vernemen wil, wat er in de laatste tijden in Holland omgaat op literair gebied, en die daarover een onbevangen oordeel wenscht, gesteund op kloeke gedachte en gekleed in keurige taal, mag 't mooie boek van Kap. Binnewiertz niet missen.
De Studiën (dl. 65 afl 3) geven weer een merkwaardige bijdrage van P. Zeegers: De zinnelijke waarneming in de Poëzie: een overzicht eerst der geestelijke en zinnelijke vermogens die bij het dichten in werking treden; dan meer bijzonder 't naspeuren van de zinnelijke waarneming; belang van 't zinnelijk element der woordbeteekenis voor de poëzie als kunst.
Vlaanderen, Jan. nr 1906, wordt ingeleid met een woord van Lodewijk Van Deyssel, een platte prijsuitdeeling aan de eigen mannen van Vlaanderen. Hoe Van Deyssel zoo'n prul kon schrijven, en hoe die prul door Vlaanderen's redactie dan nog op de eereplaats komt: 't is een raadsel.
In de Vlaamsche Gids geeft Pol de Mont zijn herinneringen ten beste over zijn oud-hoogeschoolmakker Albrecht Rodenbach.
In de Gids, December en Januari, zet Quérido zijn roman Een Kunstenaarsleven voort: daar is gezochtheid, bombast zelfs, in de beschrijvingen; maar welk een weergalooze meester in den dialoog! Lees maar b.v. het herrebekken tusschen Ko en zijn ‘moesie’: dat is eénig.
In 't Jan.-nr van de Gids, Laatste Woorden van Marcellus Emants: een schets van aangrijpend-sterke zielkunde.
De Katholiek van December heeft een zeer fraaie bijdrage van Kap. Binnewiertz' fijne pen over de Kleengedichtjes van Guido Gezelle, ‘zoo zangerig dat ze niet behoeven op muziek te worden gezet.’
In 't Januari-nr geeft M.S. een studie over René Bazin, die niet moet onderdoen voor 't belangrijk artikel over den grooten Franschen schrijver in 't December-nr van de Fortnightly Review.
Van Cooth schreef in 't zelfde Katholiek-nr een hoogwaardeerende kritiek over den eersten bundel van onzen Leuvenschen dichter Felix Rutten. ‘Hij is een dichter bij Gods gena.’ Is misschien ‘de vormschoonheid van Perk in deze zangen nog niet geëvenaard, de zielestemming klinkt beter door en is edeler muziek.’
De XXe Eeuw, Jan. 1906, brengt het vervolg van Lod. Van Deyssel's merkwaardige kritiek over Frans Eren's werk, en ook nieuwe ‘Aanteekeningen over Tooneel’ (III, de Dramaturg) van Heijermans