Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1906

[p. 573]

Zwaar

Voor een lange voermanswagen,
volgeladen met kareel,
wordt een hooggebouwde hengst gespannen
in zijn sterk gareel.

De oude voerknecht trekt geweldig
met den toom en schreeuwt het uit.
't Kloeke beest spant al zijn spieren,
zet zijn pooten achteruit;

en het snokt uit al zijn kracht en
witte schuim komt op zijn mond,
maar de wagen roert niet, blijft lijk
vastgenageld aan den grond.

De oude knecht, vol razernije,
grijpt de djakke en met getier
van een duivel, slaat hij rond den
buik van 't machtig dier.

't Peerd schudt waaiend met zijn manen
trekt en snuift en grinnikt, wringt
met zijn pooten dat een vuurvonk
uit de harde steenen springt.

En dan rolt de wagen, raatlend
lijk de donder, deur de straat,
wijl de ruwe knecht gedurig
vloekend met de djakke slaat.