- Ik verkocht mijne burchten, mijne rijke akkers, mijne wouden om steen en arbeidsloon te betalen. Ik was rijk en nu zoo arm. Wat heb ik nog: Een armen vader, eene hut.
- Het eten kost hier veel te duur.
- Eet zooals ik, sinds twintig jaren reeds, de kruiden der aarde.
- Ja 't werk duurt twintig jaren reeds.
- Al duurde 't gansch uw leven, eeuwig is Maria!
- Het bier is hier zoo duur.
- Ik drink water. Doe zooals ik. O menschenkudde, onwaardig aan mijn kerk te werken. Deze was een ideale zucht naar sterrentuinen, een poging om op de Venusster Maria's beeld te plaatsen. En gij houdt vast aan 't eten, verdrinkt in 't bier, hoort vrouwen janken, kinderen schreien, zucht naar uw vaderland.
Ge zijt allen nietegaards. Gaat allen henen. Ik zal voortdoen alleen, met mijne nagels steenen uit de groeven krauwen; ze dragen op mijn rug. Ik zal waken op mijn werk lijk Rispe op het lijk harer kinderen. Wee voor de raven! - Weg, zeg ik u! Ge zwijgt. Wat zult ge doen? Voortwerken?
- Druk met geen steen mijne opschietende zuchtplant, laat ze groeien, traag en slank. Laat dan liever 't werk zooals het is. Het blijft dan als een vervrozen weeplant, als een zucht die niet meer verder kon. Het dak dat is de dood, dan wordt mijn werk een lijk.
- Het dak! We willen eindigen.
- Vertreed mijn lijk dan zoo ge durft. Het plan behoort mij. Ik ben er meester van. Het is geboren uit wee van slapelooze nachten, uit sterrendroomen. Ge steekt daaraan uwe pintengrijpende handen niet. Hier is geld. Ga naar de herberg. De brouwers zijn de koningen der maatschappij. Voorwaarts, hier is geld.
(Hij werpt geld tě grabbelen.)