Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1906
(1906)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 322]
| |
Maatschappelijke kroniekI. Sociologische beweging.- In het begin van dit jaar deed Em. Vandervelde bij Alcan verschijnen: Essais socialistes, een samenvatting van twee artikels en een voordracht dagteekenende van 1901, 1903, 1904 en behandelend: de economische factors en den alcool, het socialisme en de katholieke kerk, socialisme en kunst. De drie studiën komen ons in deze heruitgave terdege herwerkt voor. De uitgebreide inleiding legt er zich op toe te bewijzen dat het socialisme niet alleen op economisch terrein staan moet. Het historisch materialisme van Marx is geenszins determinist. Sociale psychiek en physiek dienen samen bestudeerd en zoo moet ook de werking voor de maatschappij der toekomst én op stoffelijk én op zedelijk gebied staan. En daarin ligt een der nieuwste evolutiën van het socialisme: overal verschijnen de zedelijke vraagstukken op de dagorde der socialistische congressen. Men weet welken ijver de leiders der socialisten in vele landen aan den dag leggen tegen den alcool. In de eerste studie ontleedt Vandervelde hunne bekende beweegredenen. Omtrent den godsdienst stelt hij vast: wat men einddoel van het socialisme heet is eer middel dan doel; het ware doeleinde is vrije menschen te maken (blz. 123), het socialisme is een moraal stelsel dat op zijn weg eerst de economische misstanden te keer gaat, eene sociologie die uit de instellingen beginselen afleidt, het tegenovergestelde van hetgeen - volgens schrijver - de openbaringsgodsdiensten doen. Uitgaande van het bovennatuurlijke regelt de katholieke godsdienst zeden en maatschappij, terwijl het socialisme zal uitgaan van economische-psychische begrippen. Zullen ze strijden waar ze elkander ontmoeten? Ja, de katholieke leerstellingen van erfzonde en noodzakelijk standen verschil zijn als conservatief de bestrijding der socialistische. De thesis der derde studie is: Kunst-voor-allen, volkskunst is slechts mogelijk in een maatschappelijken toestand waarin het volk economisch vrij is.
* * * | |
[pagina 323]
| |
La classe sociale van Cyr. Van OverberghGa naar voetnoot(1) is een werk van vergelijking. Schrijver ontleedt den uitslag van de tot hiertoe geleverde studiën of opgebouwde theorieën over het aanwezig zijn van verschillende standen in de maatschappij. Het geldt dus voorafgaande studiën der sociologie. Uit de vergelijking trekt schrijver eenige besluiten die dan het vertrekpunt dienen te worden tot verder werk: maatschappelijke standen zijn volksgroepen die als lagen gespreid zijn op den grondslag van eigendom of niet-eigendom der voortbrengingsmiddelen; hun economisch ambt is de voortbrenging te bezorgen, hun sociologisch het maatschappelijk leven te richten; hun rang hangt af van de schatting hunner verdienstelijkheid jegens de maatschappij. In den loop der tijden nam de klassengroepeering verschillende vormen aan. Er was een tijd in het begin der maatschappijen, waarin de geslachtsbetrekkingen zoo innig en omgrijpend waren, dat de differencieering in standen niet gebeuren kon. Wanneer trad deze in? Schrijver verwerpt al de bestaande theorieën. Vast staat het echter dat de klassen niet meer verdwenen zijn uit de maatschappijen waarin zij eens - in het historisch tijdperk - ontstonden. Of men daaruit afleiden kan, zooals schrijver doet (blz. 169) dat bestaande standen nooit verdwijnen kunnen, betwijfelen we. Dit omtrent oorsprong en afteekening der klassen. Welke zijn nu de besluitselen betreffende het leven der standen? Het immer-voortbestaan der klassen steunt op physiologischen en psychologischen grondslag: in algemeenheid erft men zijn stand, verder maakt het midden u psychisch eenstandig met de standgenooten uws vaders. Een andere wet is dat de stand de verschillende organismen bezitten moet om zijne functies uit te oefenen. Ook de solidariteit tusschen de leden eener klas, en daardoor eene zekere psychische gelijkenis, is tot wet te herleiden. Een stand is altijd geneigd om zijn gezag, zijne wetten, zijne zedenopvatting tot dogma te maken. Erger nog, dikwijls, onvermijdelijk zeggen velen, komt er de klas toe zich te sluiten en hare sociale functies op huurlingen over te dragen. Gebeurt dit dan is die klas aan haar ondergang en zal zij vervangen worden door degene die in werkelijkheid de functies uitoefent. Worden de klassen schaarscher naarmate de beschaving wast? Schrijver bestrijdt het; toch stelt hij vast dat de verschillen tusschen de standen minder groot worden naarmate het bewustzijn, de beschaving aangroeit. Omtrent het begrip klassenstrijd is vast te stellen a) dat elke groepeering tegenover groepeeringen van | |
[pagina 324]
| |
anderen aard staat, doch b) dat de strijd tusschen de klassen niet onvermijdelijk is, dat integendeel van hare natuur uit de klassen elkander te helpen hebben (Rerum Novarum), en dus de strijd een onnatuurlijke, ziekelijke toestand is, c) dat de staat veel bijbrengen kan tot heeling, d) dat de klassenstrijd gevoerd wordt of om politische rechten de groep aanbelangende, of om individueël-politische rechten, of om economische verbeteringen. Het eindbesluit is: ‘Hoe meer in eene maatschappij, de klassenbelangen de geesten doordringen ten nadeele der collectieve maatschappelijke gevoelens, des te meer is de algemeene vrede gestoord en de maatschappij met ondergang bedreigd.’ Dat eindbesluit lijkt ons wel van zijnen tijd te zijn.
* * *
Op historisch-sociologisch gebied is te vermelden Gust. Lebon, L'Économie politique et l'histoire in de Revue économique internationale van 15 Januari 1906. Schrijver gaat de ontwikkeling na van de wijze van studeeren der geschiedkundigen. Tegenwoordig moet men inzien dat de geschiedschrijver zou moeten bezitten de psychologie van het individu, van het volk, van de massa. Daarbij moet hij tevens thuis zijn in de wetenschap der grondbeweegredenen der menschen, die tegenwoordig zijn van economischen aard terwijl ze vroeger of krijgsaardig of godsdienstig waren.
Een boek dat eene gebeurtenis uitmaakt op historisch-sociologisch terrein - historische sociologie is aan de dagorde - is dat van K. Lamprecht, Moderne Geschichtswissenschaft.Ga naar voetnoot(1) Uit zijne Deutsche Geschichte kende men Lamprechts's manier van werken, uit zijne polemische schriften zijne opvatting der geschiedenis; dit nieuw werk biedt ons eene gansche reeks volkspsychologische opmerkingen van het meeste belang. Zoo bestudeert hij de mecaniek van den overgang tot een nieuw beschavingstijdvak. Laat ons dit in 't kort weergeven: Een overvloed van nieuwe motieven, - als b.v. eene ontdekking van Amerika of een ineenstorten van het hemelstelsel van Ptolemoeus, of veroorzaakt door een dieper bewustworden der persoonlijkheid, - brengt verwarring in de aanschouwingen, min of meer inwerkend op de ziel van elken tijdgenoot. Men is zich anders bewust, men vormt nieuwe ik-betrekkingen en eindelijk | |
[pagina 325]
| |
nieuwe algemeene voorstellingen die de dominante van het vroeger tijdperk niet meer meester kan. Men vermoedt, en men besluit, dat vele zaken anders ineenzitten dan men meende, men vormt eene gansch nieuwe wijze van beschouwen op grond van den totaalindruk die nog niet in zijne ‘einzelmomente’ is opgelost. Het is de dissociatie der vroegere geesteseenheid. Dat is een zielstoestand die gevaarlijk is, - wil, persoonlijkheid, alles beantwoordt immers aan wat het verstand oplevert, - 't is een crisis die ras moet overwonnen worden, door het ontleden der nieuwe beelden en het reassocieeren tot eene nieuwe eenheid: ‘Die Bildung eines neuen psychischen Kerns, einer neuen Dominante der Persönlichkeit begann sich unter den neuen, nun bestehenden Reiz- und Assoziations-, Strebungs- und Gefühlsverhältnissen zu vollziehen: der Mensch tauchte wiederum empor als der Beherrscher seiner Impressionen; die idealistische Periode einer neuen seelischen Zeit begann.’ Omtrent de veranderingsvaardigheid van het psychische leven der maatschappij stelt hij vast dat deze vooral afhankelijk is van de klimmende breedte des bewustzijns. Is dat nu historîsch materialisme? Neen, zegt Lamprecht, niemand van ons is slechts een produkt der op hem inwerkende dingen; en hij stelt zich ex professo de vraag der verhouding tusschen individu en tijd, vraag ‘der vielleicht übertriebenes Interesse eutgegengebracht wird.’ De vraag beschouwend voor tijden van hooger ontwikkelde persoonlijkheid, onderscheidt hij durchschnitt-individuën en genieën. Welnu 't is het genie dat den vooruitgang schept door, dank zij zijne harmonische of disharmonische overontwikkeling aan wat onbewust in de massa ligt een concreten vorm en een bepaald doel te geven. In de laatste voordracht getiteld: Universalgeschichtliche Probleme wijst Lamprecht aan hoe de wetten der collectieve psychologie overeenstemmen met de individuëele en dat de groote wijsheid voor de maatschappij gelijk voor het individu is dat zij haar zelve leere kennen. Omtrent het zoogenoemde historisch materialisme van Marx luidt zijn oordeel: de geesteselementen van nieuwe beschavingstijdvakken zijn, in den regel, in samenhang met economische en sociale veranderingen ontstaan. Doch deze veranderingen leggen niet alles uit. Waarom zouden ‘nicht auch die geistige Elemente eine Unsumme neuer psychischer Reize und geistiger Lebensbedingungen überhaupt... herbeigeführt haben?’ (blz. 108.) Nog een laatste woord betreffende de vrijheid der durchschnitt-individuën: een wezenlijk onderscheid tusschen de zielen dezer laatste en die eens helden bestaat geenszins. ‘Gelijk wij | |
[pagina 326]
| |
allen menschen zijn, leeft in ons allen eene scheppende vonk, zij het dan ook slechts die der veranderende nabootsing’. Zeker biedt Lamprecht ons eens eene grootere studie waarin deze eerste kostelijke elementen kalm en rijp zijn uiteengezet.
Van Prof. G. Toniolo verscheen in Nederlandsche vertaling: Het Socialisme in de Geschiedenis der Beschaving. Men herinnert zich wellicht de belangrijke bespreking die de Démocratie Chrétienne er aan wijdde bij het verschijnen van het oorspronkelijke in 1902. Moge deze genetische behandeling van de historische socialistische verschijnselen thans meer lezers vinden. Ondertusschen weze het ons toegelaten 's schrijvers oordeel aan te halen over het critisch collectivisme van Bernstein, von Vollmar, Vandervelde e.a.: ‘Het is te vreezen dat het socialisme door de nieuwe houding, eene buitengewone opflikkering en grooter indringingsvermogen zal verkrijgen. Want vele weifelaars zullen niet meer aarzelen een program aan te nemen dat zich voordoet als gewone, wettelijke en trapsgewijze hervormingen der Maatschappij, al blijft het in den grond met de socialistische giftstof bezwangerd. De aanstaande strijd zal dus niet alleen op uitgebreider schaal, maar vooral verraderlijker zijn. Het komt er dus opaan den vijand vóór te zijn in alle nuttige en eerlijke maatschappelijke hervormingen.’ De Association catholique van 15 Januari 1906 geeft ons de meedeeling gedaan door G. Goyau op de laatste internationale vereeniging der katholiek-socialen te Freiburg, over sociaal catholicisme en zijn verhouding tot het socialisme. Het hoogtepunt van het artikel is de beoordeeling door den schrijver van Goehre's gedacht over godsdienst en socialisme. Goehre zegde: Sedert het gemeene materialisme der socialisten heeft plaats gemaakt voor eene psychophysisch parallelisme, is voor hen de godsdienst geen schepping meer van de door de economie verlichte inbeelding maar eene voortbrenging des vrijen geestes waarvan de natuur te onderzoeken is maar het recht niet is te loochenen. - Goyau oordeelt dit te mogen aanzien als voorteekenen eener nieuwe gedachtenontwikkeling.
Vele artikels zagen ook den laatsten tijd het licht over de verhouding tusschen sociaal en moraal. Zoo o.a. eene studie van Rouzaud in de Association Catholique van 15 Januari en eene van Fonsegrive in de Quinzaine van 15 October 1905. De geestesstrooming is: te doen uitkomen dat het niet voldoende is individuën te verbeteren om de maatschappij te genezen. De instellingen der samenleving moeten mede heropgericht of verbeterd worden. | |
[pagina 327]
| |
Van Anton Menger verscheen verleden jaar eene Neue Sittenlehre. In het Januari-nummer der Revue Sociale Catholique ontleedt Prof. Defourny het boek. De meeste stellingen van Menger kwamen reeds vroeger voor in zijne andere werken. Ziehier eene korte samenvatting: Is volgens Marx het individu gevormd door de sociale machten met gansch vooraan de economische, voor Menger is door het de politische. De zoo gevormde klassen leven van hunne natuur uit in eenheid. Er is strijd wanneer de verschillende hoofden elkanders invloed betwisten. Elke stand immers heeft zijne moraal die zich stilaan vormt onder den drang der leiders en daarom moet de verschillende moraal ook vallen met den val der leiders en den val hunner instellingen. En daarhenen gaan we dank zij het socialisme dat geen beheersching meer zal toelaten.
In de Revue Néo-Scolastique van November 1905 begon Prof. Deploige eene studie tot antwoord aan M. Lévy-Brühl van Parijs, die, de gedachte uitdrukkend van eene groote groep Fransche schrijvers, een conflikt tusschen zedeleer en sociologie doceert. Wij komen op die studie terug.
Het doorloopen van de sociologische schriften der laatste maanden laat een algemeenen indruk na: sedert de Völkerpsychologie van Wundt verscheen, en sedert de overmatig machtige Lamprechtianer-evolutie wijkt het historisch en sociologisch materialisme. De systemen vervolmaken zich dank zij die nieuwe gezichtspunten en naarmate zij wetenschappelijker worden treden ze dichter tot elkaar, en de verschillen met hun waarheidsmiddelpunt, de katholieke leer, worden fijner: hetgeen echter de meeste tegenstrevers niet inzien omdat nog voor hen de katholieke leer niet verduidelijkt is, en zij niet begrijpen kunnen bijgevolg hoe die nieuwe wetenschappelijke systemen in het katholicisme passen. Floris Prims.
* * * | |
II. Economische beweging.- Arbeidswetboek. - Overal willen de sociale leiders synthesis van hun werk: zoo stemde de Fransche kamer den 15en Mei 1905, het ontwerp-arbeidswetboek Ch. Benoist. - In de zitting der Société d'Économie Sociale van 13 November 1905 (Réforme sociale, 1 Januari 1906) kregen wij eene verdediging van dit wetboek door Ch. Benoist zelf: dit wetboek bevat niets nieuws; 't is enkel eene | |
[pagina 328]
| |
verzameling der wetten, sedert 1848 in voege. 't Is verdeeld in vijf kapittels: 1o voorwaarden betrekkelijk het werk; 2o arbeids-regeling; 3o beroepsgroepeering; 4o beroeps-rechtsspraak en -vertegenwoordiging; 5o arbeidsverzekeringen. - 't Is enkel een plan, dat verre van uitgevoerd is: vele bepalingen ontbreken, zoo over het uitbetalen van werkloonen, over de werkbeurzen, enz., enz.
Arbeidersbeweging. - Programma's, Dr Pieper, algemeen secretaris van het Volksverein, stuurt naar de feestvergadering van de vereeniging Arbeiterwohl te Bonn (10 Januari) zijn verslag en wenschen over de wijze waarop de hedendaagsche arbeidersbeweging zou moeten doorgevoerd worden. (Soziale Kultur, Februari). Men merke op dat in deze vereeniging de patroons eene leiding zoeken om op rechtmatige wijze den socialen vrede in te voeren in de arbeidswereld. Aldus schetst hij, zeer stout misschien, het programma der werkersklasse in de toekomende samenleving: Alle goed der hedendaagsche kultuur zal aan de arbeiders meegedeeld worden op grond der economische, politische en sociale rechtsgelijkheid: d.i. economische ontvoogding in zake van arbeidskontrakt, fabriekraad en volledig erkend vereenigingsrecht: politische ontvoogding door uitbreiding van het algemeen stemrecht voor land en gemeente, aanvaarding der werklieden, als juryleden, afgevaardigden en gemeenteraadsleden: sociale ontvoogding doordien de werkersklasse ingang zal vinden tot de kringen der hoogere standen. - Wel lijkt het programma een weinig op een droombeeld, toch kon men wellicht de vervulling daarvan zeer nabij komen: 't is immers slechts de concreetiseering van wat iedereen wil: rechtsgelijkheid en maatschappelijke toenadering.
Syndicalisme. - Correspondenzblatt, orgaan der algemeene Commissie van de federatie der Duitsche syndicaten toont ons dat het verloopen jaar belangrijk is geweest in de syndikale beweging. Anderhalf millioen georganiseerde werklieden stellen hunne eischen aan de patroons, en berustend op hun klassensolidariteit, die hen tot eene sterke macht maakt, vragen zij ook een deel der winsten die voortkomen uit den immer aangroeienden bloei der nijverheid. Op gedachtenterrein zijn de geesten bekommerd met de richting welke aan de syndikale beweging te geven is. De Association Catholique van Januari deelt de beslissingen mede van het Congres der action libérale populaire: ‘émet le voeu: que sous réserve des groupements existants, l'organisation du travail soit | |
[pagina 329]
| |
assurée par des associations formées au sein des corps professionnels, ayant à leur base des syndicats patronaux et ouvriers, librement constitués avec conseils professionnels comprenant les délégués de chaque catégorie de syndicats, pourvus d'attributions représentatives, consultatives et réglementaires.’ Dit blijkt het voorloopig eenig mogelijke systeem in eene maatschappij van godsdienstige oneenigheid. Weldra zegt Max Prager in het Archiv für Sozialwissenschaft und Sozialpolitik (Band XX) zullen alle werkliedensyndikaten, zuiver economisch geworden, zich vereenigen en hunne gezamenlijke macht paralleel ontwikkelen tegenover de patroonsvereenigingen. Alles komt er op aan de staatstusschenkomst te bepalen in het oprichten van syndikaten. Het syndikaat wettelijk verplichtend maken, als in Oostenrijk, is de persoonlijke vrijheid dooden, en het syndikaat in de bureaucratie begraven. Zelfs is het te veel, wettelijke macht te geven aan de beslissingen der meederheid: beter is het, de vrije tegenwoordige instellingen toe te laten, onafhankelijk van de wet het beroep te organiseeren; alleen zou de wet optreden, door de vereeniging als rechtspersoon te erkennen (Martin-Saint-Léon), of door de algemeen aangenomen beroepsgebruiken in haar op te nemen. In België bereiden zich dit jaar soortgelijke besprekingen voor. Reeds vroeg het Congres van den Volksbond van October 1905, het verbreeden der wet op de Beroepsvereenigingen. De Commissie belast met een voorplan van hervorming uit te werken, schijnt echter niet te slagen. In Frankrijk verzet het gouvernement zich tegen de decentralisatie van het bestuur, waartoe men geraken wil door de syndikaten van publieke ambtenaars. De Revue Sacialiste (Januari 1906) verhaalt de geschiedenis dezer syndikaten die dank zij de wet van 1884 ontstonden, door den handelsminister Millerand werden aangemoedigd, en nu laatst door minister Rouvier, voor uiterst schadelijk aan de Republiek werden verklaard. Om de misbruiken, zooals het plaatsenkoopen en het kruiwagenstelsel. tegen te gaan, vroegen de syndikaten van onderwijzers, postbeambten, enz. onafhankelijke groepeeringen te vormen, die de bureeloversten zouden benoemen, den publieken dienst zouden regelen en met den staat zouden handelen gelijk het werklieden-syndikaat met den patroon, wellicht gelijk het gebeuren zou in den collectivistischen toekomststaat. Reeds dreigt in 60 steden een verbond van 4.000 syndikaten en 700.000 leden met eene algemeene staking der staatsbeambten tegen 15 Maart, zoo men hun het vereenigingsrecht blijft weigeren. - In Holland geraken eveneens de partijen in moeilijkheid omtrent hunne | |
[pagina 330]
| |
houding tegenover de vakvereenigingen van ambtenaren. (Zie Katholiek Sociaal Weekblad van 3 Maart). In Engeland en Amerika dankt de werkliedenvereeniging hare buitengewone sterkte, aan het onzijdig blijven op politisch gebied. Heden doet zich echter eene onwenteling voor: even als in Amerika, merkt von Wieze op, in de Jahrbücher für Gesetzgebung, Verwaltung und Volhswirtschaft van Schmoller, treedt het Engelsch proletariaat op het politisch tooneel. De Engelsche verkiezingen, zoo men weet, brachten 29 socialistische afgevaardigden, onder leiding van Keir Hardie en met klassenprogram, in het Lagerhuis.
Verdragen. - Op Juridisch gebied staan twee vragen aan de dagorde: collectief arbeidscontract en bediendencontract. - Het collectief verdrag is eene Corporatieve regeling betreffende het nakomen van gelijke arbeidsvoorwaarden voor allen die zelfden arbeid in zelfde streek vervullen, en gesloten tusschen patroons en werklieden. Deze contracten zijn van dagelijksch gebruik bij de Trade-Unions, en zijn in Duitschland, jaarlijks op eenige duizenden geschat, talrijker dan men vermoeden. Soziale Praxis toont hoe die vraag de geesten bezighoudt. Gansch de nijverheid van het boek in Duitschland is er voor vijf jaren beheerscht. Na de sentimenteele Friedensdokumente van Fanny Imle, en de studie van V. Brants in Revue pratique de droit industriel, die de juridische stelling onderzoekt, verscheen belangrijks van Dr H. KöPpe: Der collectieve Arbeitsvertrag als Gegenstand der Gesetzgebung, in de Jahrbücher für Nationaloeconomie und Statistik. Het bediendenverdrag is het voorwerp van talrijke bepalingen in bijzondere wetten, en zelfs van gansch een wetsontwerp in de Duitsche landen. Men leze de artlkelen de bedienden betreffende in het belangrijke program van het Centrum voor den zittijd 1906, in de Soziale Kultur van Januari. In België onderzoekt de Middelstands-commissie de voorwaarden van een bediendenverdrag. En onze wetgeving die het princiep der regeling van den arbeid van meerderjarigen verwerpt, toonde zich onlangs geneigd, zonder argwaan de zitgelegenheid voor de vrouwelijke handelsbedienden verplichtend te maken: ten andere, onder het bewind van minister Francotte zorgt men uitermate goed voor den Middelstand. Heeft de officieële wereld vergeten dat er een Hooger Arbeidsambt en werkliedensyndikaten bestaan, toch richt een koninklijk besluit van 22 Januari wel te recht een Middelstandsambt op, dat statistieken, aanmoedigingen, beroepsonderwijs enz. centraliseeren zal. | |
[pagina 331]
| |
Huisarbeid. - Het volksgevoelen is in Duitschland en ook wel daarbuiten ontroerd geweest door de tentoonstelling van voortbrenselen van huisarbeid in Berlijn. De dagbladen hebben reeds het geval aangehaald van den mantel van 100 mark die aan de arbeidster 2 mark loon en aan den werkbezorger 7 mark had opgebracht. Loonen van 7 pf per uur komen in de kleedings-nijverheid geregeld voor. Hing het van de doorluchtige bezoekers der tentoonstelling af, zooals de Keizerin en graaf Posadowsky, dan ware alles welhaast verholpen! Intusschen verschijnen duchtige studiën: Stieda. Literatur, heutige Zustände und Entstehung der deutschen Hausindustrie. - Schwiedland: Ziele und Wege einer Heimarbeitergesetzgebung. - H. Koch. Die deutsche Hausindustrie.
Vrouwenvraagstuk. - De Frauenbund der Duitsche katholieken hield zijn eerste Congres in de laatste maanden van 1905. Deze vereeniging van vrouwen uit alle klassen der maatschappij, is een ware dubbelganger van het Volksverein, zijnde een middel van sociale opvoeding, van organisatie en propaganda. De spil van gansch deze beweging is de algemeene schrijfster, Isabella von Carnap. Belangrijk voor de toekomst der werkvrouw is de beslissing der diplomatische samenkomst van Bern. Dank zij de studiën en het aandringen der Internationale vereeniging voor de wettelijke bescherming van den arbeid, mogen wij hopen dat vanaf 1917 het nachtwerk der vrouw algemeen zal verboden zijn. Eene andere vraag: moet de arbeidsvrouw samen met den man van dezelfde beroepsvereeniging deel uitmaken? De theoretikers antwoorden bevestigend, en voorop de socialisten, om door vereenigde krachten tot meer macht te geraken, en in de nieuwe sociale orde den socialen scheidsmuur tusschen mannen en vrouwen op economisch en politisch gebied weg te slaan. (Sozialistische Monatshefte). - De praktikers, wier opvatting Dr Braun weergeeft, toonen aan dat, zoo het gemengd syndikaat voordeelig is in tijd van staking of van gemeenzame overeenkomst tusschen patroons en werklieden, dezelfde voordeelen kunnen bekomen worden door afzonderlijke syndikaten, die bij gelegenheid zich zouden vereenigen. Voor de winkeldochters verhoopt de Soziale Praxis van de vereeniging, dat zij hen verlossen zal van het lage loon dat de prostitutie voor gevolg heeft en van den overtolligen arbeid. Hetzelfde dient gezegd voor de dienstmeiden. De statistieken der Soziale Praxis toonen dat in steden als Berlijn, ongeveer 60% dezer ongelukkigen aan de prostitutie zijn overgeleverd. Een | |
[pagina 332]
| |
syndikaat van dienstmeiden geraakt er toe enkelen te behoeden, maar blijft onbekwaam het sociale ambt te verheffen. Nu laatst verscheen er een synthetisch werk over de huiselijke opvoeding der vrouw. Dr W. Wiese, toont er ons den uitslag in van het lange streven van het Duitsche volk naar sociale ontwikkeling op dit terrein. Das Hauswirtschaftliche Bildungswesen in Deutschland behandelt het onderwijs der vrouwelijke huishoudingsleer in het lager, middelbaar en hooger onderwijs, in technische scholen voor huishoudkunde, in tijdelijke voordracht-leergangen, en tot vorming van onderwijspersoneel. J. Belpaire. |
|