| |
| |
| |
| |
Overzicht der tijdschriften
Bulletijn der Maatschappij van geschied- en oudheidkunde [t]e Gent, nr 7.
De kappe van 't Belfort te Gent moet hersteld worden; te dier gelegenheid bestudeert M.P. Bergmans den vorm dier kappe door de eeuwen heen; hij geeft tevens eenigen uitleg over de kappe der belforten uit andere steden van België en van Noord-Frankrijk, met vele teekeningen. - M. Gustav Glück, conservator van 't Keizerlijk museum te Weenen, handelt in zijn werk Aus Rubens' Zeit und Schule over eenige schilderijen van 't Gentsch museum die hij aan andere schilders toeschrijft dan dezen wier namen er nu onder prijken. L. Maeterlinck bespreekt die toewijzingen.
- Nr. 8 brengt het ontwerp van A. Heins om door koperen platen de plaats aan te wijzen van verdwenen gebouwen of zichten in de stad Gent. - Korte inhoud der voordracht van A. Vander Haegen over de Gentsche boekbinders der xive tot de xviie eeuw. - Voorts eene mededeeling van V. Fris over Lausen, den oudstgekenden bouwmeester van Gent.
| |
Biekorf. Tk 23.
‘Formol, schrijft Dr. A. Depla, is nu, in de steden een ontsmetter “naar de mode” geworden.’ Ongelukkig ‘op de wijze zooals hij verbruikt wordt en kan hij zijne wezentlijke ontsmettingskracht niet ontplooien en te werke brengen.’ Hier wordt uiteengezet hoe men moet handelen, - Caesar Gezelle geeft het vervolg van zijne schets: Uit ‘den Levene der Dieren’. - Voorts verzen van Om. K De Laey en Caes. Gezelle.
In Tk 24 vertelt Dr. Lauwers gemoedelijk uit zijn Kinderleven. - L. De Wolf begint een opstel Ter ontvangste vóór eten. Een koddig begin. ‘Eerst en vooral een woordeken dank aan al die me ooit gevraagd heeft om te eten. 'k Gevoele 't nog, 't was een oorzake van deugden.’ - Caes. Gezelle komt op tegen een nieuwske uit Het Centrum. waarin gespot wordt met de razernij voor verdietsching van niet zuiver Vlaamsche woorden. - Ten slotte een kort overzicht ‘der gebouwen met kunstuitzicht, die gedurende het jaar te Brugge gemaakt werden’. Het slot luidt: ‘Indien men telken jare zooveel gebouwen kunstig herwerkt, zal ons Brugge binnen korten tijd zijn prachtig uitzicht van vroegere dagen terugvinden’.
| |
De Banier, deel 12.
Vooraan een lang gedicht van L. Lambrechts: De Krekel. - E.H. Geurts geeft eene letterkundige ontleding van H.
| |
| |
Haenens gedicht De Oudjes. ‘De dichter bezit opmerkingsgave, gevoel, menschenkennis en vooral kennis van den gemoedstoestand der ouderlingen.’ Vervolg van Dr. J. Gesslers Taal, dialect en plat.
| |
Bijdragen tot de Geschiedenis, bijzonderlijk van het aloude Hertogdom Brabant. Nov. 1904
L. Philippen maakt eenige korte aanteekeningen over het Begijnhof van Sint-Catharina ‘ten velde’ te Diest. - E.H. Schools schrijft over de Gilde van den edelen Handboge te Park. ‘De gilde was de gewapende macht der abdij en had tot hoofddoel het gesticht in alle omstandigheden te beschermen en te verdedigen’. De Ordonnantien der gilde, hier overgedrukt, zijn lezenswaard. - ‘Niet talrijk zijn de Obituaria die zoo goed zijn bewaard gebleven als die der oude Kapittelkerk van Sint-Pieters te Anderlecht. Deze zijn ten getalle van drie’. J.B. Stockmans beschrijft ze beurtelings. - Vervolg van Edm. Geudens opstel: Straten van Antwerpen. - P.J. Goetschalck deelt eenige oorkonden mee voor de geschiedenis van Schooten en Merxem.
| |
Vlaamsche Zanten. Juli, Augustus, September.
Lod. Rock deelt mee: Legenden en gebruiken aangaande aan de Kerk van O.L. Vr ten Poel te Thienen, de legende der Kerk van Hakendover en godvruchtige volksgebruiken aan die kerk verbonden. - Okt. Steghers geeft een kort overzicht der Privilegiën der stad Eekloo en der parochie van Lembeke en schrijft twee vertelsels over Domme Klaas en Van Tippen. - Vervolg van J.V. Vlierberghe's opstel Lijkplechtigheden. - Vrouw Weyn deelt kleine verhalen mee over bloemen en ook verhalen over Spokerij. - H Heyman begint een opstel over Oude Kerkgebruiken in de Vlaamsche gemeenten. - Ten slotte schrijft J. Van Lantschoot over de onbepaalde wijze in 't Meetjesland.
| |
Kunst en Leven. 8e afl.
Pol de Mont beschrijft eenige schilderijen door Dürer (?), Van Miervelt, Jan Verspronck, Rembrandt (?), G. ter Borch, J. Ruysdael, enz.) uit de verzameling van M. Goossens te Gent, met goede afbeeldingen. - Voorts eenige woorden over een schilderijtje van Lukas Gassel (?) (vóór 1520 te Helmond geboren) en toebehoorende aan een liefhebber uit Noord-Nederland.
Pol de Mont haalt uittreksels aan uit de verschillende bladen en tijdschriften die alle instemmen met hetgeen hij reeds over de Driejaarlijksshe tentoonstelling van Schoone Kunsten te Antwerpen schreef in 1901. De klacht komt hierop neer: Men neemt alles aan, rijp en groen, er is veel meer groen dan rijp op zulke tentoonstellingen, en alzoo bederft men den smaak van de bezoekers die zich geen eigen oordeel kunnen vormen.
| |
Het Katholiek Onderwijs. December 1904.
Vervolg van het opstel: Geschiedenis der opvoedkunde; hier handelt de schrijver (J.D.S.) over het renaissance-tijdvak. - Vervolg van Draait de aarde rond hare as? en van de lezenswaarde geschiedkundige bijdrage Die Afrikaanse Taal. - Voorts eene reeks voorbeelden van Nieuwjaarbrieven voor kinderen.
| |
| |
| |
Ontwaking. December, 1904.
Er heerscht nogal tweedracht onder de socialisten over de anti-militaristische Internationale door sommigen voorgestaan. In Juni 11.. werd te Amsterdam een internationaal anti-militaristisch congres gehouden. Hierover schreef Domela Nieuwenhuis in Ontwaking. Nu heeft hij het over het nationaal antimilitaristisch Congres dat op 9n Oktober gehouden werd te Zwolle. Men wil ‘door druk van buiten, de regeeringen dringen op den weg, dien zij uit zichzelven niet durven of niet willen bewandelen’ Domela gebruikt tamelijk hevige woorden tegen de partijgenooten die zijne meening in deze zaak niet deelen. - Karl Federu verwacht eene gansche hervorming der maatschappij van... 't stemrecht der vrouwen. Over de argumenten kan men oordeelen door het volgende: ‘De verschrikkelijkste krankheid onzer beschaving, de prostitutie, ten minste in hare huidige gedaante, zou verdwijnen, want de vrouwen die bewust zijn en politieke macht hebben, zouden haar niet dulden.’ - Staats-schoolvosserij en Kunst heet een ‘scheldopstel’ van Segher Rabauw naar aanleiding van het verslag over den driejaarlijkschen prijskamp van Nederlandsche tooneelletterkunde. Het besluit is: afschaffing der prijskampen. - Slot van Edw Carpentier's Kapitaal, Interesten en Dividenden. - Voorts een brief van Edw. Greene uit Konstantinopel, waarin gewezen wordt op de altijd voortdurende vervolging der Armenianen. Hij besluit: het ‘zou kinderachtig wezen nog langer te vertrouwen op die tusschenkomst van Europa. Het woord zal nu aan “'t uiterste middel” moeten gegeven worden.’
| |
Revue Neo-Scolastique. Novembre 1904.
C. Alibert steunt op de Valeur éducative de la discipline scolastique. ‘Nous devons done attacher une importance toute spéciale au maniement du syllogisme, à l'exercice de l'argumentation, si efficace pour la formation de jugement’. - Een lezenswaard artikel van M. De Wulf. Un preux de la parole au XIIIe siècle. - Godefroid de Fontaines met belangrijke bijzonderheden over de inrichting der studiën toen aan de de Universiteit te Parijs. - L'Estimative door Domet de Vorges.
| |
Vragen van den dag. December-aflevering.
‘Wat is schoon in de natuur?’ door Prof Dr. Friedrich Ralsel. Zonder zich te bekommeren over de innerlijke natuur van het schoonheidsgevoel zelf, neemt hij een gegeven natuurtafereel en ontleedt den indruk welken ieder zijner elementen op ons teweegbrengt. - ‘Vrouwenarbeid bij den gemeentelijken telefoondienst: door Suze Groshans: een onderzoek naar den toestand der vrouwelijke bedienden, werkzaam bij bewusten dienst in de verschillende steden. Op wenschelijke verbeteringen wordt herhaaldelijk gewezen. - Zeer belangwekkend het artikel van den heer E. Van Niema: ‘Eenige gegevens omtrent de Amsterdamsche nijverheid onder het Fransche Bewind en onmiddelijk daarna. Zeer gedocumenteerd Ten slotte nog een woord over Sterrenkunde: over de uitgestrektheid van den sterrenwereld en de indeeling der sterren in ons sterrenstelsel, volgens de meeningen van den Amerikaan Newcomb en den Berlijner Dr. Ristenpart - In ‘Van maand tot maand’ wordt
| |
| |
o.a. gesproken over ‘De Vruchtenteelt in Californië’ door Prof. Dr. H. De Vries; ‘De positie en de opvoeding der vrouw in Japan’, naar het pas verschenen boek ‘Japan door Japannezen.
| |
De Gids. December 1904.
Mr J. Limburg bespreekt uitvoerig de Staatkundige Opstellen van den oud-minister Mr. W.H. de Beaufort. ‘Hij blijft de brave patricier, breeder aangelegd en begrijpelijker gestemd dan menigeen die tot zijn kring behoort maar die gelooft dat de opvatting van het algemeen belang uit de dagen van de Manchester-school de ware is.’ - G. Busken Huet bsspreekt de werken van Bezemer: Javaansche en Maleische Fabelen en legenden en Volksdichtung aus Indonesien. Sagen, Tierfabeln und Märchen. - W. de Vleter wil, in zijn opstel Uit den Schoolstrijd, stemming wekken voor de openbare school en hij besluit: ‘laat u niet om partij - of bijzonder belang drijven tot het stichten van allerlei kleine scholen, die tot versnippering van krachten, tot verslechtering van onze kinderen moeten leiden’. Eene gemeenschappelijke school voor alle kinderen is, beweert schrijver, het symbool van nationale eenheid. Daar kan wel op geantwoord worden dat de ouders zielenlast dragen en eerst en vooral moeten bekommerd zijn om hetgeen men aan hunne kinderen leert. - Dr. N. Van Wijk geeft het slot van zijn opstel over De Hamlets van de Russische letterkunde. Hier wordt bijzonder gehandeld over Poesjkin. ‘De Hamlets die hun land niet kennen, verwachten heil van het buitenland, hetzij dan van de politiek van “bloed en ijzer” hetzij van het socialisme: de echte Rus zoekt zijn ideaal in een wereld-harmonie, algemeen geluk moet het einddoel zijn van het menschelijke streven: ziedaar de groote idee, die verborgen is in de ziel van den Moezjik en die die Russen uitspreken, die hun volk begrijpen.’ - M.J. Brusse houdt zeer veel van de Fransche prentkunst en schrijft con amore over den prentteekenaar Theophile Alexandre Steinlen. - Voorts een overzicht van jongst verschenen Noord-Nederlandsche werken door C. & M. Scharten-Antink en verzen
van P.C. Bontens en W.F. Gouwe.
| |
De Katholiek. December 1904.
E.P. Linnebank meent ‘dat 't niet staat, altijd en altijd te jeremiassen over gebrek van “echt katholieke” dichters, terwijl men den katholieksten, die er ooit is uitgekomen, maar laat soezen op de onderste plank van het boekenrek’, Vondel namelijk, diens leerdichten o.a. de Heerlijkheid der Kerke, verdient ook door de jongeren met hun oor en hun oog heelemaal en heel lang bezien en beluisterd te worden. - E.p. Jansen bespreekt Weber's Dreizehnlinden Hij weet er nogal wat op af te dingen. ‘Alles samengenomen willen wij niet beweren, dat Weber geen dichter “bei Gottes Gnade” is, maar wel dat hij geen dichter is van den eersten rang zooals velen hem prijzen’. - J. Van den Dries bespreekt breedvoerig den Commentarius in Ecclesiasticum van E.p. Jos Knabenbauer. - Indrukken over Allerzielen door Simon Boers. - Twee schoone sonnetten van F.R. (ütten).
| |
| |
| |
Van Onzen Tijd, nr 2.
Albertine Steenhoff-Smulders vertelt gemoedelijk Een exempel van onze Lieve Vrouwe. - Slot van Marie Koenens novelle De Levensavond, goed verteld. - Verzen van H. Van Zuyle.
| |
Taal en letteren. 15 Nov. 1904.
Gewoonlijk wordt aangenomen dat de 2e helft van ‘Van den Vos Reinaerde’, het meesterstuk onzer Middelnederlandsche letterkunde, om zoo te zeggen gansch oorspronkelijk is, in tegenstelling met de 1ste helft (tot en met Reinaert's doodvonnis dat naar den oud-franschen Roman de Renart zou bewerkt zijn. Prof. J.W. Muller meent dat ook kan nagewezen worden waar de dichter zijne stof geput heeft voor het 2e deel. Dat wil nu niet zeggen dat de dichter zijn eerenaam van oorspronkelijk daarmee moet verliezen: ‘Ook wanneer wij onzen maatstaf aanleggen, behoeven Willem's vereerders niet te vreezen voor zijn roem.’ B.(uitenrust) H.(ettema) ontleedt kortbondig de karakters uit Van den Vos Reynaerde: ‘Koning, Adel, Geestelikheid, Volk zijn, met al hun quasi-goedwezen, uiterlik, - innerlik, in - slecht en voos... Zij zijn 't boze.
Hoe anders daartegenover Reynaert. De “sterke” in geesteswezenlikheid. Komt niet onder de indruk van 't ogenblik. Kan zelfs spotten tot op 't schavot’. - C.H. Ebbinge Wubben toont aan hoe weinig de Spanjaards over de Nederlandsche letterkunde zullen leeren in een nieuw verschenen boekje Literatura de Los Paises Bajos. - Voorts eenige aanmerkingen over de spreuk: ‘Evenals God in Frankrijk.
| |
De Hollandsche Revue. 25 November 1904.
Veel lezenswaard onder de rubriek Wereldgeschiedenis: over de oorlogsuitgaven in verscheidene Europeesche landen, over de broedertwisten in Oostenrijk-Hongaryë, het voor en tegen de kiezing der rechters door het volk in het kanton Geneve De antiklerikaal komt hier nog eens voor den dag. ‘Niet alleen Italië, ook in Duischland begint het zwarte spook het hoofd weer op te steken’, en verder. ‘En ons lijkt dat (namelijk: daar zet de Staat de Kerk eindelijk uit de school) het beste bewijs van een werkelijk demokratischen geest der Fransche regeering’. - Verder breedvoerige samenvatting van een artikel van S.J. Visser in De Vragen des Tijds van November over den Invloed van den godsdienst op de maatschappij. Het besluit is: het is niet bewezen dat de eene christelijke richting een hoogeren invloed op de zedelijkheid heeft dan de andere. Daar ware veel over te zeggen. Namelijk wordt voor België beweert dat er eene grootere kriminaliteit is in het katholieke Vlaanderen dan in de liberale en socialistische streken. - Als karakterschets F.B. Deurvorst, bestuurder der ijzergieterij en emailleerfabriek te Ulft. - Als boek van de maand: Wat iedereen weten moet van de Theosophie door J.W. Boissevain.
| |
Op de hoogte. 15 Dec. 1904.
De gebruikelijke indeeling: Van Verre en Nabij: Over de maand die heenging; bijzonder over de Nobelprijzen; een gestrande vreemdeling, een walvisch namelijk, opgepikt bij de Haakgronden, een zandbank bij den Helder; de hedendaagsche
| |
| |
vervoermiddelen per stoom en electriciteit, en Is er leven buiten aarde: Antwoord: We weten het niet. - H.M. Krabbé bespreekt de kunst van den teekenaar Steinlen. ‘Steinlen's kunst is zeer zeker 't grootst waar hij de ellende van den arbeider moet weergeven. Met voorliefde teekent hij de “avariés” der maatschappij’. - Eene reeks schetsen door J.C. Waal, Suze la Chapelle Roobol, Sophie Elkon. O.A. Corver. - Hen Freyer bespreekt Twee maanden muziekleven in de hoofdstad, met het portret van R Strauss en G. Mahler. - Voorts de dramatische kroniek door L. Van de Cappelle, het overzicht van tijdschriften door ls. Querido, en het overzicht der Modes. - J.S. Willems bespreekt met veel lof Kerstnachtdroom ‘een muziekalen-letterkundigen bundel’ door Jef Toussaint en Firmin Blondeel. Ook deze aflevering is rijk met welverzorgde platen versierd.
| |
Noord en Zuid, December 1904.
Een artikel van J.E. Ter Gouw over Geld in de appellen, bijdrage tot de verklaring van Bredero. - Schelts van Kloosterhuis schrijft over de synoniemen: ziel en geest, ziel, gemced, hart, boezem en borst. - Omer Wattez' artikeltje tegen Vereenvoudiging der schrijftaal staat hier uit den Goedendag overgedrukt. - Voorts verscheidenheden en boekbeoordeelingen.
| |
Revue Germanique. Nr 1. Janvier, Février.
Bij Felix Alcante Parijs verschijnt dit nieuwe tijdschrift dat voor doel heeft de Franschen met de letterkunde en den geestesgang der germaansche volkeren beter bekend te maken. Er komen 5 nummers in 't jaar elk een 125 bladzijden groot, aan den prijs van 16 frank. Dit eerste nummer bevat benevens boekbeoordeelingen, drie lezenswaarde bijdragen: Le Faust äe Goethe: Esquisse d'une methode de critique impersonnelle door Ernest Lichtenberger; La jeunesse de Ruskin door André Chrevillon en Le symbolime de Bach door Alb. Schweitzer.
| |
La Quinzaine, 16 octobre 1904.
Ernest Tissot. Les romans parisiens de M. Paul Bourget. M. Tissot verdeelt de werken van M. Bourget in drij soorten. 1o monographies over het parijsche leven; 2o schilderingen van de wereldbeschaving; 3o politieke en zedelijke studiën over de hedendaagsche maatschappij. In die verdeeling vindt M. Tissot de natuurlijke ontwikkeling van den schrijver. M. Paul Bourget die in 't begin zijner letterkundige loopbaan in de fijne zielkundige waarnemingen uitmuntte, was welhaast genoodzaakt het terrein zijner waarnemingen uit te breiden, en alzoo daagden voor hem de politieke, zedelijke en maatschappelijke vragen op. - V. Ermoni. La Théologie scientifique et la critique positive des documents. De geschiedkundige kritiek, die in de laatste jaren zoo grooten vooruitgang heeft gedaan, moet op de godgeleerdheid toegepast worden. De vrees is op dees terrein niet gewettigd, vermits er tusschen de wetenschap en de godgeleerdheid geene ware tegenspraak kan zijn. De kritiek moet niet alles onderzoeken, vermits vele waarheden wetenschappelijk zijn vastgesteld; maar zij moet wat onvolledig of twijfelachtig is, volmaken en verzekeren. - Max de Borsau. Socialiste III. - Abbé Martin Les fouilles de Suze. - Abbé Felix Klein Le pro- | |
| |
phète Elie III et sa mission à New-York. - Victor Pavant. Une révolution des systèmes d'assistance publique. La colonisation familiale. - Paul Narsy. Art et littérature.
- 1 novembre 1904.
George Fonsegrive. A nos lecteurs. Préface pour la onzième année. M. Fonsegrive toont welk het doel is van de ‘Quinzaine’: ‘acclimater les catholiques français aut milieu moderne’ d. i. alle domeinen der menschelijke kennis onderzoeken en er het schadelijke, het onverschillige en het nutige in toonen. - Max de Borseau. Socialiste, IV. - Imbart de la Tour. Les Origines de la Réforme. La Société française aux débuts du xviie siècle. Le peuple, Les paysans. Guy Jonanneaux. Rome et Florence. Lettres à un ami. - E. Boutin. Les écoles indigènes en Algérie et l'Assimilation arabe. - Henri Lardanchet. Les enfants perdus du romantisme. Charles Lassailly. - Jean Lionnet. Chronique littéraire. Un divorce.
- 16 novembre 1904.
Michel Palomon. Le Centenaire du Code Civil. - F. Butel. Les origines du code civil. - Max de Borsau. Socialiste, V. - Imbart de la Tour. Les Origines de la Réforme. La Société française aux débuts du xvie siècle, II. - Eugène Baeglin Le protectorat devant les chambres. Le Saint Siège et l'Europe. - Guy Jeuanneaux. Rome et Florence. Lettres à un ami, II. - Raoul Narsy. Art et Littérature. Georges Grappe. Figure du xviiie siècle. Louis xv et Mme de Pompadour.
| |
Revista Internazionale. Settember 1904.
De zondagrust na de hevige bespreking in 't Italiaansch Parlement door Prof. Boggiano. Schrijver zet eenige beweegredenen uiteen tot staving van 't belangrijk wetsontwerp dat den 12den Meert door 't Parlement werd verworpen. In 't oude Rome was de Zondagrust in voege, alhoewel het handwerk te dien tijde de eenigste kracht was. 't Was de wet die alle slavelijk werk verbood, en den dag alleenlijk den godsdienst wijdde. In de standregelen der machtige Italiaansche gemeenten stond er in bijzonder artikel verbod geteekend 's Zondags zelf te arbeiden of het aan zijne onderdanen op te leggen. Reeds te 1677 was de Zondagrust in zwang gebracht door het toedoen van Karel II. Na eenige geschiedkundige beschouwingen volgt een kort onderzoek der oorzaken van 't verval tot den tegenwoordigen toestand. 't Is in Italië zoowel als hier en elders d'overgroote concurrentie in de voortbrenging.
De zaak is heden in alle landen te berde gekomen; elkeen is op de hoogte van d'algemeene bewijsgronden. Hier wordt bijzonder gesteund op de bevoordeeling van den werkman. De vermindering der bevolking kan nergens elders gevonden worden dan in de ziekelijkheid, de natuurlijke onvolmaaktheid der werkende klas, voortkomende van den vroegtijdigen arbeid van zoon en dochter. En zoekt niet verder, zegt de schrijver, g'hebt daar de voldoende reden van 't verval van onzen stam. Na twee, drij geslachten is de kwaal te lande algemeen. ‘De Zondagrust kan dat alles verhelpen’ wordt grondig bewezen. Verder is nog een der economische bewijzen belangwekkend:
| |
| |
William Mathieu in Engeland, ondervond op zijn 1200 werklieden, ‘dat de hoeveelheid, de hoedanigheid van 't werk uitermate afhangt van hun spier- en zenuwkracht en 't volmaakt evenwicht der vermogens van den werkman.’
De Zondagrust ware 't beste middel om dien staat bij den werkman te doen ontstaan en immer te doen voortduren.
- Prof. Lorini: Intorno allo teoria dei prestiti publici. - Filippo Ermini: Sul epistolorio di Gregorio Magno.
- Ottobre 1904.
S. Talamo: La shiavitu secondo i padri della chiesa. L'Inchiestra inglese del 1891. - Goria: L'ordinamento operaio e la legislazione sociale in Inghelterra ed in varie nazioni.
|
|