Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1906
(1906)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 193]
| |||||||||
Theologische kroniekMen weet dat Leo XIII eene Bijbelsche Commissie inrichtte om de studie der H. Schriftuur vooruit te helpen en ze van alle onbezonnen waagstukken te vrijwaren. Den 27n Juni laatstleden heeft deze commissie een decreet uitgegeven over Mozes, opsteller van den Pentateuk. Wij deelen er den inhoud van mede volgens de Revue pratique d'Apologétique (15 Juli)Ga naar voetnoot(1):
| |||||||||
[pagina 194]
| |||||||||
In de Collationes Brugenses lost A. Camerlinck de vraag op: Wanneer schreef Lucas de Handelingen der Apostelen? Ziehier het besluit van zijn diep doordringend onderzoek: Met zekerheid stipt de overlevering geenen tijd aan. Eene ontleding van het Ev. van Lucas toont niet aan dat het, nog minder dus de Handelingen, na de verwoesting van Jeruzalem ontstond; verschillende aanwijzingen der Handelingen komen wonderlijk overeen omtrent het jaar 63, dus schijnt dit jaar zeer waarschijnlijk.Ga naar voetnoot(1)
L. Leroy uit een alarmkreet en roept alle tijdschriften en boden van het Heilig Hart op ‘pour repousser les nouveautés téméraires et nous consoler des critiques de quelque contradicteur attardé’Ga naar voetnoot(2). Het geldt een artikel van P. Vermeersch. Pater Vermeersch dacht dat de Kerk in den eeredienst van het H. Hart voornamelijk den menschelijken kant van de oneindige Liefde van Jezus vereerde of Jezus beminnend als menschGa naar voetnoot(3). Le Roy met anderen houdt voor den goddelijken kant. Al heeft de meening van Le Roy veel kans de juiste te zijn, volgens de kerkelijke oorkonden, toch is men verbaasd die hijgende aandoening te ontwaren in het weerleggen van de eenvoudige en beredeneerde meening van iemand die is en blijft een der grootste ijveraars voor den Eeredienst van het Heilig Hart.
Ter gelegenheid zijner intrede heeft Z.H. Mgr Mercier aan de geestelijken en de geloovigen van het Aartsbisdom Mechelen eenen herderlijken brief gestuurd, die door heel België blijken van bewondering en genegenheid heeft opgewekt, door de verhevenheid zijner gedachten, den omvang van zijn programma, en de diepte zijner gevoelens. Wij knippen er enkele gedachten uit: ‘Wanneer Jezus zijne openbare prediking aanvangt met zijne Bergrede, stelt hij die prediking als het programma vóor van een gelukkig leven, en tot achtmaal toe verklaart hij, dat hij aan het menschdom de middelen komt bekend maken om gelukkig te wezen. Ja, waarlijk de ondervinding stelt het vast als eene wet. De christenen zijn gelukkig, en hoe dieper overtuigde christenen ze zijn, hoe gelukkiger terzelfdertijd. Het geldt maar voor eenieder van ons proefnemingen te doen. Alles ingezien verlangt | |||||||||
[pagina 195]
| |||||||||
God van den mensch maar een ding: de inwendige oprechtheid. Al wie de liefde bezit is, vóor God, een christen. Daar is niemand die het zoo eenvoudige en zoo oprecht evangelische woord van Pius X aan zichzelven niet moet toepassen: Ik kan veel goed doen: waarom ben ik op de wereld, priester, leek, ouder, kind, patroon of werkman, rijke of arme, mensch van gebed of mensch van werking, waarom, tenzij om te werken tot mijne zaligheid en tot heil van het menschdom?’Ga naar voetnoot(1) Hoevelen zou het lezen van dien brief terugroepen van vooroordeelen en onwetendheid! Daarom is zijne verspreiding ten zeerste wenschelijk.
De noeste werkzaamheid van den E.H. Drijvers hoeft niet meer opgehemeld. Onlangs verschenen van hem weer twee werken, die waarlijk eene leemte vullen voor ons Vlaamsche volk: De Ware Godsdienst opnieuw bewezen en Kerkstemmen of gebeden en gezangen der Roomsch-Katholieke KerkGa naar voetnoot(2). Dees laatste werk vooral is zeker het beste kerkboek dat in 't Vlaamsch verscheen; men mag en moet het overal verspreiden en aanprijzen. Buiten de gewone gebeden en gezangen, bevat het een kort bewijs van den godsdienst, een bondigen uitleg van de deelen der mis en van het kerkelijk jaar. Jammer dat de druk soms wat te wenschen overlaat: men kent de eischen onzer hoogere standen, en nochtans hebben zij ook goede Vlaamsche kerkboeken vandoen. Het eerste werk beslaat twee deelen: 1e deel: Bewijs van den godsdienst; 2e deel: Eenige waarheden nader toegelicht. In het eerste deel volgt de schrijver de methode van Kard. Dechamps. Men zal zeker betreuren dat er zoo weinig orde in deze uitgaaf heerscht: de verschillige punten volgen op elkander zonder genoegzame onderscheiding, te meer daar in het tweede deel er geen samenhang tusschen de verschillende waarheden bestaat. Zelfs ontbreekt er eene inhoudstafel die den lezer de behandelde stof voor oogen zou leggen, en het antwoord aanwijzen op opwerpingen en moeilijkheden.
Het ware moeilijk in den overvloed wetenschappelijke werken op godsdienstig gebied in Frankrijk verschijnende, te onderscheiden wat de Apologetiek en wat de Theologie aangaat. De oorzaak daarvan duidde onlangs Dr L. Noël aan in de Revue Néo-ScolastiqueGa naar voetnoot(3) bij het bespreken van eenen volledigen cursus | |||||||||
[pagina 196]
| |||||||||
van Godgeleerdheid in de Fransche taalGa naar voetnoot(1): ‘De plus en plus on se rend compte que dans le cadre de l'apologétique, la place laissée à l'exposé du dogme chrétien était jusqu'ici trop restreinte. La science du dogme était trop considérée comme une science purement ecclésiastique, et l'apologétique se contentait de conduire les laïques jusqu'au seuil de l'édifice doctrinal, sans les inviter â y pénétrer. On a mis davantage en lumière, en ces derniers temps, la valeur des critères internes, et par le fait on s'est trouvé amené à rendre la dogmatique accessible au grand public en lui faisant parler la langue de tout le monde.’ Dit vulgarisatiewerk heeft voor gevolg gehad de aandacht der godgeleerden meer op de brandpunten en de betwiste vragen te vestigen, en de apologeten aan te zetten de Kerk en hare leering, haren oorsprong, ontwikkeling en huidigen toestand eenvoudig te doen kennen, zonder den lezer afgewerkte bewijsvoeringen en weerleggingen vóor te leggen. Vandaar al die verzamelingen die, elk met een bijzonder plan, allen de kennis van het geloof verspreiden, en naar gelang op theologisch of apologetisch gebied dienstig zijn.
In de verzameling Bibliothèque de théorie historique heeft Turmel het tweede deel uitgegeven van zijne Histoire de la théologie positiveGa naar voetnoot(2). In het tijdvak tusschen de twee groote conciliën bestudeert Turmel de theorieën aangaande de Kerk en de overlevering. Deze vragen waren door het optreden van het Protestantisme op het voorplan gekomen. De andere geloofspunten hier dus nog terzij gelaten. In dezelfde verzameling waren vroeger verschenen, van denzelfden schrijver: Histoire de la théologie positive jusqu'au concile de Trente, en een studie over Tertuliaan, door den E.P.A. d'Alès.
Onder den titel: Études de philosophie et de critique religieuse, verschijnt eene reeks werken van zeer verscheiden aard. Tusschen de laatste zijn bijzonder meldenswaard: Science et Apologétique, voordrachten van De LapparentGa naar voetnoot(3), waarover meer in het boekennieuws later, eene uitgave van eenen leergang van | |||||||||
[pagina 197]
| |||||||||
La Mennais, vóor zijne scheuring van RomeGa naar voetnoot(1), en twee werken die hun belang aan den huidigen terugkeer tot het mysticisme te danken hebben. LeclèreGa naar voetnoot(2) tracht de plaats van Dante tusschen de katholieke mystiekers vast te stellen. PacheuGa naar voetnoot(3) volgt de gedachtenbeweging van het positivisme af, dat al het bovenaardsch scheen te loochenen, tot de verzuchtingen der huidige wijsgeeren, die naar iets zoeken dat buiten de Kerk niet te vinden is.
De Verzameling La Pensée Chrétienne heeft voor doel de gedachten der groote katholieken door uitgebreide aaneengeregen aanhalingen te doen kennen, daarom verscheen eene studie over Moehler, door den bekenden schrijver van L'Allemagne reltgieuseGa naar voetnoot(4). Moehler heeft in Duitschland de katholieke maatschappelijke dogmengeschiedenis begonnen. In dit boek met zijne inleiding en de beknopte vertaling van Moehler's, werken vindt men een treffend beeld van Moehler, zijne plaats in het toenmalig midden en den psychologischen oorsprong van zijne gedachten. Het zelfde doel heeft TurmelGa naar voetnoot(5), die in St Hieronymus den zielenbestuurder, den schriftuurverklaarder en den godgeleerde voorstelt, en tevens het waar karakter van den Heilige, zijne deugden, zijne zwakheden zelfs doet kennen. In denzelfden aard is de studie van L. Brémond over NewmanGa naar voetnoot(6), buiten deze verzameling verschenen. 't Is geene systematische ontleding, maar een steeds dieper indringen in den persoon van Newman, die op 't laatst met zijne veelvoudige natuur voor den geest rijst. Dit werk was voorbereid geweest door drie andere in de Pensee Chrétienne verschenenGa naar voetnoot(7).
De verzameling Science et Religion groeit zoo snel aan dat zij nu verscheidene reeksen vormt: Grands Philosophes, Grands Papes, enz. Op bepaald theologisch gebied kunnen wij twee boekskens aanstippen van den E.H. Couget over de Godheid | |||||||||
[pagina 198]
| |||||||||
van ChristusGa naar voetnoot(1), eene studie over de bijbelvraag bij de Anglicanen door Mgr BatiffolGa naar voetnoot(2), die tevens van de bijbelvraag bij ons spreekt, en een apologetisch werk van Fonsegrive: Catholicisme et libre PenséeGa naar voetnoot(3), dat den schrijver het verwijt berokkend heeft van misschien den redelijken steun van het geloof voor de vrijheid der geloofakte prijs te geven.
Een uitgebreide ontleding dezer boeken en andere dergelijke is in de meer speciale tijdschriften te vinden. Wij spreken er enkel van om den aard der beweging te doen kennen. In dit opzicht mogen wij niet vergeten de Revue pratique d'Apologétique te vermelden. Zij heeft gedurende den eersten jaargang volkomen de taak vervuld van de apologeten op de hoogte der wetenschappelijke beweging in godsdienstleer te houden, en belooft tegen toekomende jaar eene verbreeding van plan en vermeerdering van bladzijden. Beide zullen welkom zijn.
In Engeland hebben wij een apologetisch boekGa naar voetnoot(4) te vermelden, uit protestantsch oogpunt geschreven: de diepindringende bewijsvoering der artikels, en de oprechte overtuiging der schrijversGa naar voetnoot(5) zijn een genoegzame reden om er een woord over te reppen. Eene systematische uiteenzetting van den gods dienst is er niet in te vinden, maar de vraagstukken, die heden het meest besproken worden, zijn in afzonderlijke artikels behandeld met zooveel te meer gezag, dat zij door vakmannen, leeraren aan de hoogeschool van Cambridge, bestudeerd worden. Het werk geeft de gedachten van de Universiteit van Cambridge, maar niet volledig; de gedachten der jongste professors zijn er meestal in te vinden, en er zijn eenige der bekende leeraren, die hunne medewerking aan het boek ontzegd hebbenGa naar voetnoot(6). De belangrijkste artikels handelen over de Evangeliën en hunne historische waarde | |||||||||
[pagina 199]
| |||||||||
(Chase), en voorop over het bestaan van God (Tennant, Caldecott), over de Verlossing (Askwith), over de Veropenbaring (Wilson), over het gebed en de wetten der natuur (Robinson).
De protestantsche leeraar van schriftuur in Oxford, Sanday, heeft verleden jaar in New-York eene reeks conferentiën gegeven over het evangelie van St Jan. Eenige maanden later gaf hij ze uit onder titel van Criticism of the forth GospelGa naar voetnoot(1). In zijne kritiek van het 4e Evangelie volgt hij zijne Duitsche voorgangers niet, maar beoordeelt streng hunne princiepen. Hij beschuldigt de nieuwste kritiekers met vooroordeelen te werk te gaan, en in hunne innerlijke kritiek niet zelden een stelling als waar aan te nemen vooraleer zij bewezen is. Met genoegen bestatigen wij dat Sanday tot de stelling der katholieken en der traditie terugkeert: hij verdedigt in zijn werk vijf stellingen, die Clemens van Alexandrië omstreeks het jaar 200 reeds vooruitzette nopens ons Evangelie: 1. Het Evangelie is geschreven door St Jan den apostel. 2. Het is verschenen op het laatst zijns levens, na de andere Evangeliën. 3. Deze zijn hem goed bekend geweest. 4. Hij heeft voor doel gehad niet een levensschets van Jezus te schrijven, maar een Evangelie. 5. Wat zijn werk kenmerkt tegenover de Synoptieken, die de uiterlijke feiten van Jezus' leven beschrijven, is dat het een meer ‘geestelijk Evangelie’ isGa naar voetnoot(2). FillionGa naar voetnoot(3) verwerpt Sanday's voorstel over den uitleg die St Jan aan de feiten zou toegevoegd hebben. Volgens dit ‘princiep van uitbreiding’ zou St Jan aan zijn persoon en aan Jezus gedachten toegeschreven hebben die zij niet hadden, maar die St Jan zelf later had toen hij schreef. Dr PoelsGa naar voetnoot(4) merkt hierop dat zulke misvorming der feiten alleen kan voorvallen voor bijzaken, die de aandacht niet trekken, en ten andere dat St Jan dat onbewust zou gedaan hebben (Sanday neemt immers aan dat hij een getrouwe geschiedschrijver is) en in dit geval is het een feit van letterkundig karakter dat door andere feiten moet toegelicht worden.
Tusschen de artikels van de Journal of theological studies, door geleerde anglicanen uitgegeven, vinden wij er eenige door bekende katholieken onderteekend. Dom. Buttler schreef eene kro- | |||||||||
[pagina 200]
| |||||||||
niek over Hagiographie, Dom. Chapman een artikel over The brothers of the LordGa naar voetnoot(1). Wanneer de katholieke godsdienst aangevallen wordt vindt hij ook verdedigers: niemand was beter in staat om met kennis van zake een vlugschrift van Gore, bisschop van Birmingham te weerleggen dan Chapman, die zelf een bekeerde anglicaan isGa naar voetnoot(2). Zijn antwoord mag doorgaan als een voorbeeld van bezadigde en overtuigende polemiekGa naar voetnoot(3). Hij wil toonen dat de protestanten niet verre van de katholieken zijn en tracht daarom zooveel mogelijk de gedachten van Gore in den meest katholieken zin uit te leggen. Die methode is aan den schrijver ingegeven door christelijke liefde, en door voorzichtigheid. Het ware betreurenswaardig door hevige aanvallen diegenen te kwetsen die allengskens tot Rome terugkeeren.
In eene voorgaande kroniek is er gesproken over eenige werken die betrekking hebben met het dogma der Verlossing. In Duitschland heeft de onlangs overleden prof. Dr Schell eveneens dit punt breedvoerig behandeldGa naar voetnoot(4). De rationalisten werpen op tegen het dogma dat Paulus in tegenspraak komt met de synoptiekers: dezen zouden de Verlossing voorstellen als een werk van Gods goedheid en barmhartigheid, Paulus integendeel - om wille zijner Phariseïsche opleiding - als een werk van gerechtigheid, waaruit Christus' lijden en dood is voortgesproten. De tegenspraak bestaat niet, zegt Dr Schell; voor Paulus evenals voor de Synoptikers heeft God ons verlost uit louter goedheid, en daarom zijn eenigen Zoon gezonden. Christus is gekomen in eene wereld aan bestaande wetten onderworpen en daaruit vloeide de kruisdood voort. Maar daarin bijzonder toont God zijne liefde, daar Hij er ons door roert en de grootheid der zonde doet kennen, die wij des te gemakkelijker zullen vluchten. Christus' lijden is aldus oorzaak van het verlossingswerk in ons: het beweegt den zondaar, maakt hem rouwmoedig en brengt hem tot God. Tegen die stelling echter brengt P. Stufler, S.J. het groote bezwaar in, dat zij niet overeen te brengen is met de definities van het concilie van Florentië en bijzonder van TrenteGa naar voetnoot(5). P. Stufler ziet het hoofdprinciep van het Verlossings- | |||||||||
[pagina 201]
| |||||||||
werk in de voldoening die Christus aan God heeft gebracht door Gods gekrenkte eer te herstellen: de Verlossing is dus een werk van gerechtigheid. - Misschien zijn die twee theorieën niet zoo scherp tegenovereenstaand als P. Stufler schijnt aan te duiden, en zeker gaat schrijver te ver als hij voor zijne meening dogmatische uitspraken wil bijbrengen. Dr Rivière, in zijn vroeger besproken werk, zegt dat over het dogma der Verlossing eene definitie, in den strengen zin van 't woord, niet bestaat. Nochtans in hare traditioneele leer drukt de Kerk op de verdiensten van Christus en op de satisfactio vicaria. De dogmatische studiën schijnen toch op onze dagen in belang te moeten wijken voor de kritische studien in de heilige Schriftuur. Van groote beteekenis op dit terrein is het onlangs verschenen werk van Harnack over den schrijver der Acta ApostolorumGa naar voetnoot(1). De Duitsche hoogleeraar komt voor de traditioneele leer uit: Lukas, schrijver van het derde Evangelie is ook schrijver der Acta. Dat het grootste deel der niet-katholieken tegenover hem staat is Harnack bekend: zijn optreden heeft er des te meer beteekenis om. De kritieken nemen aan, zegt Harnack, dat het tweede deel der Acta uitgaat van een gezel van Paulus. De meeste feiten zijn ingeleid door ‘wij’, in hetgeen de Duitschers noemen ‘die Wir-stücken’. Welnu, zegt Harnack, de volkomen eenheid in doel, belang, verhaaltrant, die tusschen de ‘Wir-stücken’ en het gansche werk bestaat, de erkenning daarenboven dat het tweeledige werk door eenen arts geschreven is, maken allen twijfel onmogelijk: Lukas is de schrijver. - Dit feit is fondamentaal, zegt Harnack zelf, om de apostelgeschiedenis met juistheid te waardeeren: eene macht hypothesen ligt ten gronde, en men staat op vasten bodem. Niet onaardig echter is het besluit waarin Harnack-philosoof zich uitspreekt: ‘Die Glaubwürdigkeit des Lukas wird vornehmlich nur durch seine Eigenart als entusiastischer Medizinmann und als griechischer Stilist beschränkt’Ga naar voetnoot(2). Dit heeft, zooals men licht kan begrijpen, bijzonder op mirakelen betrekking. Harnack-wijsgeer geniet echter dezelfde faam niet als Harnack-geschiedvorscher. In hetzelfde tijdschrift waar Harnack den uitslag zijner studiën op Lukas doet kennen, komt zijn mederedacteur tegen die gevolgtrekkingen op. De eenheid der taal is geen doorslaand bewijs, zegt SchürerGa naar voetnoot(2), indien men aanneemt dat de schrijver der bron, ‘Wir-stücken’ genaamd, en de schrijver der Acta uit | |||||||||
[pagina 202]
| |||||||||
een zelfde streek zijn en ongeveer gelijke opleiding genoten, en indien daarenboven, de schrijver der Acta zijne bron niet onveranderd heeft overgenomen, maar ze naar eigen wijze gestyleerd. Dat nu moet men volgens Schürer aannemen, indien men den brief van Paulus aan de Galatiërs, inzonder II 7, 9, waar Paulus verhaalt hetgeen in betrekking staat met de Apostelenvergadering te Jeruzalem met hetzelfde verhaal in de Acta XV vergelijkt. Volgens Schürer blijkt het verhaal der Acta onhistorisch en komt dus niet van een gezel van Paulus. De uitspraak van Harnack: Lukas, schrijver van het derde Evangelie, is ook de schrijver der Handelingen der Apostelen, schijnt nochtans wel onwederroepelijk vast te staan.
Als niet van belang ontbloot voor de bijbelstudie, mogen wij ook wel noemen de studiën over de metriek in den bijbel, bijzonder in 't Oude Testament. Voor de Profeten is die studie begonnen en zij brengt niet weinig bij tot het verstaan van anders soms moeilijke plaatsen. P. Zapletal, O.P., hoogleeraar te Vrijburg, gaf in dit opzicht verdienstelijke werken in 't licht. Alzoo verscheen achtereenvolgens eene studie op Debora en op SamsonGa naar voetnoot(1). Rationalisten aanzien de historie van Samson als eene fabel; P. Zapletal integendeel houdt de historiciteit staan, maar erkent dat de schrijver der historie zelf het verhaal niet heelemaal heeft opgesteld. De oorspronkelijke vorm was waarschijnlijk een volkszang, zooals zou blijken uit den rhythmus in bijna al de aangehaalde rechtstreeksche zegswijzen. De gewijde schrijver zou dit verhaal hebben opgeteekend en in orde gebracht, vandaar de afwisseling van metriek en proza in dit verhaal. - Zelfs in het N.T. kunnen die regels der hebreeuwsche poëzie, b.v. de tegenstelling der strophen, licht bijbrengen. P. Lagrange heeft dit toegepast op de Apocalypse der Synoptiekers, 't is te zeggen het gemengd verhaal van den val van Jeruzalem en van den ondergang der wereldGa naar voetnoot(2). Hier ook vindt P. Lagrange strophen die over elkaar staan, waarvan de 3e de idee herneemt der 1e, de 4e afwisselt met de 2e, enz. Door het verhaal in twee te splitsen doet P. Lagrange uitschijnen, bijzonder bij Marcus, dat het parallelismus tusschen de strophen treffend juist is. Dat die moeilijke plaatsen der H. Schrift, waarin de inbeelding van veel schriftuuruitleggers zich zoo vrijen loop liet, aldus een grooten stap tot een bevredigenden uitleg gedaan hebben, is onbetwistbaar. B. |
|