene stelling, d.i. als eene overal geldende bewijsvoering, die het gewoon apologetisch bewijs uitsluit, of alleenlijk als eene methode om iemand voor te bereiden tot het aannemen der goddelijkheid van het Katholicisme, in de veronderstelling dat hij de gewone traditioneele kennisleer verwerpt. Heer Blondel scheen wel van deze laatste meening te zijn. Andere partijgangers der Immanentie schreven alsof zij het eerste gevoelen deelden. Door klaarheid muntte geen enkele uitGa naar voetnoot(1). Hier hoeft niet eens bijgevoegd dat deze Immanentie-Apologetiek totaal verschilt van Kardinaal Deschamps' volksmethode, door het Vatikaansch Concilie goedgekeurd, die rechtstreeks de goddelijkheid der Katholieke Kerk bewijst door haar wonderbaar bestaan, dus door uitwendige feitenGa naar voetnoot(2). Ook verschilt ze van de geloofsstaving door de zoogenaamde inwendige bewijzen: de schoonheid van het Katholieke leerstelsel, de verhevene zedeleer, enz. Deze methode ook gaat niet uit van het subject, en is dus voor den Immanentist uitwendig. Eens dat men partijganger is der nieuwe subjectivistische Wijsbegeerte, en als uitsluitend geldig geloofsbewijs de Immanentie-methode toepast, kan de traditioneele | |
[pagina 6]
| |
geloofsleer niet behouden worden. De gebeurtenissen zouden het weldra zonneklaar toonen. Rond 1890, ten tijde der hevige Bijbelcontroversie, begon men in Frankrijk veel te spreken over de radikale meeningen van Alfred Loisy. Sedert 1881 leeraar in Hebreeuwsch, later ook in Assyrische taal en Schriftuurverklaring, schreef Loisy degelijke werken over inleidingsvragen tot de Bijbelstudie: grondtekst en overzettingen, kanon van O. en N. Testament. Afgedankt in 1893, eenige dagen vóór het verschijnen der Encycliek, werd hij het volgende jaar tot leeraar benoemd aan eene kostschool van juffers te Neuilly waar hij vijf jaren lang lessen van godsdienstleer gaf. In zijn nederig ambt studeerde de jonge leeraar met taai geduld, schreef in het begin weinig, maar beraamde grootsche plannen. Hooren wij hem liever zelf. ‘Voor haar (de juffers van Neuilly) had hij (Loisy) de studie van Godsdienstleer en Apologetiek hernomen.... Hij legde zich toe op de Dogmengeschiedenis, volgde Kardinaal Newman, en nam dezes meening van de christene ontwikkeling over om ze tegen de leeringen van Harnack en Sabatier te stellenGa naar voetnoot(1). Zoo ontwierp hij een tamelijk groot werk waarin hij de algemeene theorieën over Godsdienst besprak, den Godsdienst op zich zelven, de Openbaring, den Godsdienst van Israël, en ook handelde over Jezus Christus, de Kerk, het christen dogma en den katholieken eeredienst’Ga naar voetnoot(2). In 1898-1900 liet Loisy het eerste deel van zijn algemeen werk daar juist beschreven, in een Fransch Katholiek tijdschrift, La Revue du Clergé Français, drukken. In zijne latere werken heeft Loisy zelf de beginselen hier vooruitgezet meer dan eens samengevat. Hier hebt ge er eenige staaltjes van. | |
1. Begrippen over Godsdienst en Openbaring.‘In tegenstelling met de waarnemingen op redelijk en wetenschappelijk gebied, is de waarneming der godsdienstwaar- | |
[pagina 7]
| |
heden de vrucht niet van de rede alleen; 't is het werk van het verstand, voltrokken, om zoo te zeggen, onder de drukking van het hart, van het godsdienstig en zedelijk gevoel, van den waren wil tot het goede’.Ga naar voetnoot(1)
Dus, in godsdienstzaken, komt het hart, het gevoel op den voorgrond: eene gedachte waar wij verder meer zullen over hooren. ‘Wat, op een gegeven oogenblik, het begin der Openbaring was, is de waarneming geweest, hoe eenvoudig men ze ook veronderstelle, van het verband dat moet bestaan tusschen den mensch van zich zelven bewust, en God tegenwoordig achter de verschijnselenwereld’.Ga naar voetnoot(2) Wat zal dus eene geloofs- of godsdienstige waarheid zijn? Volgens Loisy zou men moeten antwoorden: een verstandelijk begrip onder den invloed van het godsdienstgevoel door de rede gevormd met den bijstand van God. Uit het godsdienstgevoel en de denkwijze der Joden zal dus de Joodsche godsdienst voortspruiten. | |
2. De Godsdienst van Israël.‘Veronderstellen wij eenige stammen die door hunne levenswijze vrij gehouden zijn van betrekkingen en mengelingen die het praktisch polytheisme uitmaken, waar het afgezonderd leven aan den beschermgod een uitsluitend aanbiddingsvoorrecht geeft.... waar de stam als een wereld is en als een menschdom omsloten door zijn God; en wij zullen waarschijnlijk de minst onnauwkeurige gedachte hebben, die wij ons vormen kunnen, van het midden waar Jahve's godsdienst moest groeien en dat | |
[pagina 8]
| |
het terrein was, sedert lang bereid door de Voorzienigheid, voor de ontwikkeling van den monotheistischen godsdienst’Ga naar voetnoot(1).
Die ontwikkeling is dan geschied onder den druk der gebeurtenissen: mirakelen, voorzeggingen zijn daar voor niets tusschen. Einde 1900 verbood Kardinaal Richard het voortdrukken van de studie over den Godsdienst van Israël, en Loisy zweeg... voor een oogenblik. Nieuwe moeilijkheden daagden op. De Berlijnsche Hoogleeraar A. Harnack had zijne vermaarde voordrachten over het Wezen van het Christendom uitgegeven: het Christendom is ondogmatisch. Tot het wezen van het Christen geloof behoort alleenlijk het geloof in God dien Jezus predikte, de hooge waardigheid der ziel, en de liefde tot den evenmensch: Christus zelf behoort niet tot het Christendom. Loisy bewerkte zijne aanteekeningen over de leering van Jezus en het katholiek dogma, en antwoordde. In 1902 verscheen L'Evangile et l'Eglise; in 1903 Autour d'un petit livre: twee kleine boekjes met bloedrooden omslag. Inderdaad, nu ging het aan 't branden. | |
3. De Leering van Jezus en het katholiek dogma: de katholieke godsdienst.Voor Loisy bestaat de leering van Jezus in de prediking van het Rijk Gods: uit die opvatting is heel het Catholicisme voortgesproten. Jésus annonçait le Royaume et c'est l'Eglise qui est venueGa naar voetnoot(2). Deze volzin, goed begrepen, drukt heel het stelsel uit van Loisy over den christelijken godsdienst. Jezus predikte het aanstaande koningrijk: toekomende Messias, zou hij aan de boosheid der wereld een einde stellen, het menschdom oordeelen, en met zijne getrouwe leerlingen bij God in eer en geluk voortleven, het messianisch koningrijk stichten. Zoo luidde de prediking. Maar de feiten waren anders. Verraden door een discipel, gevangen, veroordeeld, aan het kruis genageld, zag hij al zijne plannen teleurgesteld. | |
[pagina 9]
| |
Nochtans de krachtige indruk dien Jezus op zijne leerlingen gemaakt had, bleef. Jezus was niet dood, hij leefde nog. Hij was Messias in hoogeren zin. Door hun geloof werd hij de Verrezene, de Verlosser der wereld, de Zoon Gods, het Woord Gods, eindelijk de tweede Persoon van de H. Drievuldigheid voor ons mensch geworden. Om onder de geloovigen eenheid in gedachten en een godsdienstig leven te behouden, was eene overheid en een uitwendige eeredienst noodzakelijk: zoo ontstond de Kerk, zoo kwamen de Sakramenten, de katholieke eeredienst. Alles in het Katholicisme heeft zich ontwikkeld uit het beloofde rijk der hemelen. Die ontwikkeling zal voortgaan... en God weet wat er nog komen zal.Ga naar voetnoot(1) | |
4. Apologetisch bewijs voor het Katholicisme.Is die ontwikkeling wettig? De Christus der geschiedenis is hij wel de kiem waaruit, door natuurlijke levensontwikkeling, de Christus van het geloof groeien kon? Is het ‘Hemelrijk’ 't kleine zaadje; het ‘Katholicisme’ de weelderige plant? ‘Heeft de geloovige niet altijd als steun en grond van het geloof, die wonderbare macht, door de eeuwen heen, van de gedachte van het Rijk Gods, en hare kracht, nog op onze dagen? Heeft hij niet als bewijs de persoonlijke ondervinding van die gedachte, die nog altijd voortleeft, niettegenstaande ze in haren oorsprong zoo bekrompen was, en niettegenstaande al de wijzigingen die ze gedurig ondergaan heeft?’Ga naar voetnoot(2) Loisy is dus voorstander eener subjectieve Apologetiek; in Bijbelkritiek en Dogmengeschiedenis verdedigt hij eene radikale ontwikkelingsleer, tot dan bij de katholieken onbekend, en die van Kardinaal Newman's ontwikkelingstheorie der christene leer wezenlijk verschilt. | |
[pagina 10]
| |
Loisy's algemeene opvatting van Godsdienst, Openbaring en Katholicisme lokte hevige tegenspraak uit. Op 24 December 1903 verbood een dekreet van het H. Officie, door den Paus goedgekeurd, de werken van Loisy boven vermeld (benevens andere) en beval ze op den Index te plaatsen. Al deze, nochtans strenge, maatregelen hadden bij de partijgangers der ‘nieuwe wijsbegeerte’ weinig uitwerksel: van wijsgeerig stelsel veranderen is geene gemakkelijke zaak. Men kon Loisy's ontwikkelingsleer wel voor korten tijd wat verwaarloozen: er bleef nog genoeg werk voor het bestudeeren van het apologetisch bewijs en andere moeilijke vraagstukken: over de rol die de wil speelt in den geloofsakt, over den zin volgens welken men een geloofspunt moet verstaan en aannemen. Overal, bij de schrijvers der nieuwe strekking, ontwaarde men eene neiging om den wil en het godsdienstig gevoel op te hemelen, het verstandelijk begrip te verminderen. Nog een nieuw bewijs, dat de wijsbegeerte, vooral de kennisleer, die nieuwe theologische uitleggingen in 't leven riep. Einde 1905 verscheen in Italië Il Santo, de vermaarde roman van Senator Fogazzaro. De nieuwe gedachten werden hier opgehemeld, ja, maar rechtstreeks verdedigd. De samenspraak van Benedetto - ‘den heilige’, den leeken hervormer der Kerk, den held van den roman - met den Paus, 's nachts, in het Vatikaan, doet ons die meeningen kennen. ‘Heilige Vader, zei Benedetto, de Kerk is ziek. Vier booze geesten zijn in haar gekomen om tegen den Heiligen Geest strijd te voeren. De eerste is de geest der leugen... Vele priesters, vele leeraars der Kerk luisteren er naar, ook vele geloovigen, braaf en godvruchtig, en ze meenen een engel te hooren. Aanbidders van de letter, willen zij aan volwassenen kinderspijs geven, en de volwassenen willen die niet. Zij weten niet dat zoo God oneindig en onveranderlijk is, de mensch toch van God zich een denkbeeld maakt, dat van eeuw tot eeuw grooter wordt. Zoo is het ook voor elke goddelijke waarheid... | |
[pagina 11]
| |
verstand aan zekere waarheidsformulen, maar dat hij bijzonder bestaat in te leven en te handelen volgens die waarhedenGa naar voetnoot(1).’ Hier hoort men tevens de ontwikkelingstheorie van Loisy en eene nieuwe anti-intellectueele opvatting van het dogma. - Deze roman werd op den Index geplaatst. Veel stouter was, eenige maanden vroeger, te werk gegaan een Fransche wijsgeer en mathematicus, Edouard Le Roy. Hoewel onder vorm eener vraag: Qu'est ce qu'un dogme?Ga naar voetnoot(2) liet hij eene studie verschijnen waarin eene nieuwe geloofsleer als wijsgeerige noodzakelijkheid werd voorgesteld: het dogma immers zou vooral eene praktische leiding, veel minder een verstandelijk begrip uitdrukken. Door talrijke verklaringen, antwoorden op beoordeelingen van dit artikel, door nieuwe studiën ookGa naar voetnoot(3), is het nu mogelijk Le Roy's gedachten tamelijk klaar uiteen te zetten. Voor hem gaat alles uit van de alleen ware nieuwe wijsbegeerte: het Pragmatisme. Het is niet mogelijk hier over deze wijsbegeerte verder uit te weidenGa naar voetnoot(4). Ziehier tot welke toepassingen zulke wijsbegeerte leidt. | |
1. Apologetiek.‘Ik geloof vast en belijd in alle eenvoudigheid des harten, wat de Heilige, Katholieke, Apostolische en Roomsche Kerk gelooft en leert, niet om deze of gene redelijke zekerheid die ik er vind, maar om rede van Gods woord dat niet liegen of bedriegen kan. En mijne zekerheid berust - onwrikbaar, door Gods hulp - op eene levensondervinding sterker dan alle redens’Ga naar voetnoot(5).
Bleef hier nog een twijfel, een later artikelGa naar voetnoot(6) waarin hij alle bewijskracht tegenover een ongeloovige ontkent aan het mirakel, is zonder mogelijke misopvatting. | |
[pagina 12]
| |
2. Geloofsleer.Het grondbeginsel van Le Roy, gelijk wij even zegden, is het volgende: een dogma is niet zoozeer een verstandelijk begrip, eene intellectueele voorstelling; het is vooral eene praktische, zedelijke leiding, die ons gedrag, onzen wil, ons hart raakt. Die praktische handelwijze nochtans is gewettigd: er beantwoordt iets objectiefs aan deze handelwijze. Maar dit iets mag iedereen zich voorstellen zooals hij wil, mits die voorstelling den praktischen regel, die het dogma voorschrijft, rechtvaardige, of ten minste nog mogelijk late. ‘Hun zin (de zin der dogma's) is vooral een praktische en zedelijke zin. De Katholiek, verplicht ze te aanvaarden, is door hen slechts tot een gedragsregel gehouden, niet tot bijzondere begrippen.’ Een voorbeeld zal, beter dan lange uitleggingen, den juisten zin dezer meeningen aanwijzen. Het geloofspunt der Verrijzenis: op welke manier verplicht het den geloovigen Katholiek? ‘Zeggen dat Jezus verrezen is, beteekent niet alleenlijk dat hij zich overleeft, lijk een vermaard man, in zijn werk of in zijn invloed Dat Jezus zijn lichaam hernam, moet hier niet verstaan worden als een zinnebeeld dat figuurlijk zou uitdrukken de onsterfelijkheid der ziel... enz.’ Wij hoorden daar den negatieven zin van het dogma der Verrijzenis. De positieve zin is de volgende: ‘De tegenwoordige staat van Jezus is zoo dat, om aan zijne onzeggelijke werkelijkheid te beantwoorden, om ons tot haar te richten, om ze zoo goed mogelijk te kunnen begrijpen, om in betrekking te komen met haar gelijk haar wezen het vraagt - de | |
[pagina 13]
| |
van ons geëischte houding en gedragslijn deze is die we zouden hoeven aan te nemen tegenover een tijdgenoot.Ga naar voetnoot(1)’
Goed verstaan, volgens Le Roy, is de zin van het geloofspunt der Verrijzenis de volgende: Jezus leeft, krachtig, handelend. Dat moet elke theorie der Verrijzenis vrijwaren; maar of zijn dood lichaam tot een nieuw leven kwam, of het graf ledig bevonden is, daarover geloove eenieder wat met zijne wijsgeerige theorieën best overeenkomt. Bij Le Roy vinden wij den praktischen zin van het dogma stelselmatig en overal doorgedreven. Andere Fransche wijsgeeren, Pater Laberthonnière en Pr. Sertillanges, helden klaarblijkend over tot de praktische uitlegging der geloofspunten. Bij hen en hunne volgelingen wordt het dogma aangezien als eene levenskracht, een zielsgebaar enz.!! Wij gaan nochtans hunne denkwijze niet verder ontleden, vooreerst omdat zij geene op hun eigen uitgevondene leering hebben; vooral, omdat al die deze taak op zich namen, deze schrijvers slecht verstaan en uitgelegd hebben. Zoo zeggen die Katholieke schrijvers ten minste! Even duister is George Tyrrell. Waarlijk een zonderlinge kop, die George Tyrrell. Van Ierschen oorsprong, bekeerde Protestant. Hij trad in het gezelschap van Jezus. Tot voor een klein tal jaren was hij de groote Apologeet van Engeland, een hoog gewaardeerde schrijver. Over zijne werken vóór 1906 wil ik liever niet handelen: ze droegen de goedkeuring van den Bisschop en van de Orde. Nochtans werden ze wel eens beoordeeld als agnostiek, gevaarlijk, revolutionnairGa naar voetnoot(2). Tyrrell's meeningen schijnen vooral uit in zijne laatste werkenGa naar voetnoot(3). Hij heeft het meest gemunt op eene nieuwe | |
[pagina 14]
| |
geloofsleer: de symbolische of profetische uitlegging der geloofspunten. 't Is moeilijk om zeggen waarin die uitlegging juist bestaat. Ze gaat rechtstreeks in tegen de gewone traditioneele uitlegging van het dogma als verstandelijk begrip; aan den anderen kant, gaat Tyrrell zoover niet als Le Roy. Hij is ook op verre na geen voorstander der radikale ontwikkelingsleer van Loisy. Een geloofspunt, volgens Tyrrell, is zoo iets als een profetische gezegde van het Oud Testament: het laat tamelijk verschillende uitleggingen toe. Men moet het daarom juist niet al te streng naar de letter opvatten. Maar algemeene regelen, eene juiste bepaling dezer ‘symbolische of profetische uitlegging der dogmen’ vindt men bij Tyrrell niet. En daar is wel de reden dat Tyrrell's werken zoo verschillend werden beoordeeld. Nog lang hadde dit misverstand kunnen voortduren, zoo niet een casus méér licht daarover hadde bijgebracht dan lange, hevige polemiek. Ergens een leeraar in Anthropologie meende door zijne studiën gekomen te zijn tot gevolgtrekkingen rechtstreeks tegenstrijdig met het katholiek dogma. Hij biechtte zijne moeilijkheden, kreeg wel wijwater, maar geen antwoord. Ten einde raad, werd de Hoogleeraar gezonden tot Pater Tyrrell: deze antwoordde vertrouwelijk op die opwerpingen in een langen brief. Andere zieken met dezelfde kwaal kwamen ook ter bedevaart bij Tyrrell en kregen hetzelfde geneesmiddel. Zoo, van Oost naar West gestuurd, kwam die vermaarde brief in de handen van een dagbladschrijver, en op 1 Januari 1906, verschenen er naamlooze uittreksels van in een Milaansch dagblad: Il Corriere della Sera. Groot schandaal in de geestelijke wereld! Kwade tongen vertelden dat Pater Tyrrell de schrijver was van dezen brief. De Roomsche Curie en de Generaal der Jezuïeten vroegen inlichtingen, en, gebeurlijk, uitleggingen, en tevens een klare intrekking. Tyrrell bekende de schrijver te zijn van | |
[pagina 15]
| |
den brief in kwestie, maar zijne uitleggingen schenen onvoldoende, en, op 17den Februari 1906, werd Pater Tyrrell priester Tyrrell. Om zich te verrechtvaardigen en aan zaakkenners de gelegenheid te geven dien brief te beoordeelen, gaf priester Tyrrell den brief uit onder titel: A much abused letter.Ga naar voetnoot(1) Vooraleer wij de bijzonderste punten uit dezen brief aanhalen, hoeft hier eens openhertig verklaard dat, in zulke uitgave, de opwerpingen van den Hoogleeraar dienden aangegeven: iedereen immers is niet bereid, op Tyrrell's woord, te gelooven dat ze onoplosbaar zijn, in het gewoon stelsel der katholieke Theologie. - Hier volgt een uittreksel van Tyrrell's antwoord: ‘Ik ben niet verwonderd, noch verontwaardigd, noch verontrust door uwe openhartige bekentenis, maar alleenlijk oprecht bedroefd... | |
[pagina 16]
| |
de officieele vertegenwoordiger van de Kerk, de Pausen, de Kerkvergaderingen, de Bisschoppen en Godgeleerden?’
't Besluit van den brief was: bewaar uwen godsdienst, leef met de Katholieken; maar zie niet uit de oogen der Kerk, bekreun u niet om formulen, nog veel minder om gezegden van Godgeleerden.
* * *
Nu gingen de oogen open! Iedereen zag dat bij Loisy, Le Roy, Tyrrell - om van andere min bekende schrijvers niet te gewagen - eene gansch nieuwe opvatting van het Katholicisme in 't spel was. Het katholiek geloof moest door Immanentie, uit 's menschen diepste en edelste neigingen, door ondervinding, bewezen worden; - wij hebben de bekentenissen boven opgeteekend en vruchteloos iets over het traditioneel geloofsbewijs gezocht. Het katholiek geloof, zoo als het heden in symbolums en geloofsverklaringen geformuleerd is, moet uitgelegd worden op anti-intellectueele wijze, d.i. de verstandelijke | |
[pagina 17]
| |
begrippen moeten verminderd worden - door de symbolische uitlegging van Tyrrell, of nog erger, bijna gansch overgaan in praktische houding en gedrag, zooals Le Roy uit zijne wijsbegeerte afleidde; of, eindelijk, om het hedendaagsche Katholicisme met Jezus' prediking te verbinden, was het noodig, volgens Loisy, eene radikale ontwikkeling van dogma's, instellingen, eeredienst, enz. uit de verkondiging van het ‘Rijk der Hemelen’ aan te nemen.Ga naar voetnoot(1) Te vergeefs de schrijvers veroordeeld! Te vergeefs hunne werken op den Index geplaatst! De schrijvers schreven voort; jonge volgelingen kochten en lazen de boeken. Te Milanen stichtte men Rinnovamento, een tijdschrift ter verdediging der nieuwe gedachten... Iedereen zag, iedereen zeide dat Rome spreken moest.
(Slot volgt) H. Coppieters. |
|