| |
| |
| |
Boekennieuws
TRACTATUS DE VIRTUTIBUS INFUSIS, auctore P. Sancto Schiffini, S.J. gr. 8o (XII en 696 blz.) - Freiburgi, Sumptibus Herder 1904.
De leer der goddelijke en zedelijke deugden komt zelden bij het onderwijs der dogmatische theologie tot haar recht. Zij is nochtans eene noodzakelijke aanvulling der genadeleer, met welke zij in het innigste verband staat. Immers de genade is een hooger, den mensch ingestort goddelijk levensbeginsel, laten wij zeggen, eene nieuwe goddelijke natuur, welke zonder eigenaardige vermogens en overeenstemmende werkingen niet kan begrepen worden. Deze zoogenoemde vermogens der ziel, en onmiddellijke beginselen der bovennatuurlijke werkingen, waardoor de goddelijke genade zich openbaart zijn de theologische of zedelijke ingestorte deugden.
Ter wille van het groot belang met dit onderwerp verbonden, vestigen wij de aandacht der theologen op bovenstaand werk van P. Schiffini, dat zijn vroeger geschreven tractaat De Gratia aanvult, en op uitmuntende wijze de leer der deugden behandelt.
Het tractaat is in zeven verhandelingen verdeeld met den volgenden inhoud: I. Over de ingestorte deugden in het algemeen (blz. 55). - II. Het voorwerp van het theologisch geloof (blz. 152). - III. De geloofsakt (blz. 276). - IV. De noodzakelijkheid van het geloof (blz. 338). - V. De deugd der theologische hoop (blz. 414). - VI. Over de goddelijke liefde (blz. 522). - VII. De kardinale deugden (blz. 679).
Naast de theologische bestaat er ook een philosophische beschouwing der deugden. De schrijver bepaalt zich hier uitsluitend tot het theologisch gebied, en verwijst den lezer, waar zulks noodig is, naar zijne vroeger verschenen philosophische handboeken: Principia philosophica; Disputationes Metaphysicae specialis; Disputationes Philosophiae moralis.
In het theologisch onderzoek onderscheidt hij met de meeste zorg en groote nauwkeurigheid het geloofspunt van de verklaringen der geleerden, het zekere van het twijfelachtige en betwiste, het waarschijnlijke van het gewaagde.
In de keus der behandelde stof laat hij zich door het belang der vragen leiden, bepaalt zich echter tot de beginselen die de geheele deugdenleer beheerschen zonder tot bijzondere gevallen en conclusiën af te dalen of casussen op te lossen: dit immers is de taak van de zoogenaamde zedelijke theologie.
Vooral vestigt hij onze aandacht op vragen welke den oppervlakkigen lezer misschien waardeloos en spitsvondig kunnen schijnen, en nochtans nuttig in het dagelijksche leven en in de theologie belangrijk zijn, wegens het schitterend licht, dat zij over tal van moeilijke vragen verspreiden.
| |
| |
Ook de zedelijke deugden worden besproken en des te uitvoeriger, daar zij in de meeste handboeken, of niet of slechts in 't voorbijgaan worden behandeld.
De schrijver verklaart dat hij den H. Thomas als het ware op den voet volgt; omdat, volgens zijne overtuiging, niemand op scherpzinniger, op diepere wijze over de deugden geschreven heeft, vooral in het tweede deel der Summa. Dit deel geeft hij verkort weer, volgens de orde en de behandelingswijze van den H. Thomas, hij verwaarloost geen enkele van zijne zienswijzen, en voegt slechts bij wat in den loop der tijden latere geleerden, ten gevolge van nieuwe dwalingen, van kerkelijke besluiten, van wetenschappelijke ontwikkelingen hebben verzameld en geboekt.
In de zoogenaamde Analysis Fidei ontstaat de moeilijke vraag hoe men de twee volgende stellingen in overeenkomst brengt. a) Het geloof als toestemming van het verstand, berust op Gods gezag in zijne openbaring en uitsluitend wegens dit gezag wordt de geopenbaarde waarheid aangenomen; b) deze toestemming als geloofsleer is niet blind, maar waar, zeker, boven alles onwrikbaar.
Nu wordt Gods gezag, niet door zichzelf met onmiddellijke evidentie kenbaar, met zekerheid door de geloofswaardigheidsbewijzen (motiva credibilitatis) erkend. Uit dit feit zou men kunnen afleiden dat het geloof in de laatste instantie op deze bewijzen berust, en derhalve geen geloof, maar eene wetenschappelijke toestemming is.
Worden echter Gods gezag en het feit der openbaring zonder beweeggrond, om zichzelve aangenomen, dan gaan de waarheid, de vrijheid, het bovennatuurlijke en goddelijk karakter van het geloof verloren.
De moeilijkheid der vraag blijkt genoegzaam uit het aantal der meeningen ter oplossing voorgesteld. P. Lahousse (Tractatus de virtutibus theologicis) telt er zeven.
De verklaring van P. Schiffini komt hierop neer:
Wanneer wij gelooven, bevestigen wij eene waarheid enkel en alleen omdat zij door God is geopenbaard. Over deze Openbaring, de eenige waarborg der waarheid, moet derhalve een oordeel voorafgaan; maar het is niet noodig dit bevestigend oordeel van Gods gezag uitdrukkelijk (signate) te vellen door den zelfden akt, waardoor wij het mysterie als waar aannemen.
Deze bevestiging is ingesloten (exercite) in de zekerheid waarmede wij uit eerbied jegens de eerste Waarheid het geopenbaarde geloofspunt als waar erkennen.
Deze verklaring veronderstelt dat de geloofsakt geen samengesteld, maar een eenvoudig middellijk, oordeel is. De waarheid, waarop dat oordeel rust, is de beweegreden der toestemming, maar wordt niet door deze toestemming uitdrukkelijk bevestigd. (Disp. III, Sect. 8 blz. 276.)
Wij laten het oordeel over deze verklaring aan den lezer over, en eindigen met het nuttige boek aan de theologen aan te bevelen, als een werk van buitengewone waarde, dat door helderheid, degelijke bewijsvoering, scherpzinnig onderzoek en uitgebreide kennis der scholastieke theologie uitmunt, en wederom aantoont welke kostbare vruchten de ernstige studie der scholastieken afwerpt.
Dr A. Dupont.
| |
| |
DEN HELLIGE FRANS AF ASSISI, en Levnedsskildring af Johannes Jörgensen, prachtig boekdeel in 8o van LXIV-283 bladz. - Gyldendalske Boghandel, Nordisk Forlag, Kopenhagen, 1907.
De beroemde Deensche schrijver heeft reeds menige bladzijde gewijd aan den wonderbaren heilige van Assisi. In Rejsebogen, in Pelgrimsbogen sprak hij met geestdriftige bewondering over den minnaar der armoede, die, volgens het woord van Dante, als eene zon voor de wereld is opgegaan, en in meesterlijke bladzijden beschreef hij menig feit uit het leven van Franciscus, zoo rijk aan evangelische schoonheid.
Het verwonderde ons dus niet toen wij vernamen dat Jörgensen eene levensbeschrijving van Assisi's grooten zoon had uitgegeven en de herinnering aan de lezing van gezegde werken, wekte in ons een vurig verlangen om met het nieuwe gewrocht van den Deenschen dichter kennis te maken.
Dit verlangen is nu voldaan: wij hebben Den hellige Frans af Assisi met groote belangstelling gelezen; 't is geen voortbrengsel van dichterfantazie, maar een streng wetenschappelijk werk, uit hetwelk de wonderbare figuur van den heilige in al hare beteekenis te voorschijn treedt
De schrijver verdeelt zijn boek in eene inleiding en vier boeken. In de inleiding behandelt hij de bronnen voor Franciscus' levensgeschiedenis; het eerste boek is getiteld: Franciscus, de kerkbouwer; het tweede: de Evangelist Franciscus; het derde: Gods zangers; en het vierde: de kluizenaar Franciscus.
Door het heele boek bewijst de schrijver zijne stof uitstekend te beheerschen en goed den tijd te kennen, waarin Franciscus leefde. In die tijden van hebzucht en veete, van strijd en roofzucht deed Franciscus, de nederige minderbroeder, eene democratische strooming ontstaan, die velen terugvoerde naar de bron van alle ware democratie, de leer van het Evangelie, die gelijkheid voorschrijft onder de menschen. En wonderbaar is het hoe Franciscus en zijne volgelingen die omwenteling teweegbrachten, welke later in geheel Europa haar weidoenden invloed deed gevoelen. Liefde, nederigheid, verzaking, armoede, ziedaar wat Franciscus verkondigde en waarmede hij zoovelen deed besluiten alles wat zij bezaten aan de armen uit te deelen, om zelf de armsten onder de armen te worden en een evangelischen levenswandel te leiden.
Stellig, voor iedereen was zulk leven niet uitvoerbaar. Niet alle menschen konden huis en familie verlaten om te leven als eremijten in volkomene armoede. Die levenswijze was maar geschikt voor een klein getal, welke door hun voorbeeld invloed moesten uitoefenen op hen die de wereld niet verlieten, om ook onder dezen de beoefening der evangelische deugden te doen opbloeien. En dat begreep Franciscus zelf; maar om te voldoen aan den drang van duizenden, die hem volgen wilden in het streven naar het ideaal, dat hijzelf zoo volmaakt betrachtte, zonder ze te verplichten de wereld vaarwel te zeggen, schreef hij den Derden regel voor aan mannen en vrouwen. - De eerste was die der Minderbroeders, de tweede die der Klarissen.
Een ander bewijs dat de regel, dien Franciscus wilde voorschrijven aan de broeders die hem wilden volgen, niet voor velen
| |
| |
geschikt was, is de weerstand dien hij spoedig aantrof bij de broeders zelf, die hem al te streng vonden. Maar Franciscus heeft toch het heilige vuur ontstoken, dat nu nog opvlamt in den regel der Minderbroeders, en dat de besten onder hen door alle tijden zich hebben beijverd rein te houden.
Reeds bij de inleiding, waarin de schrijver, zooals boven gezegd, de bronnen behandelt waaruit de levensbeschrijving van Franciscus dient geput, bemerkt men onmiddellijk met een degelijk werk te doen te hebben, want streng weet hij hier de onbetrouwbare legende van de degelijker historische gegevens te onderscheiden.
Niet alleen het beeld van den heilige heeft Jörgensen met vaste hand geschetst, maar ook de soms zoo eigenaardige en aandoenlijke figuren zijner voornaamste volgelingen, waaronder vooral de grootste zijner vrouwelijke discipelen, de H. Clara van Assisi. ‘Niemand, zegt de schrijver, verwezenlijkt volkomener een mans idealen, dan eene vrouw, die er door aangegrepen wordt. Hiermee zij op verre na niet gezegd dat Frans van Assisi zelf het Evangelium dat hij predikte niet heeft verwezenlijkt - integendeel, maar zoo men het Franciskaansche leven zien wil in een van alle noodgedwongene bijvoegsels en vijandig vreemde invloeden vrijgemaakten vorm, is het vooral tot zijn groote vrouwelijke discipel, de heilige Clara van Assisi, dat men zich wenden moet.’
Diep is de schrijver doorgedrongen in de hooge beteekenis van het Franciskaansche leven. Nergens nochtans laat de dichter de fantazie vrijen loop, altijd is hij streng historisch. Maar het leven van Franciscus is zoo vol aangrijpende oogenblikken, dat onder de pen van eenen schrijver als Jörgensen de beschrijving van die episoden meer dan eens eene hooge vlucht neemt.
‘Zooals Jörgensen's boek voor ons ligt, schreef een zijner Deensche beoordeelaars, is het in alle opzichten een waardig monument aan den geestelijken vader der Minderbroeders.’ Ten volle kunnen wij deze woorden beamen en er nog bijvoegen dat, hoewel streng wetenschappelijk, dit boek geen droge opsomming van feiten is, integendeel. 't Is het met dichterlijk gevoel in prachtigen stijl geschreven verhaal van het wonderbare leven eens mans, die onder de menschen het barmhartigheidsgevoel, den drang naar rechtvaardigheid zoo hoog wist te doen opbloeien, dat zelfs Renan van hem zegde, dat er nooit, sedert de tijden der apostelen, een krachtiger poging is gedaan om het Evangelie te verwezenlijken, dan de van Franciscus uitgaande beweging.
Het ware te wenschen dat Jörgensen's werk ook in het Vlaamsch mocht verschijnen, zooals het spoedig in het Duitsch zal worden uitgegeven.
D.M.
FRANKREICH'S LILIËN von A. Hensler. - Benziger & Co, Einsiedeln 1905. Preis geb. Mk. 3,60; 344 blz.
Frankrijks Leliën! de afstammelingen van Lodewijk den Heilige; de kinderen van den rampspoedigen Lodewijk XVI, vooral de jonge Lodewijk: als koning begroet op de stoppelvelden van Vendee, en in de tenten van bannelingen. De lotgevallen van deze ongelukkige familie: de tragische dood van den goeden,
| |
| |
maar zwakken Bourbon, de moederlijke smarten der hooghartige, laag-belasterde Marie-Antoinette, en van hare beide kinderen Marie-Thérèse en Lodewijk-Karel ‘die geen vorst was, geen held, maar een kind slechts, bewonderenswaardig in zijn lijden, edel, grootmoedig, koninklijk,’ maken den inhoud uit van dit zeer belangrijke werk. Daaróm heen schikken zich nog de voornaamste gebeurtenissen van de Fransche Revolutie, tot een vastsamenhangend, roerend-machtig beeld. De beste geschiedkundige werken werden er toe geraadpleegd, zelfs vele gansch oorspronkelijke bronnen aangewend, bij zooverre dat dit leven van Lodewijk XVII wel het getrouwste mag heeten dat wij bezitten,
Toch is het boek geen geschiedkundig werk in den engeren zin van het woord. De gang, de toon, de behandeling, de geheele voorstelling, zijn die van een geschiedkundigen roman; maar van een roman die overal, in de gewichtige en zelfs in de minder belangrijke feiten, waar blijft, in de kleinste bijzonderheden hoogst waarschijnlijk.
Het werk is uiterst boeiend geschreven in een zuivere, vloeiende, teer-fijne taal. Voeg daarbij dat het versierd is met een titelbeeld van den jongen koning in lichtdruk en 24 andere beelden naar schilderijen van Vigée-Lebrun, Rioult, Coroenne, Le Blant, Roussin, enz. Ook werd deze roman in Duitschland, bij zijn eerste verschijning, zeer vleiend besproken door tijdschriften en bladen van allerlei kleur, zoodat vier uitgaven ervan in een jaar verschenen. Zoo zal men begrijpen hoe Frankreich's Liliën, dat ook in de handen van geschiedkundigen mag komen en bij de les in geschiedenis dienst kan bewijzen, uitstekend geschikt is voor de leerlingen onzer hoogere klassen, in pensionaten en colleges, en een plaats verdient in alle lees-bibliotheken.
J.V.M. jr, S.J.
DER MUTTER VERMÄCHTNIS. Eine Novelle von J. Mayrhofer. - Preis brosch. Mk. 2, -; geb. Mk. 2.75. - F.W. Cordier, Heiligenstadt (Eichsfeld).
Deze novelle speelt grootendeels in een Jezuietencollege in Charlottenlund, waar Harald, de jonge held ervan, zijne opvoeding ontvangt. Daarom, zal ze ook door de leerlingen, vooral van de hoogere klassen, met veel genot gelezen worden. De stijl is zeer vlot en frisch. Wat den inhoud betreft, zonder ooit te ontaarden in gemaakte of tendenzieuse gekunsteldheid, kan hij toch geen anderen dan een zeer verheffenden invloed op de jeugd uitoefenen. Daarom zij dit boek warm aanbevolen.
J.V.M. jr., S.J.
WITTE NACHTEN door F. Dostojevsky. - Russische Bibliotheek, Van Suchtelen, Amsterdam.
Uit het leven van een droomer, die onbemind en liefdedorstig door het leven heenzwerft en zoekt naar een wezen dat hem troosten en beminnen zal. Op het oogenblik dat hij meent het geluk te hebben gevonden in de liefde van Natjewska, ontsnapt het hem plotselings en voort moet hij zwerven, eenzaam en verlaten de goede, arme doolaard. Een boek op zijn Russisch. ‘Wij Russen,’ schreef Dostojevsky ergens, ‘zijn over 't alge- | |
| |
meen wijddenkende lieden, wijd en breed gelijk ons vaderland en buitengewoon geneigd tot fantazeeren.’ - Wat minder somber dan wat Dostojevsky gewoonlijk schreef. - Weemoed genoeg en tranen, maar geene schrijnende somberheid, noch wanhoopskreten zooals in die andere boeken, de romans der misdadige menschenkunde.
De hoofdtype is meesterlijk geschetst, daarom verdient dit boekje te worden gelezen.
L. Dosfel.
DE RECHTEN VAN HET KIND, door G.A. Ootmar, kinderarts. - Amsterdam, van Holkema en Warendorf. Antwerpen, De Nederlandsche Boekhandel. - Ingen. fl. 3,50. in prachtb. fl. 3,90.
‘Waar in den tegenwoordigen tijd meer en meer bij de ouders de wensch opkomt om hunne kinderen zoo gezond mogelijk op te voeden opdat zij in het latere leven de weelde eener ongestoorde gezondheid volop zouden kunnen genieten, daar rust op hen de plicht te weten, wanneer de gezondheid hunner kinderen verstoort dreigt te worden.’
‘... 't Is daarom dat ik andermaal voor u een werk geschreven heb dat, naar ik verhoop, u ziekte-inzicht zal geven en u tot steun zal zijn bij de ziekte en verpleging van uw kind.’
In Noord-Nederland is het vakkundig onderwijs in de ziekenverpleging tot een ongewonen bloei gekomen. Onderhavig werk is er al weerom een treffend bewijs voor In Belgie helaas! is de belangstelling voor wetenschappelijke ziekenverpleging minder groot, schier nul, en 'k sta wel eenigszins verlegen om het zoo doelmatig boek van mijn Nederlandschen collega aan het oningewijd Belgisch publiek voor te leggen.
Te vergeefs zal men, op enkele uitzonderingen na, in Ootmar's boek, naar remedièn zoeken om 't kind in te geven. Dat zijn zaken die aan 't oordeel van den huisgeneesheer moeten overgelaten worden, want over 't algemeen worden de remediën, die onze Belgische gazetten wel eens domweg aan hun lezers voorzetten, zeer ondoelmatig toegepast, en geven al te dikwijls zulke geruststelling dat men verder denkt alle bevoegde tusschenkomst van een geneesheer te kunnen missen.
Ootmar, zooals trouwens reeds uit de hooger aangehaalde woorden van zijn prospectus blijkt, wil de ouders leeren hoe de kinderen ziek worden, welke teekens bij de verschillende ziekten voorkomen, en welke gezondheidsmaatregelen de ouders moeten toepassen, om den geneesheer in 't bestrijden der ziekte te helpen. Door onwetendheid bij de ouders, ontmoet de geneesheer vaak groote bezwaren in de oordeelkundige behandeling van zieke kinderen: wat hij voorschrijft als algemeene verplegingsmiddelen, wordt maar zus en zoo uitgevoerd, gewoonlijk slecht verstaan, ja zelfs verkeerd uitgelegd, en door allerlei straatremedien vervangen.
De tekst wordt eigenaardig toegelicht door een negentigtal platen.
Dr Fr. Meeus
HET MATTHOEUS-EVANGELIE EN DE OVERLEVERING, door J.P. Van Kasteren, S.J. - C.N. Teulings, 's Hertogenbosch, 1906, 180 blz.
Dit werk behoort tot de uitgaven der apologetische vereeniging: Petrus Canisius, en alhoewel het handelt over het evan- | |
| |
gelie volgens Matthoeus, geeft het ook een kijk in de evangelielitteratuur in 't algemeen. 't Is niet den eersten keer dat P. Van Kasteren dit onderwerp aanvat. Zeven jaar geleden schreef hij hierover een reeks artikelen in het Jezuietentijdschrift: Studiën op godsdienstig, wetenschappelijk en letterkundig gebied, als antwoord op een werkje van den bekenden Leidschen hoogleeraar Bolland. In zijn prospectus zegt de uitgever dat de schrijver ‘geheel de kracht en al de bijzonderheden van zijn betoog onder het bereik van iederen eenigszins ontwikkelden lezer’ heeft weten te brengen; of hij daarin geheel en gansch slaagde is te betwijfelen; we hadden het betoog hier en daar eenvoudiger willen zien.
We kunnen deze en ook de andere uitgaven van de Canisius-vereeniging niet genoeg ter lezing aanbevelen aan al de ontwikkelde Vlamingen.
J.V.
HET GODSDIENSTIG LEVEN, een gebedenboekje met raadgevingen voornamelijk voor ontwikkelde personen. Naar het Duitsch van Tilmann Pesch, S.J. - Te Amsterdam bij C.L. Van Langenhuysen. 510 blz. Zwart linnen, roode gepolijsten snede fl. 0,90; zwart mouton fl. 1,25; ook velerhande prachtbanden aan hoogere prijzen.
Pater Tilmann Pesch's werk Das Religiöse Leben is in Duitschland overal bekend. Behalve de gewone dagelijksche gebeden en litanieën bevat het zeer schoone overwegingen en leefregels. De uitgever Van Langenhuysen biedt ons hier een zeer goed bewerkte vertaling. Ook de druk en de band zijn wel verzorgd: spijts zijn 500 bladzijden is het boekje maar een kleinen vinger dik. Dus een handig, net en ernstig kerkboekje voor ontwikkelde menschen.
J.V.
LA FACULTÉ DE DROIT DE L'UNIVERSITÉ DE LOUVAIN A TRAVERS CINQ SIÈCLES 1426-1906. Esquisse historique par Victor Brants. Louvain, Ch. Peeters, 1906, 216 blz. klein formaat.
Dit werk geeft ons juist wat de titel belooft: een geschiedkundig overzicht van de faculteit van de rechten aan de Leuvensche hoogeschool vanaf de 15e eeuw tot op onze dagen. Maar de schrijver heeft zijn ontwerp in den breede weten te behandelen: Hij schrijft niet alleen: toen waren die de meest bekende leeraren en ze leeraarden dat, zoo gaven zijn hun lessen, dat was het studentenleven, enz., de geschiedenis der faculteit van rechten is in verband gebracht met de algemeene geschiedenis van ons land en met de geschiedenis van het recht in West-Europa, en daar juist ligt het belang voor die iets meer willen dan eene monographische schets van een deel der Leuvensche Hoogeschool. De rol van de hoogleeraren in het openbaar leven van hunnen tijd, hoe het Romeinsche recht invloed uitoefende, hoe de prinsen door hunne edicten het recht, verbrokkeld in de ‘costuimen’, trachtten weer éen te maken, hoe de nieuwe vakken in de studie van het recht werden opgenomen, de schrijver vindt gelegenheid om de meer algemeene zaken te schetsen.
| |
| |
Verscheidene keeren wijst hij er op dat, te onzent, de geschiedenis van het recht tot hiertoe verwaarloosd werd, en dat is, spijtig genoeg, wel degelijk zoo. De bronnen, de oude costuimen en ordonnantiën werden veelal critisch uitgegeven, maar voor algemeene werken werd daaruit nog weinig nut getrokken. In de officieele programma's voor de rechtstudies staat de geschiedenis van het recht in den hoek; het ware wenschelijk dat dit vak wat meer naar vóor werd gehaald, want aanleeren hoe de rechtsbepalingen van nu gegroeid zijn tot wat ze zijn, moet bijdragen om den gezichteinder te verrijken en beter te leeren verstaan wat nu is.
E. Vl.
| |
Ingekomen boeken ter bespreking:
Jos. De Cock. Van drie Santen. Leuven, Keurboekerij, Groote Markt, 17. - Amsterdam, E. Van der Vecht, Marnixstr. 372. 72 bladzijden. |
Id. Een oude Historie Nr 79 van Flandria's Novellen-bibliotheek. Gent, druk. Plantijn, 54 bladz. |
Id. Uit de Reistesch, 2e druk. Leuven, Keuboekerij. |
W. Schroder en J. Brinckman. Van 't Stekelverken, twee vertellingen naar het Platduitsch, 45 bladz. |
A. De Boeck. Nederlandsch Taaleigen. Joz. Van In & Co, 1907, 96 bladzijden. |
Em. Collée. Van Knuppel Knol en andere sprookjes, 47 bladz. |
Association belge des Professeurs de Langues vivantes. Premier Congrès tenu à Gand, du 18 au 22 sept. 1906. Compte-rendu, Gand, Ad. Hoste, 224 bladz. |
G. Siméons. De Ontwikkeling van het Zinnelijk en Verstandelijk leven bij het kind. Nr 96 der ‘Verhandelingen van de Katholieke Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding’ 54 blz., 0,25 fr. |
| |
Uitgaven van P. Noordhoff, Groningen:
N. Gravelaar. Leerboek der Rekenkunde, 2e deel, 3e verbeterde druk, 17g blz. fl. 1,25. |
J. Valkhoff. Erstes Deutsches Lesebuch, 9e Auflage, 106 blz. fl. 0,60. |
|
|