| |
| |
| |
Theologische kroniek
Dezelfde apologetische noodzakelijkheid die in den loop der xxe eeuw de katholieken verplichtte ook van hun standpunt uit de wetenschappen met het geloof verwant te bestudeeren, heeft in de laatste jaren aan de katholieke Wetenschap van het Geloof eene nieuwe richting gegeven, die haar ten dienste van het geheele ontwikkeld publiek stelt.
Wij zullen onze lezers zeker geen onbekend feit leeren, met op het groote aantal tijdschriften, afzonderlijke werken of verzamelingen te wijzen, waardoor eene wetenschappelijke kennis van het Geloof buiten de specialistenwereld aan het volk meegedeeld wordt.
Van de verzamelingen Geloof en Wetenschap, Glaube und Wissen, Science et Religion af tot de hoogst wetenschappelijke Biblische Studien (Herder) en de Etudes Bibliques van P. Lagrange bestaan er eene menigte collectiën van min of meer omvang, van min of meer gespecialiseerden aard.
Vooral in Frankrijk is op katholiek gebied de oogst rijk Het weze ons genoeg op de zoo verspreide Pensée Chrétienne, Bibliothèque de l'Enseignement Scripturaire, Bibliothèque de l'enseignement de l'histoire ecclésiastique te wijzen, wier boeken ondanks hunnen wetenschappelijken aard, van maand tot maand nieuwe uitgaven beleven. Deze en meer andere kunnen met recht tegenover de werken gesteld worden, waardoor Protestanten en Ongeloovigen den wetenschappelijken grond doen kennen waarop zij hunne godsdienstopvatting gevestigd meenen.
Tevens groeit gedurig het getal der tijdschriften die godsdienstkennis verspreiden, om de Apologetiek stevigen grond te schenken. Als voorbeeld diene de Revue Pratique d'Apologétique, een tweemaandelijksch tijdschrift vóór een paar maanden gesticht, dat eenen ongehoorden algemeenen bijval geniet.
Om onze lezers op de hoogte dezer beweging te houden, diene deze kroniek.
| |
| |
In 't vervolg zal geregeld een overzicht gegeven worden der volgende tijdschriften:
Revue Biblique, Jerusalem, - Revue d'histoire et de littérature religieuse, Parijs - Revue d'histoire ecclésiastique, Leuven - Revue Augustinienne, Parijs. - Zeitschrift für Katholische Theologie, Innsbrück. - The Catholic University Bulletin, Washington. - Revue Bénédictine, Maredsous. - Revue Néo-Scolastique, Leuven - Stimmen aus Maria-Laach, - Sciences Catholiques, Parijs. - Etudes, Parijs. - Studiën. - Revue pratique d'apologétique, Parijs. - Revue apologétique. Brussel; enz
Ditmaal kunnen wij enkel eenige belangrijke nieuwverschenen Fransche boeken aanstippen.
* * *
HEILIG SCHRIFT. - Een onmisbaar werktuig voor ieder die het Nieuwe Testament wil kennen, en tevens een klaar en volledig overzicht van hetgeen de uitslagen der laatste opzoekingen ons leeren aangaande ‘de geschiedenis der boeken van het nieuw Verbond’, is het werk van E. Jacquier: Histoire des livres du nouveau Testament. Tome Premier: Questions Préliminaires. Saint Paul et ses épitres. - Tome Deuxième: Les Evangiles synoptiques. (Paris Lecoffre 1905 le vol. in 12o 3.50 fr.)
Het eerste boekdeel behandelt eerst eenige voorafgaande vraagstukken: de chronologie van het nieuw Verbond, de taal van de gewijde schrijvers: deze schijnt overeen te komen met de gewoon gebezigde spraak. Stijl en zinsbouw duiden aan dat de schrijvers daarom niet bekommerd waren.
De geschiedenis der brieven van St Paulus begint met een onderzoek over den Apostel zelf, zijne nationaliteit, zijn persoon, de invloeden welke hij onderging: weinig van de Grieken, meer van Rome, bijna alles van de Joodsche godgeleerdheid van den tijd; zijne geschiedenis tot den eersten brief; eindelijk eenige bijzondere vragen omtrent de brieven, en den aard hunner taal. Volgt dan de uitgebreide studie van elk der brieven met het onderzoek van al de vragen die daartoe hooren. Wat den brief tot de Hebreërs betreft, M J. meent dat hij wel aan Joodsche Christenen gestuurd is. De schrijver moet discipel van St Paulus geweest zijn, en kent met het Oud Testament, goed de brieven van St Paulus
Van dit eerste boekdeel schreef M. Loisy ‘Si ce livre a voulu être une excellente mine de renseignements, et n'être jugé dangereux par personne, tout porte à croire qu'il réalise cet
| |
| |
idéal de son auteur et de son éditeur.’ Wij deelen in deze meening zonder M.J. zijne omzichtigheid te verwijten.
Het tweede deel handelt over de Synoptieken.
Het bevat als een soort inleiding, de gegevens der overlevering nopens het ontstaan der evangeliën, en een overzicht van de leeringen die mondelings onderwezen, als de bron zijn waaruit de geboekte evangeliën voortkomen.
Volgt dan eene breedvoerige vergelijkende studie van de drie evangeliën, woord voor woord samengebracht. Dit deel heeft bijzonder veel weerde als Synopsis.
Daarna komt eene uiteenzetting van de gissingen aangaande het ontstaan van de evangeliën in den vorm dien zij nu hebben: de school van Baur te Tübingen die den invloed van Petrus tegen dien van Paulus plaatst; de ongeschreven overlevering; de onderlinge afhankelijkheid door St Augustinus voorgesteld. en veelvoudig gewijzigd; de documententheorie die ofwel menigvuldige oorspronkelijke schriften, of slechts twee, Markus en de Logia, als bronnen der evangeliën aanziet: de menigvuldige wijzigingen dezer laatste theorie; eindelijk de theoriën die in één enkel schrift. 't zij Arameensch 't zij Grieksch, de bron der drie evangeliën zoeken. M.J. zonder het gebruik van documenten uit te sluiten vindt in de gesproken overlevering de bijzonderste bron.
Aldus voorbereid, krijgt de lezer eene systematische studie der drie evangeliën, opvolgelijk; en het boek eindigt met een overzicht van den toestand der texten en de textcritiek van eenige bijzonder moeilijke brokken.
L.D.
* * *
Nuttige boeken worden verspreid, die de Evangeliën beter doen verstaan; in de eerste plaats moet vermeld worden Mgr. Batiffol's werk L'Enseignement de Jésus (xxvi - 303 pp. - fr. 3.50 - Bloud, Paris 1905.) De eersteling van eene verzameling gewijd aan schriftuurstudien: Bibliothèque de l'Enseignement scripturaire.
In den aard van Etudes sur les Evangiles (Rose) opgevat, geeft B. hierin achtereenvolgens een zevental studiën, die samensmelten tot een geheel, met een apologetisch doel. De grondgedachten die uit de leering van Jezus opwellen heeft de rationalistische schrijver J.B. Weis niet begrepen: ze staan toch duidelijk in de synoptieke evangeliën. Nieuwe voorschriften worden bij de oude wet gevoegd, de broederlijke liefde moet de volbrenging der wet bezielen (Kap. II L'Enseignement de Jésus et la
| |
| |
loi). De idee van God en de betrekkingen tot God worden volmaakter in de innige gemeenschap van elke ziel met God, een ware vader (K. III La paternité de Dieu.) De rechtvaardigheid wordt hervormd: het Oude Verbond vermoedde al de innerlijke hoedanigheden niet die Jesus aan zijne volgelingen oplegde: Jezus leeraarde dat de herschapen mensch eene vurige liefde tot God moest koesteren, gepaard met ijver, steunende op betrouwen en onbaatzuchtigheid, overheerscht door het ootmoedig besef van eigen nietigheid, en de overtuiging dat men niet volmaakter is als anderen. (K. IV L'âme et l'homme nouveau.) Polemisch zijn de overblijvende kapietels Jezus werd door den dood niet verrast, hij vorschte niet een nationaal. imminent rijk na: zoo J. B Weis. Omwenteling wil Hij in de geesten teweegbrengen en aldus Gods heerschappij over de zielen vestigen: daarin zag hij het begin van het rijk van God, dat volkomen verwezentlijkt zal worden in het hemelrijk. (K. V Le royaume de Dieu.) Jezus bedroog zich niet in den aard en de toekomst van het rijk Gods, even zoo min als in zijn eigen wezen. Hij zelf leeraarde van zich zelven dat hij, de dienaar van Jahwé (vlg Isaias.) het menschenkind (vgl. Ezechiel: filius hominis) eene taak kwam vervullen, tot dewelke God hem besteed en gezalfd had (Messias = Christus.) de kruisdood had hij ook voorspeld. En toch verborg hij niet (gebed van Jezus tot zijnen Vader) dat hij op eene gansch eigenaardige wijze God zijnen vader mocht noemen (filius Dei) (K. VI Jésus lui méme.) Als rechter eindelijk zou hij niet aanstonds na zijnen dood terugkomen (K VII L'avenir.)
Her eerste kapittel: La méthode d'enseignement de Jésus. Het is eene studie op haar eigen, de prachtigste voorwaar. In de prediking van Jezus heerscht eene groote verscheidenheid: soms legt hij eenen text der gewijde boeken uit, soms leeraart hij eene zedespreuk uit de overlevering gelijk de rhabijnen; soms neemt hij eene kleine omstandigheid te baat, om in hyperbolischen vorm, eene treffende waarheid voor te stellen; maar nergens is hij zoo onovertrefbaar als in de parabelen die hij gebruikte om aan het volk, de ‘armen’ te spreken In de parabelen immers sprak hij tot de verbeelding, wist voor den geest der toehoorders de weelderige natuur van Palestina te hertooveren: hun het joodsche volk (pharisëers, publicanen, samaritanen, priesters, rijken, armen) te doen beletten: hun hunne gewoonten, hunne feesten, te herinneren. Rome zelf en hare dwingelandij spookt dikwijls in die tafereelen: en die beelden droegen zedelessen die zich diep in het hart prentten. Na predikingen als die der zaligheden, spraken aan de discipelen de daden van hun alledaagsche leven van die verhevene gedachten.
| |
| |
Het boek van B. is geen wetenschappelijk boek als de ‘Etudes sur les Ev.’ Het is veel meer een vulgarisatiewerk.
Bewijzen vindt men er niet in. Door de vergelijking der citaten alleen rijzen de gedachten op. Een voorbeeld: Jezus noemt zich zelf: ‘filius hominis’; op dezelfde wijze noemt God den propheet Ezechiel: ‘filius hominis’: in dit laatste geval beteekent de benaming: lid van het menschdom, menschenkind. Jezus zal door deze gedachte zijne menschelijkheid hebben willen vooruitzetten. - Diezelfde benaming nevens eenen text van den Apocalypse van Henoch geplaatst (Et. sur Ev.) zou de beteekenis van Messias krijgen: daar spreekt B. niet van. - In den zin van de prophetie van Daniel zou de ‘filius hominis’ zoon van God beteekenen: B. haalt de verzen van Mt. (xxiv 30; xxix, 64) waar eene klare zinspeling op den ‘filius hominis’ van Daniel staat, nog niet eens aan.
De studie is dus onvolledig? Daarom niet, want dat de benaming ‘filius hominis’ noch met Henoch, noch met Daniel moet vergeleken worden is eene critische studie die in wetenschappelijke werken gevonden wordt. De besluiten slechts van die boeken worden hier treffend voorgesteld in het eene of andere voorbeeld (vgl. K. V, VI. met Et. sur Ev., Fils de l'homme, Fils de Dieu; B. volgt gedurig Rose: zonder het te zeggen blz. 194 resumeert hij Rose blz. 164 seqq.: zie ook hoe Rose al de texten zorgvuldig verzamelt en de woorden etymologisch verklaart). Eene aanname dat B. niet heeft overgenomen ‘Et. sur Ev.,’ is dat de benaming: ‘filius hominis’ op Daniel zou terugwijzen: in nota verwijst hij naar den schrijver die zijn stelsel bewijst. Elders noteert hij zelf niet in welke schrijvers hij geput heeft.
B. gaat kritischer te werk in het laatste kapittel In de aanspraak van Jezus over het laatste oordeel zal hij bepalen wat door Jezus niet gezegd is geweest in die omstandigheden: en dus toe te schrijven aan de opstelwijze of den opsteller: (tradition redactionelle). 1o Vele woorden van Jezus hebben geene betrek king met het laatste oordeel en werden dus in andere omstandigheden gesproken. 2o uit de vergelijking met Lc. blijkt dat vele woorden van de verwoesting van Jerusalem moeten verstaan worden. 3o B zou persoonlijk genegen zijn te gissen dat de beschrijvingen door de Evangelisten met beelden uit de propheten zijn versierd.
J.B.
* * *
| |
| |
De verzameling Pensée chrétienne, Textes et Etudes, (Bloud, Parijs), bevat eenen haast volledigen kommentaar van het Nieuwe Testament:
V. Rose, O. P: |
Evangile selon S. Marc, trad. et commentaire. |
V. Rose, O. P: |
Evangile selon S. Mathieu, trad. et comment. |
V. Rose, O. P: |
Evangile selon S Luc, trad. et commentaire. |
V. Rose, O. P: |
Les Actes des Apotres. |
A. Lemonnyer, O. P: Epitres de S. Paul, 2 vol.
Th. Calmes, SS. CC.: Epitres Catholiques. Apocalypse.
In de verzameling Etudes Bibliques, (Lecoffre, Parijs,) verscheen:
Th. Calmes, SS. CC.: L'Evangile selon S. Jean. - fr. 2,50.
* * *
GELOOFSLEER - De leering en de handeling van Jezus en de Apostelen, het geloof der eerste Christenen, ooggetuigen der Veropenbaring stelde voor de beginnende kerk eene menigte vragen: Hoe dit alles samen gebracht en verstaan? Het antwoord te vinden op die vragen, de nieuwe problemen op te lossen die het antwoord deed oprijzen, is het werk der godgeleerdheid die aldus de dogmatieke stellingen opmaakt waaraan de overheid de kracht van geloofspunt toekent.
Die bewerking van de gegevens van het geloof nagaan tot den staat waarin zij zich bevonden ten tijde van het concilie van Niceä, is de taak van M. Tixeront geweest in eene bijdrage tot eene volledige Dogmengeschiedenis: Histoire des dogmes. I La théologie auténicienne. (Paris, Lecoffre 3e édition 1906, 1 vol. in-12e fr. 3.50)
In een eerste deel beschrijft hij de staat van de Greco-Romeinsche wereld en het Joodsche midden waarin het Christendom ontloken is, en de bloote prediking van Jesus en de Apostelen. Dit doet ons den grond kennen waarin het Christendom gezaaid werd en de zichtbare eigenschappen van dat zaad. Waar het wortel schoot, hoe de plant tot een bloem groeide, takken vormde of dood hout verloor, toont ons het vervolg.
Het weinige dat wij van het geloof der eerste eeuwen afweten wordt behandeld in de studie over de apostolische Vaders bij dewelke nog omtrent geene systematisatie voorkomt.
De ketterijen van de iie eeuw dwingen de kerk haar geloof te onderzoeken terwijl de aanvallen der Heidenen en Gnostieken de Apologisten den redelijken grond van het geloof doet bewijzen. Tusschen hen verdient St-Irenaeus eene bijzondere
| |
| |
plaats om den invloed die zijne gedachten, (goede en slechte) uitgeoefend hebben.
De eerste twee theologische stelsels zijn die van Clemens van Alexandrië en van Origenes in het Oosten.
In het Westen vinden wij de christologische twisten dèr iie en iiie eeuw de stichters der latijnsche godgeleerdheid Hippolytus, Tertullianus en Novatianus. Daar wordt dan de studie meer beperkt op de boete en het doopsel.
In het Oosten wordt Origenes door eene gansche reeks godgeleerden opgevolgd die van hem afhangen, 't zij dat zijne gedachten ontwikkelen of ze bestrijden.
Ten laatste spreekt M. Tixeront van de Oostersche ketterijen, Adoptianisme en Manicheisme, en de Westersche godgeleerden, Arnobius, Lactantius, Commodianus, die het concilie van Niceä voorafgaan, en sluit met een algemeen overzicht van den staat der gedachten op dit gewichtig oogenblik.
De gedachtenontwikkeling der eerste godgeleerdheid wordt op deze wijze in haar geheel weergegeven. Degenen die de geschiedenis van een bijzonder punt willen opzoeken zullen in eene analytische tafel den weg aangeduid vinden.
Het boek van M. Tixeront is alzoo, benevens een volledig overzicht van de eerste dogmenontwikkeling, een kostbaar werktuig dat bij de studie van bijzondere vragen, onmisbare inlichtingen geeft.
L.D.
* * *
Een bijzonder punt van dogmengeschiedenis behandelt de E. H H. Couget in zijn werk: La Sainte Trinité et les Doctrines antitrinitaires. (Paris, Bloud & Co, 1905. 2 bkdln van elk 64 blz. in 8o. Science et Religion).
Dit is een schoon en degelijk werkje, dat ik geerne aanbeveel. Het getuigt van belezenheid en geleerdheid. Met zorg opgesteld, met nuttige wenken en opmerkingen verrijkt, strekt het ter eere aan de verzameling waarin het verschijnt.
Steunende op de grondige studiën van Schwane en Bardenhewer, van den ‘Dictionnaire de théologie catholique’ en van menig andere, wil de E H. Couget de geschiedenis afschetsen der geloofsleer nopens de H Drieëenheid, en daarom ook de verscheidene dwalingen doen kennen welke in den loop der eeuwen dit geloofspunt bestreden of verdraaiden.
In 't eerste deel beschouwt hij de leering in de apostolieke tijden, bij de H. Vaders vóór de kerkvergadering van Niceä (325), in den strijd om het woord ὁμοούσιος, medezelfstandig; in het
| |
| |
tweede, de leering over den H. Geest, zijne godheid, zijn voortkomen uit den Vader en den Zoon, en eindelijk de verhandelingen van den H. Augustinus en van de groote middeleeuwsche meesters der school, voornamelijk van den H Thomas.
Wie begeert te weten wat men in de kerkelijke geschiedenis modalisme, subordinatianisme, arianisme, macedonianisme noemt, wie wil vernemen wat iedere kerkvader, wat de uitstekendste godsgeleerden in de middeleeuwen aangaande de H. Drieëenheid geschreven hebben, leze deze boekjes; hij zal er een bondig onderwijs in vinden.
Hier en daar, in 't laatste deel, is er wat aanvulsel, maar nog zijn het nuttige stukken, b.v. de verdeeling van St. Thomas' Summa theologica. Lofweerdiger ware het geweest het eerste deel ‘La Ste Trinité dans le N.T.’ meer uit te breiden. Het is immers de grondvesting van al het volgende; het geeft het veropenbaarde woord Gods, in latere eeuwen uit te leggen en te ontwikkelen, niet te veranderen noch te misduiden. In plaats van naar de H. Boeken enkel te verwijzen met de opsomming van eenige uitdrukkingen als in eene inhoudstafel, ware het noodig geweest de aanhalingen voluit mede te deelen, ze te ontleden, en de leering ervan ten minste zoo breedvoerig als die der kerkvaders aan te stippen.
Het schijnt wel door verwarring van den Paus Dionysius met den gelijknamigen bisschop van Alexandrië, dat het aanwenden van het weldra katholiek geijkte woord ὁμοούσιος genen reeds toegeschreven wordt (bd I, bl. 32, 36). Men kan immers vaststellen dat de Paus in zijnen brief (bl. 29) het woord niet gebruikte, alhoewel hij het begrip gaf, en dat de bisschop (bl. 30), in zijn weerschrift, uitlegt waarom hij het woord niet opnam.
Met den schrijver (slot) ben ik het eens om te denken dat alles betreffende dit verheven en ondoorgrondbaar mysterie gezegd is, wel te verstaan in zijn eigen beschouwd, niet in zijne geschiedenis. Maar men zorge wel de groote leeraren, de Vaders en oude scholastieken, te rade te gaan. 't Is ten schade van het geloof dat sommigen de leer der relationes of verhoudingen tusschen de goddelijke personen, verwaarloosd hebben. Zij is noodig om de eigenschappen van den Vader, den Zoon en den H. Geest eenigszins te verklaren. Het was een heerlijke gedachte met een kort begrip der katholieke leering naar den H. Thomas het werk te voltrekken en te bekronen (bd. II, bl. 49-einde).
Dr A.M. van Kersbeek.
* * *
| |
| |
De nieuwe verzameling Textes et Documents, (Picard, Parijs,) bevat tot heden:
T.I.S. Justin: apologies texte gr. et trad. fr. - fr. 2,50.
T. II. Eusèbe: Histoire ecclésiastique. 1. I-IV. - fr. 4.
T. III. Tertullien.
In de verzameling Etudes de philosophie et de critique religieuse (Bloud, Parijs,) verscheen:
A Nouvelle: L'autheaticité du 4me Evangile et la thèse de M. Loisy.
A. De Lapparent: Science et Apologétique.
Batiffol: Etudes d'histoire et de théologie positive, 2me série: L'eucharistie, la présence réelle et la transsubstantiation. (Lecoffre, Parijs, fr. 3,50.)
Vacandard: Etudes de critique et d'htistoire religieuse. Lecoffre Parijs, fr. 3,50.)
|
|