Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1905
(1905)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 407]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 5] | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Coremans' wetsvoorstel opnieuw onderzochtNog over Coremans' wetsvoorstel? Na de degelijke bijdrage van den Z.E.H. Deken De Gryse en de grondige bemerkingen door den opstelraad van Dietsche Warande en Belfort eraan toegevoegd? - Ja. Wij achten het noodig sommige punten toe te lichten en eenige nieuwe gedachten ter overweging te geven. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I. Grondwettelijkheid van het princiep der wet.Welke is, van het standpunt der wetgeving beschouwd, de toestand in het vrij Humaniora-onderwijs? - Vooraleer aan eenen student de deur der Hoogeschool te ontsluiten, eischt de Staat waarborgen, bestaande in een getuigschrift of in een exaam, voor Latijn en Grieksch, daar die talen behooren tot het programma der oude Humaniora; evenzoo voor Wiskunde, Geschiedenis, Aardrijkskunde en andere wetenschappen, die daarvan ook deel uitmaken; ook voor het Fransch, en terecht, vermits het eene onzer groote landstalen is. Druist dit waarborgen eischen, dat geen rechtstreeksche, maar wel een onrechtstreeksche dwang is, tegen de Grondwet in? Niemand heeft het tot hiertoe ernstig beweerd, en met reden. Onze hoofdkeure zegt wel in art. 17 dat elke voorkomende maatregel verboden is; doch om den zin dier woorden te vatten, dient er rekening gehouden, én met den tekst der Grondwet, én met de voorafgaande beraadslagingen van 't Congres, én met de toepassingen van dit artikel in onze latere wetgeving. De tekst alleen is onzeker; hij zou volstaan indien hij eene nauwkeurige bepaling meebracht van ‘voorkomende maatregel’, of indien de Congressisten naar een wettelijk goedgekeurd woordenboek verzonden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 408]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De beraadslagingen toonen dat elke rechtstreeksche onderwijsdwang verboden is; maar nergens, dat de Constituanten onrechtstreekschen dwang wilden verhinderen, bestaande in het vergen van waarborgen: zij spreken daar niet van. Tot hiertoe dus, geen enkel bewijs tegen. En de toepassingen, 't is te zeggen, de bijzondere wetten waarin met de Grondwet moest afgerekend worden? Bestond er maar ééne bijzondere wet die onze stelling staafde, b.v. die van 1890 op de academische graden, men kon nog aan hare grondwettelijkheid twijfelen en beweren dat men toen tegen de Constitutie is ingegaan. Doch, wanneer gansch het verleden onzer wetgeving getuigt ten voordeele der grondwettelijkheid der waarborgen, in het middelbaar zoowel als in het hooger onderwijs, wanneer wij de wet van 1890 op de academische graden, die van 1861 op het graduaat, die van 1849 op den graad van leerling der Hoogeschool, die van 1835 op het begeven van academische diplomas door Staatsjurys, enz., dit princiep zien huldigen; wanneer wij oude Constituanten aan die wetten zien meewerken, en dàt 4 jaar slechts na het Congres, wanneer de vrijheidsgeest van 1830 nog niet verkoeld was; - wie durft dan nog ernstig volhouden dat geheel die wettenreeks tegen de Grondwet indruischt? Hoort hierover de zienswijze van den heer Thonissen. In het vertoog der beweegredenen der wet op het begeven der academische graden (Kamer, 10en Dec. 1886), Hoofdstuk II: ‘Over de getuigschriften van middelbare studiën en de voorafgaande proeven’ zegde hij: ‘Le problème à résoudre présente des difficultés sérieuses dans un pays, où la Constitution proclame la liberté la plus complète de l'enseignement. On ne saurait songer à interdire, par la loi, l'accès des universités libres à ceux qui n'auraient pas subi un examen préalable. Ce serait là, ainsi que l'a fait observer la section centrale chargée en 1842 de l'examen d'un projet de loi resté sans suite, une mesure préventive contraire au pacte fondamental. Sous un régime tel que le nôtre, le meilleur moyen d'atteindre le but, consiste à exiger, pour l'obtention des premiers grades académiques, des conditions telles qu'elles entrainent comme conséquence nécessaire les études préalables des humanités. Les intérêts de l'enseignement public et | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 409]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ceux de l'enseignement privé seraient alors également sauvegardés. Telle est la pensée qui a dicté cette partie du projet.’Ga naar voetnoot(1)
* * *
Al wat voorgaat bevat, dunkt ons, het antwoord op de schrijvers die tot hiertoe de grondwettelijkheid van C.W. betwist hebben. E.P. Verest heet dit voorstel ongrondwettelijk, doch hij heet ook de wet van 1890 ongrondwettelijk, en hierin is hij logisch. Z.E.H. Deken De Gryse acht het ontwerp eveneens ongrondwettelijk, omdat de Staat geene andere dan beroepsbekwaamheden mag vorderen; volgens dien regel moet hij met veel meer redenen zoowel het vroeger graduaat (wet van 1861) als het getuigschrift (wet van 1890) ongrondwettelijk heeten, want de kennis van Grieksch, Latijn, Wiskunde, enz. heeft met het uitoefenen van een ambt zeker minder gemeens dan de kennis der landstaal. De Heer Verspeyen verwerpt het voorstel als totaal strijdig met de Grondwet; maar hij ook stelt zich op het standpunt der volkomen vrijheid. Aan al die achtbare heeren antwoorden wij: ‘Uwe thesis kan in haar eigen verdedigbaar zijn; maar zij komt meer dan een halve eeuw te laat. Korts na 1830 hadden uwe bewijsredenen misschien de wetgevende Kamers kunnen weerhouden van den weg op te gaan der onrechtstreeksche onderwijsregeling door het vorderen van bekwaamheidsbewijzen. Nu echter kan er geene spraak meer van zijn voor het Vlaamsch alleen nog ongrondwettelijk te vinden wat men sedert vijftig en meer jaren voor alle vakken als volkomen grondwettelijk goedgekeurd heeft.’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II Hoe het Vlaamsch thans door de wet verstooten wordt.Met toelating der Grondwet dus bestaan er waarborgen voor verscheidene vakken; voor het Vlaamsch, de belangrijkste onzer landstalen, laat de Staat vrijheid. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 410]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De oorzaak waarom de wetgeving geenen waarborg vraagt voor onze moedertaal, ligt hierin dat aan de Staatszoowel als aan de vrije Hoogescholen het onderwijs in 't Fransch gegeven wordt en men al de academische graden bekomen kan zonder een woord Vlaamsch geleerd te hebben. Het gevolg daarvan is dat ouders en leerlingen zeggen: ‘Eerst het noodzakelijke en dan het bijkomende’, en de studie onzer taal eenvoudig daarlaten. De goede wil der leeraars en oversten van 't vrij onderwijs staat machteloos tegenover den onwil der ouders. Zoo, b.v. in de lagere scholen van Brussel is men er niet in gelukt, spijts de ieverige en aanhoudende pogingen en bevelen zelfs van Z. Em. den Cardinaal-Aartsbisschop, het godsdienstonderricht voor de Vlaamschsprekende kinderen in 't Vlaamsch te doen geven. In de vrije middelbare scholen van Brussel en voorsteden lijdt het een ongelooflijken last aan de leerlingen iets of wat Vlaamsch te doen leeren. Zelfs te Leuven stuit men op groote moeilijkheden. En in de Jesuietencollegies, volgens het schrijven van P. Verest, komt hetzelfde voor. Zonder wet, onmogelijk dien tegenstand der ouders te breken; de leeraars moeten de wetgeving ter hulp roepen. De ouders zien te dikwijls naar het onmiddellijk nut der studiën en verliezen hoogere en verder gelegen belangen uit het oog. 't Valt nu juist in de zending der Staatsmacht over die hoogere, algemeene belangen te waken en de ouders door de wet te verplichten hunne kinderen in de goede richting te leiden. Voorzeker, er dient rekening gehouden met de vrijheid der ouders, doch niet wanneer het gebruik dier vrijheid onredelijk is en tegen het openbaar nut ingaat. Vele ouders zijn in den grond vijandig aan de studie van Grieksch en Wiskunde, wat den wetgever niet belet die vakken op te leggen in 't belang der algemeene vorming van de leidende standen. De ouders zijn utilitarist, 't is te zeggen, dat zij hunne zonen alles willen doen aanleeren wat tot de aanneming ter Hoogeschool gevorderd wordt, dus ook Grieksch en Wiskunde. Vraagt waarborgen voor het Vlaamsch en de ouders willen het Vlaamsch ook! | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 411]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III. Waarom de Staat de kennis van het Vlaamsch mag en moet vorderen.Dat de Staat nu redenen in overvloed heeft om de kennis van het Vlaamsch te doen waarborgen, hoeft hier niet meer ontwikkeld na de meesterlijke uiteenzetting van den Z.E.H. De Gryse. Eene korte opsomming kan volstaan:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 412]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV. Welke waarborg: exaam of getuigschrift?Wij zijn het tot hiertoe dus allen eens dat de wetgever het Vlaamschkennen mag doen waarborgen op de eene of andere manier, en dat hij er broodnoodig werk mede verrichten zou. Doch, waarin zal die waarborg bestaan? Ons inzicht is niet, met hardnekkigheid eene formuul te verdedigen omdat zij door eenen onzer hoofdmannen, 't zij door M. Coremans, 't zij door M. Schollaert, werd vooruitgezet; voor ons is het om 't even waarin men dien waarborg zoekt, op voorwaarde slechts dat het gevraagde bewijs degelijk, ernstig zij, en waarborge wat het moet waarborgen. 't Ware ons even aangenaam geweest zoo een der bekampers van het C.W., die voor 't grondbegin met ons overeenstemmen, zelf eene formuul hadde opgemaakt. Doch, spijtig genoeg, tot hiertoe deden zij niets dan afbreken, zonder éénen steen tot bouwen bij te brengen, zonder zelf eenen anderen waarborg aan te wijzen buiten de twee bekende voorstellen. Twee middelen kan men uitdenken om tot ons doel te geraken, om zich te vergewissen of de student waarlijk een vak kent: den waarborg zoeken ofwel in een exaam op het einde der studiën, ofwel in het onderwijs zelf, in het bepalen van een zeker studieprogram, en door een getuigschrift vaststellen of dit voldoende onderwijs wezenlijk zóó gegeven is. Welk dier middelen verdient de voorkeur? Oogenschijnlijk valt het exaam te verkiezen boven het getuigschrift, omdat het de vrijheid meer schijnt te eerbiedigen. Immers, het wordt eerst afgelegd na het voleinden der middelbare studiën, zoodat de wetgever zich niet mengt met | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 413]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de inrichting van het onderwijs, met het bepalen en het indeelen der vakken, met den duur der studiën, enz., allemaal dingen die in het ander stelsel geregeld worden. Doch de keerzijde van den penning?
Niet dat wij benauwd zijn naar dit voorstel te luisteren voor het Vlaamsch; op voorwaarde dat onze vrijheidsverdedigers er vrede mee hebben; op voorwaarde bijzonder dat het grondig zij, dat het een ernstig bewijs levere van de Vlaamschkunde der leerlingen en niet aan wisselvalligheid overgelaten worde. Aan die vereischten voldoet het exaam wanneer het als minimum behelst:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 414]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Edoch, onze bereidwilligheid om desnoods dien waarborg te aanvaarden mag geene aanleiding geven om de zaak op de lange baan te schuiven of den doofpot in te steken, ander voorwendsel dat dan geheel de wet op de academische graden moet hervormd en op denzelfden leest geschoeid: de noodwendigheid der vervlaamsching is te dringend om nog uitstel te lijden. Liever dan in het exaam, zoeken wij dus de waarborgen in het onderwijs zelf, vastgesteld door het getuigschrift. 't Is waar, wel worden de vakken aangeduid en de duur der studiën bepaald, doch die belemmering der vrijheid is geringer dan in het exaamstelsel, vermits zij den leeraar binnen die breede palen ongehinderd werken laat aan de ware, degelijke verstandsontwikkeling zijner studenten, hem niet dwingt zekere vakken te verwaarloozen om wille van andere die den doorslag in 't exaam geven. Evenwel, het beste stelsel is nog dat der wet van 1890, waarin de vrijheid, de keus wordt gelaten tusschen getuigschrift en exaam, en waarin het getuigschrift feitelijk de regel is. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V. Wat moet het getuigschrift getuigen?Nu wij voor 't Vlaamsch den waarborg in het onderwijs zelf plaatsen, wat gevergd? Twee middelen bestaan er om eene voldoende kennis eener taal te geven: ofwel het rechtstreeksch middel, 't is te zeggen die taal als voorwerp van 't onderricht nemen, hier, klas geven van Vlaamsche taal en Vlaamsche letterkunde; - ofwel het onrechtstreeksch middel, het Vlaamsch bezigen als voertaal van andere vakken. Voorzeker is de tweede manier doelmatig, doch klaarblijkend minder dan de eerste, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 415]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zoodat men om tot denzelfden uitslag te geraken, meer tijd moet nemen met het Vlaamsch als voertaal dan als voorwerp van het onderricht. Wij kunnen dus een dier twee middelen nemen, ofwel nog aan de vrijheid de keus tusschen beide overlaten. M. Coremans stelt het onrechtstreeksch middel voor; M. Schollaert de keus tusschen de twee. Edoch, is het onrechtstreeksch middel, is het voorstel van M. Coremans niet tegen art. 23 der Grondwet: ‘Het gebruik der in België gebezigde talen is vrij’?
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 416]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VI. Is de nieuwe wet noodig?C.W. is nog langs andere zijden aangevallen. Is het Vlaamsch onderricht toch in onze vrije gestichten zóó onvoldoende dat het eene wetstusschenkomst noodig maakt? Of zou de Bien Public gelijk hebben, die zoo dikwijls schreef dat de zaken langs dien kant goed staan? Wordt het Vlaamsch bij ons genoeg onderwezen? - In zijn geëerd dagblad en ook in de Revue générale van Maart 1904 beweert M. Verspeyen van ja; in dezelfde Revue générale van April en Mei 1904 roept P. Verest, S.J. van neen; M. Verspeyen, de advocaat, oordeelt het Vlaamsch onderwijs opperbest; P. Verest, S.J. die vele jaren in het Vlaamsche land leeraarde, noemt het ‘une situation déplorable.’ Wien gelooven in onderwijszaken? den advocaat of den professor? Bij onze Volksvertegenwoordigers en Senators, althans, preekt Bien Public in de woestijn. Laten die heeren mij toe een beroep te doen op hunne eigene ervaring; hun te vragen of zij niet honderden keeren reeds, telkens zij met hunne lastgevers in aanraking kwamen, met bitterheid hebben teruggedacht aan het onderwijs dat eene leemte liet in hunne vorming, hen de wereld inzond, onbekwaam om de taal hunner Vlaamsche kiezers te gebruiken, hen veroordeelde om als vreemdelingen te staan tegenover het volk dat zij moesten leiden en meesleepen? Laten zij mij toe hun te vragen of zij zonder verwijt kunnen denken aan datzelfde onderwijs, dat dagelijks nog voortgaat met hunne zonen, die binnen eenige jaren in vaders' plaats moeten staan, op dezelfde wijze te misvormen? Ten andere, een der hoofden | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 417]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van het vrij onderwijs, Mgr. Waffelaert, gaat ons gelijk geven. In zijne aanspraak tot de Principaals der collegies, den 14en Juli 1904, zegde Mgr.: ‘Il ne faut cependant pas attendre tout des seules humanités, l'on peut et l'on doit supposer avec raison que les classes primaires et préparatoires aux humanités ont apporté leur part, une part même notable, du moins quant à l'une des deux langues, à la langue maternelle de l'enfant.’ Mgr. de Bisschop van Brugge erkent dus dat onze Humaniora-inrichting veronderstelt dat de studenten al heel wat Vlaamsch kennen eer zij in de 6e komen. Dat kan gedeeltelijk waar zijn voor de studenten van den buiten, edoch, hoeveel kinderen zijn er niet, bijzonder in de groote steden, die bij het aanvangen der Humaniteiten bitter weinig of zelfs niets van onze taal kennen; zoodat voor een groot deel der studenten het onderwijs der Vlaamsche taal verkeerd is ingericht. Bien Public heeft gemeend zijne stelling met de uitslagen der algemeene prijskampen te staven, en tevens te bewijzen dat de voorgestelde maatregel - Vlaamsch leeren met Vlaamsch te gebruiken - niet doeltreffend is, want dat hij mislukt in 't leveren van zijn proefstuk. Inderdaad, men wil aan de vrije gestichten de wet opleggen die sinds 1883 voor de officieele scholen en de gepatroneerde collegies den weg afbakent. Welnu de uitslagen der wedstrijden verkondigen eenerzijds, dat sommige officieele scholen moeten onderdoen voor sommige gepatroneerde collegies, anderzijds, dat die gepatroneerden op hunne beurt soms verslagen worden door de gansch vrije gestichten. Daaruit, zonneklaar de gevolgtrekking: ‘zonder Coremanswet is ons vrij onderwijs beter dan het Staatsonderwijs met diezelfde wet; de Coremanswet is onmachtig om meer Vlaamsch te doen leeren.’ Daartegen echter konden wij de vraag stellen of iemand in vollen ernst beweren durft, dat een student, ‘coeteris paribus,’ niet meer Vlaamsch meedraagt wanneer hij b.v. 8 uren Vlaamsche les krijgt dan wanneer hij er maar 4 heeft? Edoch, de wedstrijden zelf onder 't ontleedmes gelegd! Wij willen niet eens doen gelden dat iedere wedstrijd een wisselvallige, bedrieglijke maatstaf is, te meer daar het hier over opstellen gaat, waarbij de gedachten en niet enkel de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 418]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vorm in rekening komen. Wij willen niet meer herhalen dat de laureaten uit onze Katholieke gestichten doorgaans vruchten zijn der Vlaamsche studentenbeweging. Ad hominem dus, bij hen die dan toch ‘per fas et nefas’ die uitslagen als een schild tegen ons keeren, houden wij staan: De uitslagen dier wedstrijden getuigen niet tegen, maar juist ten voordeele van C.W. C.W. beoogt immers: 1o Vlaamsch doen aanleeren met Vlaamsch te gebruiken als voertaal; 2o en dàt door toekomstige Hoogeschoolstudenten. Welnu de prijskampen toonen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 419]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 420]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VII. Hoe Coremans' wetsontwerp kan verbeterd wordenWelken waarborg stelt M. Coremans voor? ‘De getuigschriften voorzien bij de artikelen 5, 9 en 11 der wet van 10 April 1890 op de academische graden en bij artikel 17, littis E en F der kieswet van 12 April 1894 zullen, te beginnen van Juli 1910, de bevestiging inhouden dat de titularis van het getuigschrift ten minste twee leergangen, behalve het Duitsch of het Engelsch, in 't Vlaamsch heeft aangeleerd, gelijkvormig de wet van 15 Juni 1883; of dat hij een bijzonder examen in het Vlaamsch heeft afgelegd over ten minste twee vakken, die hem behalve het Duitsch of het Engelsch, in 't Vlaamsch onderwezen zullen zijn geworden, gelijkvormig de wet van 15 Juni 1883.’ Voorzeker, M. Coremans' bedoeling is uitmuntend; zijn grondbegin - de taal aanleeren met ze te gebruiken - is opperbest; edoch, zijn ontwerp is voor wijziging en verbetering vatbaar. Het gaat, naar ons inzien, aan een dubbel gebrek mank:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 421]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Volgens den heer Coremans zou de bestaande vervlaamsching moeten plaats maken voor eene andere, door de wet aangewezen. Dat is mis, dunkt ons. Eene andere gegronde opwerping is deze: dat in sommige gestichten de leerlingen niet genoeg het Vlaamsch machtig zijn om lessen in die taal te volgen. Daar zou dus Coremans' wet onuitvoerbaar zijn. Men ziet het, niet al de bezwaren, tegen het wetsontwerp aangevoerd, zijn ongegrond. Wij denken dat een vergelijk, eene minzame overeenkomst noodig is. Daarom achten wij het princiep van Schollaert's wijziging billijk. ‘In stede van ten minste twee leergangen, buiten Duitsch en Engelsch, in 't Vlaamsch te doen onderwijzen, late men de keus in alle klassen der Humaniora, ofwel een zeker getal uren per week klas van Vlaamsch geven (Vlaamsche taal en letterkunde) - ofwel een zeker getal uren per week het Vlaamsch als voertaal gebruiken. Om die uren te volmaken mogen de klassen van Vlaamsch geteld worden.’ Het cijfer 8 nemen wij aan voor de tweede manier omdat wij denken daardoor ongeveer zooveel te bekomen als door Coremans' voorstel. Gesteld nu dat het aangenomen cijfer het onderwijs in dezelfde maat vervlaamscht als Coremans' ontwerp, biedt die wijziging groote voordeelen aan. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 422]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Coremans' grondbegin bewarende brengt zij twee nieuwigheden mede: 1o. 8 uren in plaats van twee vakken; 2o. de keus tusschen Vlaamsch als vak en Vlaamsch als voertaal. Met dit voorstel staat het den bestierders vrij, naar de stem der rede, der opvoedkunde en der landsnoodwendigheden te luisteren, en b.v. 5 uren klas van Latijn in 't Vlaamsch te geven, in de veronderstelling dat de klas van Vlaamsch 3 uren inneemt. Zouden zij het niet doen en bijvakken nemen om tot de 8 uren te geraken, dan bekomen wij minstens nog denzelfden uitslag als M. Coremans. Edoch, wij hebben redenen om te gelooven dat men het Latijn nemen zal. Waarom? Omdat een eerste stap reeds gezet is voor het gedeeltelijk vervlaamschen van het Latijn en zelfs van het Grieksch: in 't Mechelsche en in 't Gentsche mag een derde der vertalingen, in 't Brugsche de helft in 't Vlaamsch gemaakt, en moet de leeraar vergelijkende taalstudie met het Vlaamsch geven. Besluit: De wijziging die wij hier bespreken bevordert het geheel of gedeeltelijk vervlaamschen der hoofdvakken; M. Coremans daarentegen houdt daar niet genoeg rekening mede. Een ander voordeel, dit van paedagogischen aard. In de lagere klassen - 6e en 5e - wordt de ontwikkeling der Vlaamsche leerlingen belemmerd door hunne onbedrevenheid in de Fransche voertaal. Geef nu, b.v. Geschiedenis en Aardrijkskunde in 't Vlaamsch: zal hunne algemeene ontwikkeling er veel mee vorderen? Neen, aangezien het maar bijvakken zijn zonder veel invloed op hunne geestesvorming, vakken waar professors en studenten dan ook maar een ondergeschikt belang aan hechten. Maar gebruik de moedertaal gedeeltelijk voor het Latijn, voor het vak dat de hoofdrol speelt in de verstandelijke ontwikkeling, waar de beste krachten van leeraars en leerlingen naartoe gaan; geef dit vak voor de helft in 't Vlaamsch, voor de helft in 't Fransch; dadelijk valt het groote beletsel aan den vooruitgang der jongens weg. In dezelfde orde van gedachten ware het zoo hoogst wenschelijk in de 6e en 5e de Latijnsche spraakleer in de twee talen - Fransch en | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 423]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vlaamsch - op te stellen, en in de woordenlijsten bij Epitome; De viris illustribus en Cornelius Nepos het Latijn in 't Vlaamsch en in 't Fransch over te zetten, gelijk er vroeger zijn uitgegeven.
* * *
Nu het tweede deel onzer wijziging: de keus tusschen het Vlaamsch als vak en het Vlaamsch als voertaal. Waarom?
Doch het valt niet te loochenen, in Brussel en in de voorsteden kennen de kinderen geen Vlaamsch genoeg om met vrucht een onderricht in 't Vlaamsch te volgen. 't Is waar, wij wijzen wel eens op het voorbeeld onzer Vlaamsche studenten, die haast geheel hunne opleiding in eene vreemde taal krijgen. Maar die Vlaamsche studenten hebben veel meer oefening in de Fransche taal dan de Fransche kinderen met de twee vakken van M. Coremans in de Vlaamsche taal zouden hebben. Daarbij, wie ziet niet in hoe wij ons zelven tegenspreken? Voor de Vlaamsche jongens vragen wij onderwijs in hunne moedertaal, om wille der poedagogie, en nu willen we aan de Fransche kinderen een onderwijs opdringen in eene hun vreemde taal! Ten andere, de artikelen der Fransche dagbladen uit Brussel waren het allen eens om als uitvlucht aan te geven: ‘hier, bij ons, is Coremans' voorstel practisch onmogelijk.’ - Welnu, wij hebben hier het middel om aan de noodwendigheden der Vlaamschonkundige leerlingen te voldoen. Laat de Brusselsche gestichten uit vrije keus in de lagere klassen meer les van Vlaamsch geven, en als de studenten | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 424]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
goed de taal kennen, in de hoogere klassen het andere stelsel toepassen.
* * *
Buiten hare toepassing in de vrije gestichten van het Vlaamsche land bezorgt de hier voorgestane wijziging nog andere voordeelen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 425]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VIII. Nog eenige beschouwingen.1.- Sommige katholieken denken, en ja, gansch te goeder trouw, dat de nieuwe wet, indien zij al niet de Grondwet schendt, toch de vrijheid onzer gestichten in gevaar brengt. ‘Immers, zoo luidt het, een vijandig gezind Landbestuur kan op die wet steunen om door eene andere wet een toezicht over het vrij middelbaar onderwijs in te richten, onder voorwendsel dat de Staat zich moet vergewissen of de wet werkelijk nageleefd wordt.’ Die redeneering komt, bij een eersten aanblik, nogal gegrond voor. Zij stort echter gansch ineen bij een nader onderzoek. Een paar opmerkingen zullen daar iedereen van overtuigen.
Officieele opzichters zouden zeker wat kunnen plagen en last verkoopen (en als verdedigers der vrijheid moeten wij ze daarom buiten houden), maar zouden zij den bloei onzer gestichten verhinderen? - Integendeel, met er een officieelen stempel op te zetten, zouden zij het vertrouwen van sommige officieelgezinde ouders voor die gestichten | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 426]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verhoogen. Onze gepatroneerde collegies worden door den Staat bezocht, zijn zij er minder bloeiend om? Wat zou een liberale Staat er bij winnen indien hij al onze collegies kon behandelen op denzelfden voet als Tielt, Poperinge, Geel en Herenthals? Volstrekt niets, en daarom zal hij dit niet doen; te meer nog daar hij genoeg weet, dat zijn toezicht voor gevolg zou hebben de bestuurders nog nauwlettender te maken in het kiezen der leermeesters en deze laatsten nog ieveriger in het uitoefenen van hun ambt. Neen, maar indien een liberale Staat het vrij onderwijs wil aanranden, zal hij maatregelen nemen waardoor hij onze gestichten zou ontvolken. Hij zou, b.v. weigeren de getuigschriften der vrije collegies te erkennen en aan de studenten derzelve den toegang tot de Hoogeschool bemoeilijken, onder voorwendsel dat het onderwijs in die gestichten hem niet genoeg waarborgen aanbiedt. Welnu, in den tegenwoordigen toestand moeten wij bekennen dat de Seminariën en Collegies aan den Staat geenen waarborg geven wat de kennis van het Vlaamsch betreft. Men stemme Coremans' wet en de waarborg is er. Wij zijn nu zeker niet naïef genoeg om te hopen dat die wet de liberalen en socialisten zal beletten de onderwijsvrijheid te krenken met eenvoudig eenige regelen nieuwe wet te stemmen, zonder zich veel om de voorgaande wetten te bekreunen. Neen; maar wij willen enkel betoogen dat wij den vijand een wapen uit de hand rukken, verre van hem er een te geven. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.- ‘Maar, zegt men nog, de socialisten en de liberalen hebben zelven verklaard dat zij, wegens Coremans' wet, een toezicht zullen inrichten.’ - Ja, dit hebben zij verklaard en... de katholieken fijntjes in doeken gedaan. Hoe dat? - Een oogenblik nadenkens zal u dit doen begrijpen: Het kiesbelang van socialisten en liberalen vroeg dat zij openlijk voor de wet uitkwamen; maar inwendig konden zij niet verlangen dat de zonen van katholieke families, door meer kennis der volkstaal, meer invloed op het volk kregen. Zij moesten dus, in schijn de wet voorstaande, de zaken zóó trachten te keeren dat deze door de katholieke | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 427]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
afgevaardigden verworpen wierd. Daarom verklaarden zij op den landdag van Brussel dat zij voor de wet waren, vooral ‘omdat daardoor de Staat zou toegang krijgen in de katholieke gestichten.’ Zij wisten op voorhand dat die verklaring een algemeen tolle in de katholieke partij moest verwekken. Het net was met grove draden gespannen, maar de meeste Fransch-katholieke bladen, vrijwillig blind, vlogen er hals-over-kop in. Als met een zegekreet riepen s anderendaags die dagbladen uit: ‘Hadden wij geen gelijk?’ Of zij gelijk hebben!... Maar socialisten en liberalen lachten in hun vuist en zij lachen nog; want het geharrewar onder katholieken nam toe. Komt er geene beternis, dan zullen wij bij de kiezing het gelag betalen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.- Dit is nu het stokpeerdje van vele bekampers der wet: ‘Zij brengt de eendracht der partij in gevaar.’ - Voor den oogenblik is dat waar, doch door wiens schuld? In elke partij, en in de katholieke vooral zijn vele groepen: wij hebben de katholieke werklieden, de katholieke burgers, de katholieke landbouwers, de antimilitaristen en ook de katholieke Vlaamsche strijders. Iedere groep verdedigt bijzondere belangen die wel eens een twistappel in de partij kunnen worden. Daarom, wij bekennen het, moet elke groep bezadigd en inschikkelijk zijn, anders is er geen huis mee te houden. Doch mogen de leiders der katholieke partij de belangen der bijzondere groepen over het hoofd zien om slechts het zoogezegd algemeen belang in 't oog te houden? Indien zij dit deden dan was de partij op eenige jaren weggebrokkeld. Neen, zij moeten de belangen eener groep behartigen in zoover die niet strijden tegen het algemeen belang of tegen andere bijzondere belangen, even aanzienlijk. Welnu, strijdt Coremans' wetsvoorstel tegen het algemeen belang? - Maar juist voor het algemeen belang werd het voorgebracht. - Strijdt het tegen bijzondere belangen? Tegen welke? Tegen de vrije gestichten misschien? De hoofden van sommige collegies bevestigen ons dat | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 428]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hun onderwijs nu reeds zoo vervlaamscht is als het zou zijn volgens Coremans' wet. Indien het zoo is dan zullen die collegies (ten minste zoo de door ons verdedigde wijziging mag doorgaan) weinig of niets te veranderen hebben. In de collegies der Jesuieten en in de bisschoppelijke collegies van eenige groote steden zullen eenige uren meer Vlaamsch moeten gegeven worden. Is dat zoo erg? De vertegenwoordigers van dit onderwijs (o.a.P. Verest) verklaren zelf niets beters te verlangen dan te kunnen vervlaamschen, en iedereen erkent dat dit in het belang is van ouders en kinderen. Nog eens, welk belang wordt er geschonden? Welke reden heeft men dus om de Vlaamsche groep te misnoegen? Hopen wij dat in onze partij nog wijsheid en bezadigdheid genoeg zal gevonden worden om tot eene minzame schikking te komen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.- Niets ware gevaarlijker voor den Godsdienst in ons land dan eene tegenstrijdigheid te verwekken tusschen het nationaal en het godsdienstig gevoelen der Vlamingen. In de 16e eeuw werden de noorderlijke provinciën van ons vaderland kettersch en Vlaamsch België was het ten naaste bij, omdat de gereformeerden het vaderlandsch gevoelen hadden opgeruid tegen het katholieke Spanje, dat met den godsdienst ook zijne heerschappij verdedigde. In Frankrijk, in Duitschland, in Engeland, in Amerika zelfs toonen de katholieken zich doordrongen van den nationalen geest, ofschoon de natie in hare meerderheid vijandig is aan hunnen godsdienst. De Pausen zelven, alhoewel vaders der christene wereld, treden nochtans geerne vooruit als echte Italianen. En hier, in onze streken, waar de Vlaamsche geest zóo met den katholieken geest vereenzelvigd is, hier zou een strijd zijn tusschen Vlaamsch en Katholiek? Dit ware al te uitzinnig. Onze Bisschoppen, mannen uit het Vlaamsche volk, en ja, uit de kerngezonde, meest onverbasterde standen van dit volk gesproten, zijn zeker goede Vlamingen. En toch is er soms een gewrijf tusschen de geestelijke overheid en de Vlaamsche Beweging; hoe komt dit? - Ziehier, dunkt ons, de uitleg: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 429]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De politieke gebeurtenissen van 't jaar '30 en vroeger hadden ons Vlaamsch gebracht tot eenen toestand van vernedering en minachting, onweerdig van een vrij volk. De geestelijkheid had dien toestand niet verwekt, integendeel, van al de leidende standen is zij het laatst en het minst verfranscht geworden; maar toch is zij ook meegesleept geweest door den algemeenen stroom van verfransching. Op dien onnatuurlijken, ziekelijken toestand van ons volk heeft zij dan ook haar onderwijs geregeld; en over vijftien, twintig jaar stond het Vlaamsch daar gansch in den vergeethoek. De reactie kwam, wild en onstuimig gelijk eene reactie doorgaans is! Zij beukte met geweld tegen al onze verfranschte instellingen aan, ook tegen het verfranscht onderwijs der geestelijken. Nu is deze geestelijkheid gewoonlijk behoudgezind, traag om te hervormen. Daarbij, de aanvallen kwamen van personen die weinig voor die taak bevoegd schenen, en dikwijls waren die aanvallen driest en onbesuisd. Geen wonder dat de Bisschoppen den stormloop aanzagen als meer tegen hun gezag dan tegen den bestaanden toestand gericht. Gelukkiglijk is die tijd voorbij. Een gansche ommekeer heeft in de Vlaamsche Beweging plaats gehad. Op de jonge geestdrift is een geest van ernst en studie gevolgd. Uit de Hoogescholen van Leuven en Gent zijn Vlaamsche mannen opgegroeid met helder en kalm hoofd. Door Vlaamsche geneesheeren en door Vlaamsche rechtsgeleerden worden vergaderingen en congressen gehouden, die in aantal en gehalte voor geene andere van dien aard moeten onderdoen. De Vlaamsche katholieke Hoogeschooluitbreiding van Antwerpen verricht zeer ernstig werk. De beweging wordt geleid door den Vlaamschen katholieken Landsbond die als een toonbeeld van bezadigdheid doorgaat. Er wordt minder geschreeuwd dan vroeger, maar meer gedacht, meer gewrocht. Welnu, tusschen die mannen, die niet alleen het Vlaamsch moeten opbeuren, maar ook het Vlaamsche volk tegen valsche, goddelooze wetenschap zullen verdedigen, tusschen die mannen en de geestelijkheid kan de strijd niet blijven duren. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 430]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.- De Vlamingen weten wat zij willen. Hardnekkig zullen zij vooruitgaan, maar zij kunnen wikken en wegen; hunne macht ligt niet in geschreeuw. En daar men nog wel eens om een hard woord op eene meeting gesproken (welke meeting is niet hevig?) de Vlaamsche strijders voor overdrevenen en heethoofden wil doen doorgaan, willen wij de gematigdheid en toegevendheid der Vlamingen doen uitschijnen tegenover de ontoegevendheid der Walen en Franschgezinden. Geen Vlaming, geen Flamingant zelfs, of hij heeft goed Fransch geleerd; hij leest en spreekt het dagelijks; hij doet het leeren door zijne kinderen, hij heeft er vrede mee dat een groot deel van ons middelbaar en hooger onderwijs in het Fransch blijve; hij vraagt niet dat een enkel officieel ambtenaar, zelfs in de Vlaamsche streek, het Fransch onkundig zij. Zonder de inschikkelijkheid der Vlamingen ware er geen België mogelijk; Walen en Vlamingen zouden naast elkander leven als twee stammen vreemd aan elkander. Want de Waal leert geen Vlaamsch; zelfs de Franschgezinde Vlaming, die in Vlaanderen van de Vlamingen leeft, heeft geen Vlaamsch geleerd; zijne zonen leeren het evenmin, en toch zullen zij den toon willen geven in Vlaamsch België. Dikwijls zullen zij niet alleen in het Waalsche maar ook in het Vlaamsche land ambtenaars willen opdringen die geen Vlaamsch verstaan. En wanneer de Vlamingen vragen dat de toekomende advocaten die voor Vlamingen zullen pleiten, de rechters die Vlamingen zullen vonnissen, de geneesheeren die in de hospitalen en elders Vlaamsche zieken zullen verplegen, de notarissen die Vlaamsche acten zullen moeten schrijven, de ingenieurs die Vlaamsche werklieden zullen bestieren, dat die allen zouden verplicht worden in hunne studiën eenige uren Vlaamsch te leeren, dan schreeuwen de verfranschers dat wij de grondwettelijke vrijheden, ja het Belgisch vaderland afbreken! En men denkt dat de Vlamingen zich door zulk geschreeuw van hun stuk zullen laten brengen? Neen, de Vlamingen beminnen de Belgische nationaliteit. Niets van wat het vaderland aanbelangt, laat hen onverschillig, ook | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 431]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet de Waalsche nijverheid, de Waalsche kunst, zelfs niet de Waalsche letterkunde. Wij zijn Belgen, doch in het Belgisch vaderland zijn en blijven wij Vlamingen; het volk waarmee we dagelijks leven is Vlaamsch; en wij weten dat wij het Belgisch vaderland niet beter kunnen dienen, dan met het Vlaamsche volk, ons volk, te beschaven en te veredelen door de Vlaamsche taal. De leidende standen moeten Vlaamsch kennen. Dit weten ook de hoofden der katholieke partij, dit weet de geestelijke overheid, en daarom zal er een vergelijk komen nopens Coremans' wet. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6.- De slechte rol in deze zaak spelen sommige Fransch-katholieke dagbladen. Zij hebben de valsche thesis der ongrondwettelijkheid van Coremans' voorstel doen veld winnen door gazetten-argumenten, die niets degelijks inhielden. Zij hebben het mistrouwen der hoofden van het vrij onderwijs opgewekt en aangevuurd. Zij hebben aan de hoogere geestelijkheid eenen allerslechtsten dienst bewezen met haar in den strijd te betrekken. Zij hebben de Vlaamsche strijders verdacht en hatelijk willen maken, de voorstaanders der C.W. uitgemaakt voor ‘derviches hurleurs, arrivistes, lions rugissants’, enz. Alle wapens zijn voor die dagbladen goed, als zij maar de betrachtingen der Vlamingen kunnen voorstellen als strijdig met het katholiek of met het nationaal belang. Wilt gij u overtuigen van de overdrevenheid hunner polemiek, herdenk dan wat die dagbladen, over een tiental jaren, schreven om de gelijkheidswet van Coremans en De Vriendt te bevechten. Die wet moest, volgens hen, het stemmen der wetten belemmeren, de rechtspleging verwarren, het vaderland verscheuren door dubbele wetgeving en ‘dualisme judiciaire.’ Welnu, de gelijkheidswet is gestemd en in voege. Wat is er uitgevallen van al die sombere voorspellingen? Niets. De wetten worden gestemd gelijk vroeger; doch omwille van den dubbelen tekst wordt de zin der woorden meer gewikt en gewogen en klaarder bepaald. In de rechtspleging ook heeft de wet geene moeilijkheden verwekt; alleenlijk wordt nu en dan nog het belang van een Vlaamschen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 432]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
belanghebbende opgeofferd aan de onkunde of aan den onwil van eenen rechter of eenen advocaat die geen Vlaamsch kan of wil spreken. Maar van al die ingebeelde donderwolken van de Fransche dagbladen is niets voortgekomen dan wat wind. En nu halen zij weer dezelfde blikken donders voor den dag. Nu is het gedaan met vrijheid van taal, vrijheid van onderwijs, met grondwet en Belgisch vaderland, als de Jesuieten aan hunne toekomstige Hoogeschoolstudenten wat Vlaamsch moeten leeren! Heel die polemiek is eene polemiek van ronkende volzinnen gansch in den toon van Frankrijks' dagbladpers. Het gezonde Vlaamsch verstand lacht daarmee. En de practische geest der Vlamingen zal zegepralen. Zien wij den toestand niet te erg in, maar ook niet met te veel gerustheid. Moest men voortgaan, gelijk men bezig is, met elkander het mes op de keel te willen zetten, dan krege de katholieke partij eenen knak, dat is zeker. Maar met wat goeden wil is de overeenkomst getroffen. Wij hebben daartoe willen bijdragen en denken een goed werk verricht te hebben.
Z. Peeters. |
|