| |
| |
| |
Boekennieuws
VAN ZON-ZALIGER, door René Vermandere. - Pas verschenen en reeds uitverkocht. Herdruk ter perse. Keurboekerij, Groote Markt, Leuven.
Van Zon-Zaliger is de uiting eener scherpe, diepdoorvoelde levensvisie. Z'n eigenaardige kijk op de ijdele dingen der wereld: ‘'t Is alles krimskrams’ maakt schrijver een geestverwant van den vóór eeuwen gestorven Prediker, en waar hij spreekt van Job, den onovertroffen vertolker der drukkendste ellenden, klinkt het bitter-schertsend: ‘Zoo een wijze verwierf slechts een mesthoop tot pieterstaal.’ Om hun ontgoocheling of lijden met eeuwig-menschelijke tonen uit te klagen hadden die twee grooten geen kunsttheorieën van noode. Vermandere kan er ook best zonder. Kunst en Leven bloeien op bij hem tot een sterk schoonheidsgevoel, en zoo krijgen we, bij volle grepen, rake zetten en kernvolle uitdrukkingen die, beter dan ellenlange bespiegelingen, een ironischen of tragischen kant van het leven uitbeelden. ‘Sedert wij hier hangen’, zeggen de klokken, ‘bamden wij reeds tienmaal de stad ledig.’ Dat lijkt, op luchtige noten, een triomfdans des doods, en moest Pascal nog leven, hij zou in menigen trek uit Lijkrede iets hooren klinken als zijn: ‘Le dernier acte est sanglant, quelque belle que soit la comédie en tout le reste. On jette enfin de la terre sur la tête et en voilà pour jamais.’ Om maar een paar voorbeelden aan te halen: ‘De grootsten en de kleinsten moeten even diep bukken om buiten de levenspoort te stappen. O.L. Heer zal er geen rekening van houden, 't zij dat men salvoschoten t'uwer eer lost, 't zij dat men u op een drafken naar den put voert’ of nog: ‘Ware het nu niet gelijk geweest voor 't menschdom, had uw moeder op 25n Februari 1830 eenen baaien rok gekocht, in plaats van een Vlaamschen jongen?’
In Niemandskind, het schoonste wellicht van dit zeer schoon boekje, en alleszins een meesterlijke brok zielkunde, hoe stil en hoe eenig welt het oude verdriet weer naar boven bij den armen doolaard die, in zijn bakkerij alléen, op zijn dooden meester zint en op zijn eigen dood:
‘God liet mij lezen in het hert van dien eenvoudige en aldus vernam ik dat hij, daar staande met borstel en schoen in handen, op mijn afsterven en op zijn eigen dood zinde, en naging in zijn gepeizen, of er soms iemand voor hem bidden of wegens hem treuren zou.
Niemand! dacht hij, en zijn gemoed schoot vol - Dwaas keek hij de bakkerij rond, als bemerkte hij eerst nu hoe verlaten hij stond op de wereld. Had hij daar iemand met zijn komste verheugd, en zou hij soms meenen, dat de menschen droever zouden zijn om zijn verlies dan zij blijde waren geweest om zijn vondste?
| |
| |
In ergenis, jammer en spijt werd hij geboren, met tegenzin werd hij gekweekt en grootgebracht. Al 't geen hem omringde, de trog langs den wand, de palen en schuppen en planken, alles was hier meer thuis dan hij zelf. Zoo gemakkelijk zou men hem eens vervangen, als 't zij welk stuk alaam van dagelijksch gerief.
- Waarom mij toch niet laten liggen, zuchtte hij, en wischte een traan uit zijn oog. Zoo menigmaal had de arme man die vraag gesteld aan God en menschen; en nu dat de oude dag langzamerhand naderde, met nóg meer eenzaamheid en nóg droever dagen en nachten, zou hij het wel gevraagd hebben aan de boomen van den weg.’
Het innig-diep gevoel, dat nooit opflakkert, en tot het einde toe volhouden wordt in dit stil-gedragen werkje, toont duidelijk genoeg dat Vermandere zijne levenservaring opdoet, niet uit doode boeken, maar bij werkelijk in het reele leven staande menschen; liefst nochtans bij het kleine volk wier aandoeningen, achter geen conventie weggestoken, het dichtst bij de natuur gebleven zijn. Zet Vermandere in plaats van Gezelle en wáar blijft Kloos' aardige spreuk: ‘Guido Gezelle werkt niet... als op een vaststaand borduurraam van in hem gepompte academische tradities. Zijn zoetgroeiend werk schiet op, weelderig en jeugdig, in natuurlijke groeikracht.’
De taal, vergroeid met de gedachte, blijft volksch, diepeenvoudig, oorspronkelijk Veel uitdrukkingen kwamen, warm nog, uit den volksmond op het papier, en zoekt maar op, thuisblijvende schrijvers, ge vindt ze niet of moet ze gaan halen, lijk Vermandere, bij het volk zelf, waar ze, met eene spontane zielsbeweging, van de lippen springen. Er ligt in dit ‘populaire’, in den besten zin van het woord, iets zeer aantrekkelijks: ‘Nu is 't voor goed gedaan met koeken in uw pollekes te stoppen, hé Lowieke’ zegt Van Zon-zaliger, of liever zijn geest, tot het tweejarig zoontje van den blikslager dat op den dooden bakker kijkt en plotseling aan 't schreien valt. Het beeld óm het beeld, lijk Telemachus-zaliger er bij duizenden uitstalt, laat schrijver liefst weg, maar bekijk eens goed de woorden, die zitten vol beelden. Met iets in den rythmus van den zinbouw dat u vastgrijpt, en aanschouwelijk als op een doek, zien wij den armen bakker, worstelend tegen de ‘Onzalige’ die hare prooi beloert en langzaam overweldigt. ‘De krachten nemen af; de onmacht, de ziekte, indringelingen die men eerst misnoegd wegjaagt, uitschimpt en niet kennen wil, komen stouter op u toe, treden binnen, en nemen plaats aan den huiselijken heerd. Ik heb ze, de onzalige, zoolang vóór mijnen dorpel gezien, eenen duim wijkend, eenen palm voorwaarts komend, tot dat zij ten langen laatste, ondanks alle verweer, alle hoop, alle vertwijfeling, mij gedwongen hebben op het ziekebed, waar ik van dan af gebroken en geknakt ben blijven liggen.
Zij zetten zich, bleven hokken aan mijn sponde en verdwenen maar als zij mij een laatsten teug hadden ontzeid van deze locht die eertijds mijn kinderlong zoo ongehinderd verzadigde.’
En waar de grootste verdienste ligt van dezen stijlist - 't woord mag er zijn - zal nog wel hier wezen: woorden, die op hun eigen niets zijn, worden pakkend waar zij staan. In Niemands Kind, b.v. waarvan ik boven sprak, gaat het onbepaalde
| |
| |
woordje ‘iemand’ zwanger van onuitgesproken zielewee. Doet het niet? ‘Van den dag dat de vondeling den boom kennen leerde onder wiens bloesem hij neergeleid werd, had hij hem als zijn huis en heerd aanschouwd Zoo menigen avond kwam hij er ronddolen, in de duistere hoop daar “iemand” te ontmoeten, even onweerstaanbaar aangetrokken als hij, maar die, eilaas, nooit gekomen was.’
Nu zal ik niet in alle hoeken en kanten gaan snuisteren of niet éen woord te veel of te kort is, of in de eerste en laatste hoofdstukken eenige regels steviger nog op hun pooten kunnen staan. Wie bij Durer's Melancholie, die eenige bladzij uit Vermandere mij voor den geest riep, niet opgaat in den strakken, dorren blik, die om zich heen het Niet der aardsche kennis doorschouwt, en zich vergapen kan aan een stofje dat er bij ongeluk op gevallen is, zal daar wel de best geschikte man voor zijn.
Een echt kunstwerk: Van Zon-zaliger. Een groot kunstenaar is hij, die op zuiver-menschelijke gedachten en gevoelens een nieuw licht laat vallen dat ze verjongt en weer genietbaar maakt. Zoo deed Homeer; en Vermandere, si licet parva componere magnis, heeft er iets van. In dien eenvoudigen bakker, hoe oorspronkelijk en eigenaardig ook uitgebeeld, voelt ge overal een diepe menschelijkheid, die niet is van éen mensch of van éen tijd, maar van alle menschen en alle eeuwen. De comedie, of hebt ge 't liever, de tragedie van Leven en Dood door Van Zonzaliger afgespeeld, wordt eerst met den laatsten mensch uitgespeeld, en zoo er na 1000 jaren nog Vlaamsche boeren bestaan, zullen zij, net als de beste geleerde, onder den indruk komen van die eenvoudig uitgesproken gedachten: ‘Zelfs de simpelste man verstaat de ruwe les, en vestigt blik en gedachte op den onvermijdelijken kuil, nog nooit te klein bevonden voor een menschelijke grootheid’. Schrijver is bij zenuwlijderessen niet op zoek gegaan achter bedorven, doodgeboren kunst, en hij weet dat uit de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie geen blijvend literair werk tot stand komt, zoolang de emotie niet waar is als de mensch en de natuur zelf.
Daarbij, Van Zon-zaliger is een gezond boekje, uit zedelijk oogpunt onberispelijk, en van ver noch bij verwant met liefdezeeveraars. Weliswaar deed de liefde onzen bakker eens verzen maken, ‘maar dezen dag kwamen de worstebrooden koolzwart uit den oven’ Kort gezeid, het doet u aan, als kwam er op u af een edel mensch, die humoristisch aan het kouten gaat en somtijds u bij de mouw trekt of met den elleboog stoot om een of andere aardigheid rondom u. Toch humoristisch is alléen de toon, want onder die fijn-schertsende woorden gaat diepe weemoed schuil, die soms geweldig wordt lees maar de klachten van den Gekruiste in: Tranen Gods - en ook wel eens pijnlijk ontroert: ‘Eene moeder, dacht de verstooteling soms, in een aandrang van verlangen, eene moeder, hoe mag dat wel zijn?’
Het boekje kan veel goeds stichten en weze daarom warm aanbevolen Tolle et lege. Het kost wel twee frank, maar echte kunst is nooit te duur, en nog liever een vijffrankstuk voor een degelijk werk dan één frank voor een lijvig boekdeel met.... niets er in.
De zinrijke penteekeningen van Edm. Van Offel zijn allerbest geslaagd en brengen u op voorhand reeds onder den indruk van het hoofdstuk.
M. Dewickere, S.J.
| |
| |
DE BLINDGEBORENE, Evangeliespel door Alois Walgrave, Hoogstraten, L. Van Hoof-Roelans. - Verhaalt de genezing van den blindgeborene en de bekeering van een Griek.
Beste Vriend Walgrave,
Toen ik uw werk eerst gelezen had schreef ik u, nietwaar, dat ik het zonder drift, zonder voldoenden zielstrijd vond, dat er niet genoeg gloed van Oosterluchten, noch Grieksche lijnenzuiverheid, noch lyrisme in gesprekken was, dat hier en daar de verzen beneden deze waren uit Stille Stonden.
Ge antwoorddet mij toen dat ge niet wildet zielen scheuren, geene tragedie maken, maar een Evangeliespel, iets in den aard van de Evangeliespelen uit de middeleeuwen, maar met meer techniek en met invoeging van de Oud-Grieksche koren; dat ge het lyrisme in de gesprekken voor eene groote fout hieldt en dat het stuk eerst moest gezien zijn.
Nu, dat heb ik nog niet, maar ik denk dat onder gunstige voorwaarden, en met de noodige middelen opgevoerd, het stuk heel goeden indruk moet maken.
Het is allerbest geschikt voor colleges, patroonschappen, kringen die veel leden hebben en onkosten kunnen maken.
In afwachting dus dat ik het stuk zie en beter oordeel vellen kan, blijf ik nog hoofdzakelijk bij mijn eerste meening en houd meer van uw lyrische stukken dan van dit Evangeliespel.
L. Dosfel.
MET Z'N ACHTEN door Justus Van Maurik. Novellen en Schetsen. - Zesde druk. - Van Holkema en Warendorf Amsterdam, en De Nederlandsche Boekhandel Antwerpen. Prijs 0.75 fr.
Acht novellen: 1. Klaas Komijn op de beurs. - 2. De Heks van Kemmenau. - 3. Een plezierige Nacht. - 4. Een slot dat pakt. - 5. Baddoctoren - 6. Hem de Kruier. - 7. In Goeden doen geweest. - 8. Het Diner van Mauus.
Naar inhoud, aard en waarde verschillen deze novellen erg onder malkaar.
Zoo b.v. is de Heks van Kemmenau een ultra-sentimenteele, romantische novelle zooals wij die thans niet meer smaken.
Baddoctoren, Een plezierige Nacht en Het Diner van Mauus zijn boerten waarin het zout niet altijd van Attische hoedanigheid is. Voor Baddoctoren zou Molière zich in zijn Esculapen-haat de vingers hebben afgelikt.
In Een slot dat pakt is het eerste deel vol fijnen spot met de tooneelwereld, 't is dat wereldje eens achter de schermen getoond. Het slot echter is weer romantisch-sentimenteel.
In Goeden doen geweest is pakkend. Het toont ons het verval door den drank van een, die vroeger in welstand was.
Het best geslaagd schijnen ons de novellen 1 en 6: Klaas Komijn op de Beurs is meesterlijk: dat is nu eens kleine bedienden-philosophie over de Beurs, hare bezoekers, hare verrichtingen, vol plaatselijke kleur en opgeluisterd met eene platte grondschets, die voor u en mij, leeken in het vak, alles aanschouwelijk maakt.
Ook uit Hein de Kruier, ‘de kruier bij uitmuntendheid’, blijkt hoe Van Maurik met liefde de kleinen en nederigen be- | |
| |
studeerde. Den zang van Horatius: ‘Odi profanum vulgus’ moet hij voor heiligschennis hebben gehouden.
Hein de kruier was van ‘'t oude degelijke ras’, waarvan de schrijver klaagt ‘dat het langzamerhand uitsterft’.
Die Van Maurik glimlacht, maar niet altijd vreugdig. Wie weet wat wee soms onder zulke glimlachjes verdoken ligt!
L. Dosfel.
PETER ROSEGGER. - Acht Erzählungen, mit einer Einleitung und erlauternden Bemerkungen vorsehen von Lambermon. Groningen P. Noordhoff, 1905. fl. 0.80, geb. fl. 1. -.
Acht vertellingen, korte en lange, van den Oostenrijkschen boerenzoon, die eerst rondreizende schoenmakersgezel was, en later een onder de meest geliefde Duitsche volksschrijvers werd. Wat die man toch aangenaam en belangwekkend kan vertellen, met een humoristischen glimlach om den mond! Wat een genot die goede lieden uit de Steinmark mooi en aanschouwelijk uitgebeiteld te zien door een gevoelvol dichter, wiens kunst den geur nog heeft van de aarde waaruit ze ontsproot!
Echte lectuur voor onze jongens uit de hoogste klassen van onze middelbare scholen: Der Lex von Gutenhag, het leven van een nuchteren boerenjongen te midden de brave deugnieten van een landbouw-instituut. Beim Herrn Onkel zu Gaste, de lotgevallen van twee reizende studenten in vakantietijd; en de andere natuur- en reisbeschrijvingen en belangrijke verhalen, - ze zijn aantrekkelijk, juist gezien en schoon gezegd. Wat wenscht men meer voor uitspanningslectuur en zelfs voor uit te leggen stukken?
L.V.P.
SCHETSEN VAN 'T HEILIG LAND, door Eerw. H. Jos Feskens, Vlaamsch priester, pastoor te Hainton in Engeland. Mechelen, St Jan Berchmans' drukkerij L. Vleeschouwer, 1905. Pr. 1.25-166 blz.
Feskens, onze ‘balling’ uit het Mechelsche, heeft van zijn bedevaart naar Palestina een zeer frisch boekje meegebracht, dat veel meer en veel beter is dan het zooveelste nummer van de serie heilige reisboeken - meest vervelende - waarmee men ons Nederlandsch heeft willen vereeren. ‘Wie zijn schetsen leest, zegt de hem zeer gezinde inleider, ziet het van hier al zoo goed als hij ginder.’ Dat zal nu wel een euphemisme wezen, maar stellig, zijn landschappen leven, er zit vergezicht in; men krijgt bij 't lezen den indruk alsof men tuurt door 't kijkgat van de in rolmops geplooide hand op een goed gemaakt perspectief,.. en - luister wel - in de lucht hangen nog de echo's te zweven van 't hemelsche ‘gloria’ en van 't ‘Vader vergeef het hun’ - die dwingen tot inkeer en tot gebed.
L.P.
DOOR HET LAND VAN COLUMBUS, een reisverhaal door Dr Hendrik P.N. Muller. Haarlem, de erven F. Bohn, 1905, 490 bladzijden.
Een ernstig, wetenschappelijk boek, van een kranig man, die gereisd heeft met open ooren en oogen en geest - in den zin van verstand, niet in dien van geestigheid. Want het boek
| |
| |
is droog; ofschoon een reisboek ruikt het naar salon-, zelfs naar bureau-lucht. En werkelijk Dr Muller is naar Amerika geweest niet om de natuur te gaan zien, en de nieuwe-menschenlevens na te kijken, hoe onnatuurlijk ook, maar om leering op te doen bij mannen van staat- en staathuishoudkunde. Hij reisde in de eerste plaats om sympathie te gaan wekken voor de Transvaalsche boeren; in de tweede om 's lands beheer en 's lands middelen van bestaan na te zien. Hij bezocht de Vereenigde Staten, Mexico, Cuba, Centraal-Amerika, Venezuela, Nederlandsch West-Indie. Hij volbracht uitstekend wat hij zich had voorgenomen, en hij brengt het heel goed aan den man, met nauwkeurige geschied- en aardrijkskundige bijzonderheden op den koop toe. 'k Herhaal het: 't is een degelijk boek maar niet verkwikkelijk.
J.P.
EEN LENTE IN ITALIË EN HELLAS, door P.J.M. Van Gils, proeceptor te Rolduc. - C.L. Van Langenhuyzen. Amsterdam, Singel. Pr. fl. 1.25, 270 blz. en 9 afbeeldingen.
Dit is heel wat anders dan 't vorige Dit is een reis gedaan en verteld door een artist, een geleerd humanist, die gedurig aan God zegent dat hij door zijn Latijnsche en Grieksche teksten niet stekeblind, en zelfs niet bijziend is geworden; maar die Gods lieve zon en zijn heerlijke wereld nog kan begroeten met een juichend en lachend hart
Al keuvelend, blijgezind, over oudere en nieuwere letterkunde, over bouw- en schilder- en beeldhouwkunst, over Kerk en Staat, over steden en landschappen, over al wat aan Italie en Griekenland door den Schepper en zijn schepselen schoons werd geschonken, kuiëren wij met Van Gils door Florence en door Rome, door Napels en Pompeji, en Sicilie, door Athenen en Sparta, en wij maken aan zijn hand een nieuw odyssee door de Pelopponesus en de Grieksche eilanden. In Dr Van Gils' gezelschap voorwaar een heerlijke reis!
En gretiger nog hadden we onzen schrander-geestigen gids beluisterd, had hij wat Vlaamscher Nederlandsch- minder Duitsch gesproken. Dat is 't voor- en nadeel, als men te Rolduc proeceptor is Men kent de taal van Herzogenrath even goed als die van Kerkrade en men mengelt ze wat al te gemakkelijk dooreen.
J.P.
DRIEMAAL DEN AARDBOL OM! door F. Bruins. I Nederland met algemeen overzicht van de Aarde en van Europa. - 17e druk. Groningen. P. Noordhoff, 1907 261 blz. fl. 0.70.
Geene betere aanbeveling voor dit werkje dan dat de zeventiende uitgave er van verschijnt. Dit feit toont genoeg dat het steeds herzien en bijgewerkt wordt, dat het geheel op de hoogte van den tijd is en niet de minste sporen van veroudering vertoont.
Ware hier sprake van een leerboekje, wellicht kon men de opsommingen van verschillende plaatsen wat droog vinden, en niet afhankelijk genoeg van 't voornaamste leerboek der aardrijkskunde, den atlas. Doch het geldt geen schoolboek in den engen zin des woords, 't is liever een werkje dat de jongelingen in staat stelt hunne aardrijkskundige kennis opnieuw in 't
| |
| |
geheugen te brengen, hunne studie voort te zetten, en 't mocht bijgevolg eenigszins over bijzonderheden uitweiden.
Schrijver doet ons vooral de natuurkundige aardrijkskunde van Nederland kennen: bodemvorming, bodemgesteltenis, en als gevolgtrekking ook de wijze van bebouwing en de voortbrengselen. De uitvoerige beschrijving der vervoerwegen voltooit deze studie. Een paar bladzijden geven een kort doch voldoend overzicht van 't bestuur van 't koninkrijk. Daarna vinden we eenige bijzonderheden over onderwijs, klimaat, landsverdediging en eene algemeene plaatsbeschrijving. Eene lijst plaatsnamen eindigt het werkje. ‘De eigennamen van landen, gewesten, rivieren en dorpen zijn niet willekeurig gekozen. Voor alle bestaat zeker een natuurlijke, geschiedkundige ofwel plaatselijke toevallige aanleiding. In vele gevallen is die aanleiding, echter niet meer na te speuren of met zekerheid op te geven’ (bl. 225). Vele dier namen komen ook in de Vlaamsche streken van ons land voor; voor deze bijgevolg geldt ook de uitleg.
Uiterst nuttig werkje dus met zaakrijken en overvloedigen inhoud, en wel in staat om vele onnauwkeurigheden, die onze schoolboeken dikwijls ontsieren, te doen verdwijnen.
J.B. Goetstouwers, S.J.
NEDERLANDSCH TAALEIGEN, door A. De Boeck, woorden en wendingen, of proeve van taalzuivering, door A. De Boeck, leeraar aan het seminarie te Hoogstraten. Lier, Joz. Van In & Cie, 1907. 98 blz.
Hoeveel zijn er in Vlaamsch België die hun taal kennen en die ze zuiver schrijven? Voor enkele jaren kon men ze tellen op de vingers van éen hand; thans, dank zij vooral de strenge taalpolitie van De Vreese en van Meert geraken we allengs tot een dozijn. Daar zouden er natuurlijk duizenden moeten wezen, maar 't is gelijk het in de inleiding van dit werkje te lezen staat: ‘het aanhoudend gebruik van Fransch en Nederlandsch door malkaar, geeft er te onzent aanleiding toe de eene taal met de andere te verwarren.’ Ja, wij, Vlamingen, moeten ontzaglijk veel leeren in zake van taalzuivering. En daar boeken als die van De Vreese en van Meert er slechts bij enkele zeer vlijtigen in willen, - die daarbij aan speciaal-studie doen - komt het werkje van De Boeck uitstekend te stade aan alleman. 't Is daarbij veel paedagogischer ingericht dan zijn groote voorbeelden: Daar wordt het slecht Nederlandsch tegenover het goede opgegeven bij zooverre dat ze beide even vrijen ingang hebben in 's lezers hoofd; hier is integendeel alles geweerd wat niet deugt, en goed Fransch wordt in goed Nederlandsch overgezet. De reeksen van uitdrukkingen zijn spraakkundig-logisch ingedeeld, en achteraan, om 't gemak van naslaan, staat een alphabetische lijst der Fransche en Nederlandsche woorden die 't werk behelst
Natuurlijk, als men dit boekje van buiten kent, heeft men nog niet een brevet voor zuiver Nederlandsch. Dat leert men in geen handboek. Maar wat deze bescheidene proeve wel doet: veel verkeerdheden, die dagelijks voorkomen, leeren verhelpen, de college-jongens voor wie 't speciaal is bestemd, voortreffelijke vingerwijzigen geven, en vooral in ons Vlamingen wakker maken
| |
| |
een taalgeweten, dat we vooreerst niet vermoedden en dat luide roept: naar de besten in Holland om les en om leer!
J.P.
GRIEKSCHE OEFENINGEN MET AFZONDERLIJKE WOORDENLIJSTEN, door Dr P.V. Sormani & Dr P. Versmeeten. I Deel 3e druk. - Groningen, P. Noordhoff, 133 en 66 blz. fl. 1.50.
Deze Grieksche oefeningen, die naast de meest hedendaag sche grammatica's kunnen gebruikt worden, passen volkomen op onze vijfde Latijnsche klasse. Hoofdzakelijk is dit werk een themaboek; iedere oefening is door een inleidenden Griekschen tekst voorafgegaan. De bedoeling der opstellers is de klasse te voorzien met ‘een vaste copia verborum’, een voorraad van een duizendtal meest gebruikelijke woorden. Om echter tot zulk een doel te geraken, beweren zij niet, dat het voldoende zal zijn die oefeningen eens als taak voor te schrijven: de leeraar moet zelf werkzaam optreden, en de uitslag zal dan hoofdzakelijk afhangen van zijne ‘persoonlijkheid, zijne wijze van behandeling en voorstelling.’
Veel goeds werd van die oefeningen bij hun eersten en tweeden druk gezegd, en die lof was niet overdreven. Bij hunne samenstelling werden de voortreffelijke schoolboeken van Kaegi en Wesener benuttigd en vooral werd naar de rechtmatige eischen der pedagogie geluisterd.
De verdiensten van het werk kunnen nagenoeg zoo samengevat worden:
Voor den leeraar is het, om zijne geschikte verdeeling, een zekere leiddraad, dien hij niet slaafs moet, maar gerust mag volgen; zoo wordt hij met zijne leerlingen rechtstreeks bij de Grieksche schrijvers en vooreerst bij Xenophon binnengeleid;
Van den leerling wordt er geen overtollige krachtinspanning gevergd, geen nutteloos rechts en links zoeken. De weg is hem voorgebaand, de materialen liggen bij de hand en alleen het ‘quod requiritur et sufficit’ wordt hem te leeren gegeven.
De schrijvers verdienen daarenboven ook lof voor de groote zorg die zij besteed hebben aan het opmaken der woordenlijsten die, om hare betrekkelijke volledigheid, telkens een geheel uitmaken.
De uitgave is ook stoffelijk goed verzorgd.
Drukken wij meteen, bij het eindigen dezer beoordeeling, den wensch uit, dat ook in Zuid-Nederland dit werk verspreid worde.
R.V.M., S.J.
ONZE TAAL IN HET ONDERWIJS, door Gustaaf Segers werkend lid der koninklijke Vlaamsche Academie, Gent A. Siffer 1904. 326 bl. in 4o fr. 3.50.
Dit boek kan onmogelijk als 't hoort besproken worden zonder er ettelijke bladzijden aan te wijden. Dat kan echter in Dietsche Warande en Belfort niet geschieden
De titel Onze Taal in het Onderwijs is geen bedrog. Wij ontvangen hier een samenvatting van feiten en gedachten door het verleden, het heden en de toekomst onzer Taalquestie ingegeven aan iemand die met scherpen blik feit en redeneering weet te
| |
| |
proeven. Alles is wel gerangschikt en klaar uiteengezet. Iedere Vlaming vindt in dit boek rijke beleering omtrent tal van vragen die van 't grootste belang zijn, ook wel hier en daar een gevoelen of meening waar hij niet mee instemmen zal. Inzonderheid roep ik de aandacht op wat er gezegd wordt over de voertaal in het lager onderwijs. De slotsom der beweringen en bewijzen daar uiteengezet is voorzeker ‘radikaal’ en alhoewel ik er tot nu toe nog geen vrede mee heb, vind ik me toch weer een stap nader gebracht tot de thesis hier verdedigd en voorgestaan. Met het hoofdstuk over de spelling is het slechter gesteld; ik heet het eenvoudig weg onrechtvaardig, hoe gematigd ook de toon gebleven is, en hoe zuiver het inzicht ook was En hier verder op ingaan is overbodig, die strijdigheden worden mondelings opgeklaard en bijgelegd, tijdschriften bekeeren niemand. Iedereen dus ga het boek te rade en overwege de gedachten, de feiten. Onze taal in de atheneums, in het hooger onderwijs, zijn vragen van den dag waarover iedereen moet worden ingelicht, hij zij vijand of vriend van het voorstel Coremans.
De heer Segers heeft eene zeer degelijke bijdrage geleverd tot de kennis van den huidigen toestand, en aan velen niet alleen beleering maar overtuiging geschonken.
D.A. Stracke, S.J.
| |
Ingekomen boeken ter bespreking:
J. Geurts, Beknopte Nederlandsche Metriek. Hasselt, St-Quintinus-drukkerij, 1907, 46 blz |
J. Verest, S.J., Handleiding bij de aanvankelijke studie van de Letterkunde. 192 blz. Boekhandel A. Dewit, Brussel. |
Fritz Leonhard, Aan lager Wal. Rotterdam, W.L. & J. Brusse. 1907, 241 blz. |
Bern. Canter, Twee weken Bedelaar. 3e druk, met 2 portretten. Rotterdam, W.L. & J. Brusse, 178 blz. |
H. de Boer, Romantische Voordrachtskunst, Alb. Vogel. W.L. & J. Brusse 69 blz. |
Marie Metz-Koning, Van de Zonnebloem die de Zon wou zijn. Hollandiadrukkerij, Baarn, 290 blz. |
Id., Het Kindje. Hollandia-drukkerij, Baarn, 141 blz |
L. Van Haecke, pr., Uit ‘de Zeesterre’. Leuven, Keurboekerij, Groote Markt. 61 blz. |
| |
Verhandelingen der Katholieke Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding:
Dr Fr. Meeus. Menschenkunde, V. De Geniale Mensch, Nr 97. |
E.H. Al. Walgrave. Poëzie en Wezenlijkheid, Nr 98. |
| |
Uitgaven van de Tilburgsche Handelsdrukkerij:
M.S. Vromans. Lezen, Denken, Schrijven, Practische stijlleer voor R.K. Gymnasia en andere scholen, 110 blz. |
Id. Gebruik der Taal, 47 blz. |
Broere, I Over zijn leven en werken. 80 blz. fl. 0.50. |
H.K. Poot. II Gedichten, 78 blz. fl. 0.50. |
Staring, Mengeldicht, 48 blz. |
Id. Verhalen, 82 blz. |
| |
| |
| |
Uitgaven der Nederlandsche bibliotheek van L. Simons. Maatschappij voor goede en goedkoope lectuur, Amsterdam:
Multatuli, Vorstenschool, Nr XVIII, 159 blz. fl. 0.20. |
Victor de la Montagne, Gedichten, met inleiding van Emm. De Bom. 116 blz. fl. 0.20. |
| |
Uitgaven van C.L. Van Langenhuyzen, Amsterdam:
J. Alberdingk Thijm, Karolingsche Verhalen, 3e uitgave, 231 blz. fl. 0.90. |
M. Mescher, S.J., Leven van den H. Aloysius van Gonzaga, volgens de 7e Hoogduitsche uitgave door J.L. Steger, S.J. 310 blz. |
De tweede druk is verschenen van Vlaamsche Koppen. Kunstdrukportretten op briefkaarten van 12 Vlaamsche letterkundigen. De Vlaamsche Boekhandel, Eikstraat, 18, Brussel. - Die koppen zijn: Guido Gezelle, Hugo Verriest, Albrecht Rodenbach, Pol de Mont, Prosper van Langendonck, August Vermeylen, Reimond Styns, Styn Streuvels. Cyriel Buysse, Rafael Verhulst, Herman Teirlinck, Karel van de Woestijne. De twaalf briefkaarten, onder omslag geteekend door Herm. Teirlinck. Fr. 1. -.
|
|