| |
| |
| |
| |
Overzicht der tijdschriften
De Vlaamsche Kunstbode, Mei 1904.
Hoe gevaarlijk het is meiden meester te laten over kinderen, bijzonder wanneer zij dezen 't hoofd op hol zetten met allerlei sprookgeschiedenissen, door G. De Lattin. - Vervolg van Jan Bouchery's berijmd verhaal De bruid van den Rijn. - Begin van Edm. Fabri's Meester Reginald Mac Meill's oordeel over eenige letterkundigen, over letter- en kunstcritiek, bewerkt naar het hoogduitsch. - Verslag over de werkzaamheden der Zuid-Nederlandsche maatschappij van taalkunde gedurende de jaren 1900-1904, door Jan Bouchery. - Kunstnieuwsjes uit Brugge door Med. Verkest en verzen van C. Eeckels en J. Hubers.
| |
Germania, Juni 1904.
't Belangrijkste uit deze afl. is het begin der studie van Mr. J. Beuckers Oorsprong en Bijzonderheden der Belgische grondwet: men verwaarloost te veel de Nederlandsche grondwet van 1815 al bron te aanzien van onze grondwet, en men beroept zich te veel op de princiepen der Fransche omwenteling van 1789. De leidende mannen van 1830 waren zeer jong, en hadden hunne studien gedaan in de hoogescholen door Willem I gesticht. - Dr. Ernst Hasse maakt eenige beschouwingen over de Duitschsprekenden in Belgie; - er wordt gewezen op de toenemende bedrijvigheid in het Dortmund-Ems kanaal. - Slot van Om. Wattez' inleiding op zijn Germaansche Beelden, hier warm aanbevolen. - Dr. Liesegang doet inzien welk het belang is van den aankoop der Delftsche Nederlandsch-Indische bibliotheek door de Koninkl. bibliotheek te Berlijn, voor de studie der Nederlandsche koloniën in Duitschland. - An der Brennerei, vertaling eener schets van Lode Baeckelmans. - Verzen van Neel Hiddar en Johan Groeneboom.
| |
De Banier, Juni 1904.
Ter nagedachtenis van zaliger Jan De Block die ‘edele, gloedvolle ziel... de spil, de ziel, het vernuft van het dorp... den machtigen redenaar’ worden diepgevoelde bladzijden gewijd.
- Een schoone Januarimorgen in Condroz, verzen door E.H.J.W. Van Genck. - Verslag over den tweeden verjaardag van het Werkmanshuis te Hasselt. - Ten slotte een kleine schets: Eene vorstelijke begrafenis in Japan.
| |
Het Katholiek Onderwijs. Juni 1904.
Vervolg der opstellen De Geschiedenis der opvoedkunde, Die Afrikaansche Taal en Declameeroefeningen, en van de overdrukken van prof. De Ceuleneer's verslag over den vijfjaarlijkschen
| |
| |
Wedstrijd voor Nederlandsche Letterkunde en van de redevoering van gouverneur Bon du Sart de Bouland over het alcoolisme. - Als Middelen tegen de Zomerlamheid in de school wordt geprezen: tusschen de lessen in door de kinderen laten zingen en in de klas eenige lichaamsoefeningen doen.
| |
't Park's Maandschrift, 15 Juni 1904.
't Brengt een opstel van J.E. J(ansen) over het leven van gelukzaligen Rabodo, een der eerste kanunniken van 't Park.
| |
Verslagen en Mededeelingen der Koninkl. Vl. Academie. April 1904.
Deze brengen de beknopte samenvatting van de werkzaamzaamheden der Bestendige Commissie voor Onderwijs bij de K. Vl. Academie. Die Commissie werd ingericht den 1 Aug. 1900, tot bevordering in Vlaamsch Belgie van het onderwijs in en door de Moedertaal. ‘Een ander onderwerp dat de Commissie langen tijd heeft bezig gehouden, was het aanleeren eener tweede taal in de lagere school. Hier zijn de gevoelens verdeeld. Sommige leden vonden het aanleeren van de beginselen der Fransche taal in de lagere school niet misplaatst, op voorwaarde dat de geest er Vlaamsch blijve; andere willen geene tweede taal in de lagere school.’ Het Opstel van G. Segers, die deze laatste meening verdedigt is te lezen. Met veel reden toont hij aan dat men ‘in de lagere school eigenlijk eene tweede taal te onderwijzen heeft: de letterkundige taal’. Leert men er Fransch, dan speelt deze de rol van gelouterde, letterkundige taal en 't Vlaamsch laat men dialect.
| |
Ontwaking, Juni 1904.
Goede gedachten in het opstel Romantisme. ‘Met romantiekers lachen is thans mode.’ Jacques Mesnil houdt meer van die droomers en idealisten die zich durfden vergissen dan van de dorre kleinweters en uitpluizers van vandaag. Grappig is 't toch, hoe hij 't romantisme meent te moeten verdedigen tegen de bewering komende uit zijn kamp als zou het ‘een bourgeoise beweging’ zijn! - Slot van Frans Vermeulen's Een stuk Fransche geschiedenis (1848), in socialiatischen zin. De nationale werkplaatsen, zoo word hier o.a. betoont, die zoo deerlijk ten onder gingen, waren geenszins de sociale werkhuizen zooals Louis Blanc die gedroomd had. - Segher Rabauw juicht het onderwerp toe Max Waller en Albr. Rodenbach te huldigen, maar ‘geen eenzijdigheid dáár (Roesselare), en geen officieel geleuter. Eenvoudiggrootsch, zonder goedendag-gedreun en Vlaamsche-Leeuw-gebrul.’ - Al. de Laet wijst op het gevaar der Suggestie in de Schilderkunst, de kunstenaar moest eerst en vooral zichzelf blijven. - Edw. Greene schrijft over de akeligheden door de Turken in Armenië bedreven. - Verzen van Willem Gijssels en Siska van Daelen.
| |
Bijdragen tot de Geschiedenis, bijzonderlijk van het aloude Hertogdom Brabant. Mei 1904.
E.H. Fr. De Ridder deelt oorkonden mee aangaande de St-Germanus' kerk te Thienen, de abdij van Maagdendaal te
| |
| |
Oplinter en de parochiekerk van Overlaar. - Edg. de Marneffe geeft het vervolg van zijn Cartoe Parcenses betrekking hebbende op Honsem en St-Pieters Rhode. - Vervolg van Lib. Gevelers' medegedeelde stukken over het voormalige klooster van Leliëndaal te Hombeek-Mechelen. - E.H.P.J. Goetschalckx deelt de lijst mede der pastoors van Emblehem en Lichtaert.
| |
St-Cassianusblad. Tijdschr. voor Opvoeding en Onderwijs; Mechelen, Juni 1904.
Over het Zilveren Jubelfeest der Normaalschool van Mechelen, door G.D. - Voordracht over Schoolgezondheidsleer, door J.L. Wouters. - De Schoolkwestie vóor de Statenkamer. - De plaatselijke Aardrijkskunde, door F.D.M. - Mieken kan niet bidden, rijmpje door J.T. - Bondslied der Oud-Normalisten van Mechelen. Muz. van A. De Coninck. - Over Scheikundige Vetten, door F.D.M. - Praktische les over het bijwoord, door B. - Voor de Onderwijzers der 4e reeks. enz. - Officiëele stukken. - Snippers. Boekbeoordeeling.
| |
De Belgische School. Opvoedkundig maandschr.; Brugge, Mei 1904.
Van den heer Hoofdopziener Willems, praktische, wel ingedeelde art. over Spel en Uitspanning; over Schrijfboeken en boeken in de klas. Van den hr Opziener Sengers aangestipt: het begin eener studie over het aanleeren der 2e taal; - en zijne bijdrage over het verre Oosten (met kaart), waarin de gebeurtenissen van den oorlog belangwekkende stof leveren tot oefeningen in de klas.
| |
Revue Générale. Mei. 1904.
J. Leclercq: En Laponie. - J. Verest, S.J.: L'organisation naturelle des Etudes (suite et fin). - De humaniora, zooals zij nu ingericht zijn, bereiken hun doel niet. Het programma der klassen is te uitgebreid; het verstand van den jongeling moet meer door letterkundige studiën ontwikkeld worden, dan door het aanleeren der wetenschappen. Daarvoor zijn het Latijn en Grieksch best geschikt, omdat zij ons met het verleden gedeeltelijk verbinden, en vooral beter den geest ontwikkelen dan eenige andere studie. In hoever wordt het Nederlandsch bevat in de letterstudiën? Pater Verest zegt het niet; het doel, dat het wetsvoorstel Coremans te dien opzichte beoogt, is loffelijk, maar het middel keurt P. Verest af als onrechtvaardig en strijdig met de grondwet En hierop volgt een besluit vol bombast: ‘De redoutables problèmes sont posés. Je conjure ceux qui ont à les résoudre de peser bien leur responsabilité. Qu'ils se rappellent que, devant Dieu et devant le pays, ils ont promis sous serment de maintenir intacte la constitution et partant la liberté d'enseignement! Qu'ils aient assez de caractère pour résister à des revendications illégitimes et à d'injustes sommations! etc. etc.!’ - L. du Bus de Warnaffe: Le Congrès National. - A. Goffin: Salons d'Art. - H. Davignon: Molière et les Petites gens (suite et fin). - J. Graveline: Maître Catoire. - Paul Segers: Le port d'Anvers et ses Extensions maritimes. - P. Halflants: Le Catholicisme en Norvège. - G. Ferrant: An pays des manchots,
| |
| |
| |
Revue Néo-Scolastique. Louvain, Mai 1904.
La philosophie d'Herbert Spencer, J. Halleux. (Vervolg en slot). Volgens Spencer, die met Aug. Comte de stichter mag genoemd worden der positivistische maatschappijkunde of sociologie, is het menschelijk geslacht, onder de drukking van natuurlijke en noodzakelijke wetten, in gedurige streving naar eenen volmaakteren staat, dien het maar zal bereiken in een dwangvrij collectivism, waar iedereen goedwillig zijn deel zal bijdragen tot het welzijn van het geheel. Eigenaardig, maar utopisch is Spencer's toepassing der evolutie op de zedeleer en de maatschappijkunde. En niet alleen utopisch is Spencer's opvatting der zedeleer, maar heel zijn stelsel, spijts zijnen uitwendigen schijn van stelligheid op positivistische zekerheid, rust op een vooringenomen gedacht, alleen gesteund door gissingen of hypothesen. De eeuwigheid en onvergankelijkheid der stof, de verwisseling der krachten en de algemeene ontwikkeling zijn opvattingen die de Engelsche wijsgeer niet in de natuur gevonden, maar - hij erkent het zelf - uit andere grondbegrippen a priori heeft afgeleid. Wat erger is, de wetenschap zelf wederlegt of verzwakt deze opvattingen en Spencer werd meermaals verplicht waarheden te aanveerden die zijn stelsel regelrecht tegenover stonden, aldus de wet der ontbinding of van het verval, tegenover gesteld aan de ontwikkelings- of vooruitgangswet, en het slechtste van al: op zoo brooze grondvesten, heeft Spencer eene zedeleer willen bouwen die, wil zij logisch zijn, door de loochening der menschelijke vrijheid en het algemeen fatalism noodzakelijk moet verderfelijk zijn Aldus blijft Spencer geoordeeld: een blinde zoeker naar eenheid, die eenheid van opvatting boven stellige echtheid geplaatst heeft. - De l'histoire de la philosophie, G.M. Sauvage. De studie der geschiedenis van de wijsbegeerte is ten huidigen dage eene voorwaarde van den vooruitgang: de scolastieken hebben te lang de beweging der vreemde gedachten verwaarloosd; daardoor bleven
zij buiten den gedachten wereld van hunnen tijd en werden als achterlijken behandeld en misprezen. - Eléments aristotéliciens dans la cosmologie et la psychologie de S. Augustin. Dr Kaufmann. Indien St. Augustinus' wijsbegeerte in den grond Platonisch is, 't is te zeggen doordrongen van stellingen door de Neo-Platonisten Plotin en Porphyrius aan Plato ontleend, het kan nochtans niet geloochend worden dat ook Aristoteles op den grooten kerkleeraar invloed heeft uitgeoefend. Zekere leeringen zijn duidelijk aan Aristoteles ontleend en ten andere menig gedacht van dezen laatste was in het min of meer eclectisch Neo-Platonismus opgeslorpt geweest. - La philosophie de l'histoire chez Condorcet. M. Defourny. Condorcet wil door de kennis van haar verleden, de toekomst der menscheid voorzien. Zoo ontstaat eene wetenschap (la science du progrès) die in zekere geschiedkundige feiten de wetten der menschelijke volmaking bespeurt. Deze wetenschap maakt deel van de maatschappijkunde; hare methode is eerst wezenlijk of zielkundig (méthaphysique ou psychologique) om de mogelijke volmaking van den mensch te bepalen, daarna geschiedkundig (historique) om uit de geschiedkundige feiten de ontwikkeling van een ideaal volk op te maken, eindelijk afleidig (déductive) om volgens die
| |
| |
gegevens de toekomst te voorspellen. Condorcet verdeelt de wetenschap in drij deelen: de vóórhistorie in dewelke hij zonder reden vooringenomen gedachten op de werkelijkheid toepast: de eigenlijke geschiedenis waarin hij de grondgedachten der Fransche omwenteling als oorzaak van allen vooruitgang voorstelt, eindelijk de geschiedenis der toekomst (Wordt vervolgd). - Mélanges et documents. A propos d'une critique sur l'opinion de Suarez ‘de effecter formali quantitatis’. E. Lanusse. Schrijver meent dat M. Nys in zijne ‘Cosmologie’ het ware gedacht van Suarez in dit lastig vraagstuk niet gekend heeft en ongenoegzaam weerlegd - Revue d'ethnographie. Théophile Gollier. - Bref de S.S. Pie X à l'Académie romaine de S. Thomas d'Aquin.
| |
Inventaire archéologique de Gand.
Inventaire archéologique de Gand. Fasc. XXXII, December 1903; Fasc. XXXIII, April 1904. Gent N. Heins. Gr. in-8o. bl. 311-320; 321-330.. Prijs per stuk 3.50 fr.
Deze twee afleveringen bevatten, zooals de voorgaande ieder tien losse bladen waarvan elk de kortbondige beschrijving en de afbeelding draagt van een Gentsch kunstwerk of gebouw: standbeelden, schilderijen of andere kunstgewrochten. Weinige daaronder verdienen hier eene bijzondere melding, hoewel de beschrijving daarvan in 't algemeen goed gemaakt is door HH. P. Bergmans, L. Maeterlinck, A. Heins en anderen, en hoewel het meeste deel voor de lokale kunstgeschiedenis niet zonder beteekenis zijn. De doopvont van Sint Baafskerk (bladz. 320) mag wel als een voorbeeld van slecht kunstgevoel worden aangehaald. Op een zwart marmeren voetstuk ziet men eenen koperen hemelbol door twee wit-marmeren vliegende engeltjes gedragen. Rond den bol is een serpent geslingerd, en er boven steekt een half-liggend kruis in een wolk vast. Serpent, wolk en kruis zijn in het hout gebeeldhouwd en daarna verzilverd of verguld. Het geheele dagteekent van de xviiie eeuw en vormt eene doopvont!
M.
| |
La Quinzaine, 1 Januari 1903.
Pensicroso, La Nouvelle Europe. - André Pératé, Le Château de Versailles. V Le château de Louis xv et de Louis xvi. - Jacques Debout, Le monde des vivants. I. la ville des morts. - Ludovic de Contenson, Les Syndicats professionnels et les nouveaux projets de loi. Waarom hebben de vakvereenigingen in Frankrijk het goede uitwerksel gemist dat men van haar verwachtte? Omdat zij te dikwijls alleen als oproer- en omwentelingsmiddelen gediend hebben in plaats van te zijn wat ze zijn moesten: eene instelling tot verdediging van de vakbelangen, verbetering van het vak, met allerhande werken om het zedelijk en stoffelijk welzijn der leden te bevorderen. - Yves le Querdec, Le Fils de l'Esprit. - iii. La Terre nourricière. - Bernard Monod, L'éveil du sentiment national en France au xie siècle. - Guibert de Nogent et Philippe Ier. Filips de Eerst is altijd slecht beoordeeld geweest omdat men alleenlijk zijn afzonderlijk leven beschouwd heeft. Nochtans komt hem eene eervolle plaats toe in de reeks der Fransche koningen. Onder zijne regeering is het Fransche volk voor de eerste maal van zijne macht bewust geweest; onder
| |
| |
zijne regeering cntwaakten het dichterlijk en het vaderlandsch gevoel. - Emile de St Auban, Chronique dramatique. Le retour de Jérusalem. Maternité. Germinie Lacerteux.
16 Januari, 1904.
Maurice Blondel, Histoire et Dogme. Les lacunes philosophiques de l'exégèse moderne, I. - Twee scholen bekampen malkander in de tegenwoordige bijbelstudie. Beiden gaan uit van onvolledige wijsgeerige grondbeginsels. ‘Het extunsecisme’ bepaalt zich bij het aaneenstooten van bewijsredenen steunend op een afgetrokken begrip: het bovennatuurlijk der mirakelen, en kan dus niet tot de ware samenhang der zaken doordringen. Het ‘historicisme’ wil de rechten der geschiedenis in de bijbelstudie handhaven, maar vergeet dat de wetenschap van de wijsgeerige begrippen van den geleerde afhangt en de geschiedenis dus niet gansch onafhankelijk kan zijn. - Yves le Querdec, Le Fils de l'Esprit. IV. Deux amis. - J.E. Fidao. La pensée sociale de J.B. Bucher. I. - Jacques Debout. Le monde des vivants II-X. - Le ‘Moto Proprio’ de Pie X sur la Démocratie chrétienne. - Etienne Bouvray, Poésie: Les Rois Mages. - Edward Montier, Poésie: Les Vexillaires. - Arthur Coquard, Critique musicale. Pie X et la musique sacrée.
1ste Februari, 1904.
Adolphe Lair. Le Globe, sa fondation, sa rédaction. son influence, d'après des documents inédits. ‘Le Globe’ werd gesticht door Pierre Leroux en Dubois in 1824. M. Dubois wierf welhaast nieuwe opstellers aan: Platin, die verslag moest geven over de lessen van M. Villemain; M. Trognon die schreef over tooneel; M. Jouffroy die van wijsbegeerte sprak Later kwamen er nog Ste. Beuve, M. Thiers, Mérimée en baron de Stendhal bij. ‘Le Globe’ was vooral een letterkundig blad; nochtans hield het zijne lezers op de hoogte van hetgeen er in de wetenschappelijke wereld voorkwam. De oorzaak van den grooten bijval van ‘Le Globe’ is, volgens het woord van den eersten hoofdopsteller, M. Dubois ‘le caractère de sa rédaction. Elle était jeune et libre de toute attache avec le passé’. - Yves le Querdec. Le Fils de l'Esprit. V. Elections municipales. - Maurice Blondel. Histoire et Dogme. Les lacunes philosophiques de l'exégèse moderne. II. ‘Extrincécisme’ en ‘historicisme’ beiden onvolledig kunnen de ware oplossing van het vraagpunt niet geven. Wat ontbreekt er aan beiden? Die vraag wordt in het volgende artikel beantwoord. - Jacques Debout, Le Monde des vivants, Messager de vie. - Raoul Narsy, Art et Litterature.
| |
Durendal. Mei. 1904.
Franz Ansel schrijft zeer waardeerend over de gedichten van Henri de Regnier, in 5 deelen uitgegeven door de Mercure de France. ‘Cette oeuvre, si considérable déjà, est peut-être la plus diverse d'aspiration, la plus nombreuse de forme, la plus “universelle” qu'ait produite la poésie française depuis celle de Victor Hugo.’ Twee bladzijden van Firmin Van den Bosch over de verheerlijking van Albr, Rodenbach. Zie hierover onzen laatsten Omroeper. Verslag over de opvoeringen van Kerkelijke
| |
| |
muziek te Antwerpen. E.H. Moeller deelt eenige zeer nette afbeeldingen mee van Fransche medaaljen van Roty, Dupré en Chapelain. Notes sur l'art door Arn. Goffin.
| |
Het Nieuwe Dompertje. Kath. maandschr. uit Rotterdam; Mei 1904.
Pater Hendrichs S.J. schrijft over Moderne Godgeleerden ter gelegenheid der ‘openings-rede’ van Dr Cramer op het Congres der Moderne Theologen te Amsterdam, in April 1. 1. - De Echtheid der Evangeliën, door Th. Bensdorp, C. SS. R. - Historische aanteekeningen: Uit het Leven van Christus, naar P. Olivier O P. - Geschiedvervalsching. Heeft de kath. Kerk de volksontwikkeling tegengehouden? door J. Kloosterhuis. - Arbeid, gedicht van Zr. - Aan de Poëzie, gedicht van Fr. Kops O.F.M.
| |
De Gids. Juni 1904
Het schetske Winternamiddag door J. de Winter is hier en daar lastig om lezen. - Over Hendrik Ibsen, eene lezing door L. Simons, waarin het wezen en de werken van Ibsen kort ontleed worden. ‘Welken invloed heeft Ibsens werk op het tooneel en de tooneelspeelkunst uitgeoefend?... Wie het diepere werk van Ibsen leerde kennen en navoelen tot in het eigen diepste zelf, kan met het oppervlakkig gezien van la pièce bien faite weinig vrede meer vinden. Men verlangt echtheid en dóordringend leven - in het ernstige of in het komische.’ Een belangrijk artikel van prof. Naber over Ernst Curtius, den welbekenden opgraver van Olympia en schrijver der Stadtgeschichte von Athen: 't leven van Curtius, zijn werk en zijn betrekkingen met keizer Frederik van Duitschland worden zeer aanschouwelijk voorgesteld. - Nixa, tamelijk zinnelijke geschiedenis van de schoonste der zeenimfen voor wie twee tritonen zich doodvechten door L.C. Carbin. - Byvanck bespreekt zoo waardeerend J. Freudenthal's Das Leben Spinozas.
| |
De Katholieke Gids. Juni 1904.
E.H.A. Hollenberg levert een klein maar zaakrijk opstel over Vondel en.... Kollewyn, ‘in 't grote grondbeginsel bestaat er bij Kollewyn een verrassende overeenkomstmet niemand minder dan 's lands hoofdpoëet Vondel.’ Het besluit, op voorbeelden gestaafd, is dat in zake van geslachten, spelling der volkomen klinkers enz. Vondel was ‘Kollewijnser dan Kollewijn’. Er wordt aangemerkt dat ‘de Vereenvoudigersbond telt tans ongeveer 3000 leden; daartoe behoren een tiental hoogleraren, vele doktoren in de Nederlandse letteren, nog meer leraren aan Gymnasia en Hoogere burgerscholen en zeer vele onderwijzers, benevens niet weinige partikulieren’ - Is alcohol een voedsel? wordt ontkennend beantwoord door E.H. Buissink. - Loubet te Rome, door A. Op de Laak. Door Dr. F.J. Nuyens, L.G.A. de Bonald en zijn eerste werk: Theorie du Pouvoir.
| |
De Hollandsche Revue. 25 Mei 1904.
Onder de rubriek Wereldgeschiedenis: ontleding van een artikel uit het in 't Duitsch geschreven maandschrift: Ost-Asiën, waarin de schrijver het gele gevaar, zooals men zich dat in Europa
| |
| |
voorstelt, loochent. Komt China nu ook eens in beweging 't zal slechts voordeelen opleveren voor het Westen, want eene hoogere ontwikkeling gaat altijd gepaard met verhoogde koopkracht. - Over het bezoek van den voorzitter der Fransche republiek te Rome, natuurlijk niet in katholieken zin. - Onder de rubriek Belangrijke onderwerpen een artikel met platen over de inrichting van den heer Poutsma bij Harrysmith (Oranje Rivier-Kolonie) voor weeskinderen. - Karakterschets: Heer en Mevr. Kleykamp die een handelszaak hebben in Japaansche kunstvoorwerpen. - Als Boek van de maand: Handleiding tot de kennis van het Spiritisme door H.N. de Fremery.
| |
Nieuwe Arbeid. Mei en Juni 1904.
Niets bijzonders aan te stippen in deze twee afleveringen. 't Boschwijf, fragment uit een roman door Joh. W. Broedelet, nog al gezocht zoo voor stijl als voor inhoud. - Suf Mieke, eene kleine schets door B.H. Vos, ook zoo Boele's herleving, door G. van der Venne. - Vanitas, een stemmingstukje van Alb.Rehm. - Eenige aanmerkingen van M. Blokzyl ter gelegenheid der opvoering van Gloriant door de leerlingen van 't Amsterdamsch Gymnasium. ‘Wat ik boven alles bewonder in de “abele spelen” is de ongezochte intrigue, die het tooneel vereischt, den natuurlijken loop der gedachten en de afwezigheid van alle zucht tot effect... Hoe akelig hol is daartegen onze moderne tooneelkost!’ G. Heuvelman levert het begin van een sprookje Prins Jiva. - Een sprookje Van de hooge Vrouwen door Anna Salomons. - Begin van een tooneelstukje: De Zeegod, door M. Blokzyl, - B.H. Vos prijst zeer hoog verzen van Edw. B. Koster; de hier aangehaalde voorbeelden schijnen ons dien lof niet te verdienen. - Voorts verzen van W Graadt van Roggen, Willem Gyssels, P. van Sonsbeeck, Jef Mennekens, Hubert Melis, Coen Hissink, Ary Delen. L. Lambrechts.
| |
Noord en Zuid, Mei en Juni 1904.
O.a.A.M. Molenaer: Bloemlezing uit het Woordenboek der Nederlandsche taal. - Ter verklaring voor beoefenaars der Nederlandsche taal worden eenige zinsneden overgedrukt uit vijf jongverschenen romans, werkelijke raadsels. - Een overzicht, soort Catalogus, over schrijvers van dorpvertellingen in Nederland meest, maar ook daarbuiten door H.v. Leeuwen. - Vervolg van J.E. Ter Gouws opstel Taal en zeden onzer Vaderen, toegelicht door eenige oude kluchtspelen.
| |
Taal en letteren. 15 Mei 1904.
Deze aflevering brengt de voordracht van prof. A.G. van Hamel, gehouden in de sectie der germaansche en romaansche philologie van het Nederl. Philologencongres te Utrecht den 6n April 1.1. over de vergelijking van Cligès en Tristan. Hij beschouwt Gligès als een anti-Tristan bedoeld werk van Chretien de Troyes. - Door H. Logeman De Nasaal in ‘pampier’ en Eenige gevallen van een stemloze media in het Nederlands. - Ten slotte een artikel van J. Koopman over vroegere tooneelschikking, naar aanleiding van Dr. H.J.E. Endepols: ‘Het decoratief en de opvoering van het Middelned. Drama’.
| |
| |
| |
Op de Hoogte.
Op de Hoogte. ‘Maandschrift voor de Huiskamer.’ Uitgegeven door M.J. Portieltje te Amsterdam. 4 gulden per jaar.
Het nummer van 15 Mei kwam ons toe ter beoordeeling. Wij vinden er van alles in. Een praatje van L. van Bosse over hedendaagsche gebeurtenissen; Hollandsch Mooi door J. Stamperius; Uit de Poolstreken; reproducties naar schilderijen op de tentoonstelling van Arti et Amiticiae te Amsterdam; schetsen; tijdschriftenoverzicht door Is. Querido; het Beethoven-Muziekfeest te Amsterdam met de portretten van al de leden van het Concertgebouworkest; paedagogiek, medische en hygienische werken; modes; recepten voor de keuken, beantwoorde vragen over recht en wet, enz. Waarlijk van alles. En dit alles geillustreerd of afgewisseld door vele en welverzorgde platen. Zooals het staat onder aan den titel, een tijdschrift voor de huiskamer, om te doorbladeren, naar de platen te zien en hier en daar wat te lezen.
| |
Das litterarische Echo. 1 Juni 1904.
Gedurende zijn leven werd Fred. Hebbel naar waarde niet geschat; nu, 40 jaar na zijn afsterven, is 't al Hebbel dat de klok slaat. Walter Bormann schrijft over de laatste verschenen Hebbelstudies. - L. Grapperhaus geeft een overzicht van Herman Heyermans werk: Geen hollandsch schrijver was ooit in Duitschland zoo bekend. - ‘Bijna geen dag gaat voorbij, zonder dat iets over Nietzsche gedrukt wordt.’ Zoo begint Karl Wolff een opstel waarin hij een overzicht geeft van Neues von und über Nietzsche.
- 15 Juni 1904.
Bij Schoster en Löffler te Berlijn verschijnt eene reeks monografien van schrijvers, door schrijvers geschreven. Hierover een artikel van Richard M. Meyer die de formule van het prospectus aanvalt ‘hier schrijven dichters over dichters’. Baron Torresani noemt Carlo Porta van Milanen ‘de grootste moderne satirieke Dialektdichter niet alleen van Lombardie, maar van de wereld.’ Achteraan geeft hij eene bewerking van Porta's schets: Men zoekt een huiskapelaan, goed, maar toch zoo wonderlijk niet! - Jul. Petersen bespreekt breedvoerig Fritz Jonas' boek: Schillers Seelenadel.
| |
Razon y Fe. Madrid. Abril 1904.
El Jubileo de la Inmaculada: Carta encíclica de Su Santidad Pío X. - Dos palabras sobre el proyecto de ley de bases para la reforma de la ley de reclutamiento, P. Villada. - El problema critico sobre la data cronológica del Pentatenco y la tradición católica, L. Murillo. - Un feminismo aceptable, J. Alarcón: Daar is vooreerst een onaanneembaar feminism, ongeteugeld en omwentelingsgezind, dat zijne thesis - om logisch te zijn - aldus moet uitdrukken: ‘De vrouw zal in dit leven, dat het eenige is, des te gelukkiger zijn als zij min vrouw en meer man is.’ Integendeel het kristelijk en redelijk feminism spreekt aldus: ‘De vrouw zal in het huidige en in het latere leven des te gelukkiger zijn als zij meer vrouw en min man is.’ Dit kristelijk feminism vond in Spanje zijne kloekmoedigste verdedigster in Concepcion Arenal, wier
| |
| |
grondgedachten schrijver begint uiteen te zetten. - El Sistema de Raiffeisen, Narciso Noguer. Dit is eene nauwkeurige ontleding van het kredietstelsel van den practischen Duitschen economist, zooals het in zijn hoofdwerk: Die Darlehnskassenvereine, uiteengezet is. Grondbeginselen, en doel van die maatschappelijke inrichting, regels tot stichting en bestier worden kortbondig en toch volledig opgegeven en besproken. - La prensa anti-clerical y la asamblea nacional de la buena prensa, R.M. Velasco. - La Disociación de los Cuerpos, Disociacion térmica - disociación électrolitica - disociacion corpuscular - disociación espontánea. Radio-actividad - Radió - Eduardo Vitoria.
- Mayo, 1904.
El Patronato de la Inmaculada Concepción en España v sus Indias, Dominios y Señorios, E. Portillo. - La musica religiosa, Mariano Baixauli. Paus Pius X komt strengbepaalde verordeningen af te kondigen over den kerkzang: na de noodzakelijkheid aangewezen te hebben van 's Pauzen maatregel geeft schrijver een kort overzicht over de ontwikkeling van den gregoriaanschen zang en vervolgens over de geschiedenis van den veeltonigen zang: De polyphonie wordt voor de eerste maal beproken gevonden in de schriften van den H. Isidorus van Sevilla (vie eeuw), vervolgens bij Hucbald den monnik van St. Amandsberg (ixe eeuw). Oorspronkelijk bestaat de harmonie alleen in het gelijktijdig zingen van den gregoriaanschen zang met begeleiding op oktaaf, kwint, oktaaf der kwint, en zelden op de tierce. Daarop volgde het kontrapunt, (xiiiie eeuw), en daarmede wierd de zang meer en meer bewerkt totdat de veeltonige kerkzang met Palestrina eene grootere volmaaktheid bereikte. Het is deze zang, heden onder anderen vertegenwoordigd door Perosi, dien de H. Vader benevens den gregoriaanschen zang, eigentlijk den waren kerkelijken zang, ten gebruike der goddelijken diensten voorschrijft. - Un feminismo aceptable, J. Alarcón. Vervolg: Schrijver steunt hier bijzonderlijk op de weerdigheid en de verhevenheid van het karakter van zijne heldin Concepcion Arenal. - La Pedagogía monastica, R. Ruiz, Amado. Eene zielkundige en geschiedkundige studie over de natuurlijke neiging en geschiktheid van het kloosterleven tot den verstandsarbeid. - La persecución francesa y la prosperidad belga, Pablo Villada. Eene korte maar gepaste vergelijking van den stoffelijken en zedelijken toestand van Vrankrijk en Belgie laat duidelijk de voordeelen uitschijnen eener
verdraagzame katholieke op eene kristenhatende regeering. - La legislación represiva de la prensa en España, V. Minteguiaga. - La exposición Uníversal de San Luis (Missouri), M. Sola. - Observatorio de física cosmica del Ebro, R. Cirera. - La muerte real y la muerte aparente, J.B. Terreres.
| |
Rivista Internazionale di Scienze Sociale. Maggio, 1904.
L'Orientamento Commerciale e Coloniale dell' Inghilterra e le sue relaziony internazionale, Lamba Doria. - Sull' Epistolario di Gregorio Magna, Filippo Ermini. - I segretariati per gli emigranti all' estero, Bianchini. Nog nadere berichten over het nationaal Congres, op het einde van 1903 gehouden. Senator Bodio stelde voor wat ook aanveerd werd, bij den italiaanschen consul in den vreemde
| |
| |
eenen toeziener te voegen. Deze zou de landgenooten op hun werk gaan bezoeken om aan den consul hunne noodwendigheden te berichten wat dan door diens toedoen aan het vaderland zou overgebriefd worden.
| |
Varden. Maart 1904.
De derde aflevering van het Deensche katholieke tijdschrift bevat een zeer lezenswaardig artikel van de Zweedsche schrijfster Helena Nyblom, getiteld Frihed. De ware vrijheid zegt de schrijfster kan enkel bestaan op den grond der wet. En de hoogste vrijheid, betoogt zij verder, vindt de mensch in de katholieke Kerk. De geboren katholieken, die de Kerk verlaten, doen dit niet uit liefde voor vrijheid, maar uit zucht naar wetteloosheid. Hoe beter de mensch de geestelijke wet leert kennen, hoe meer hij zich wacht er tegen te zondigen en des te klaarder ziet hij in, dat de wet er niet alleen is om te straffen, maar wezenlijk om den mensch tot de vrijheid op te heffen. - Lidt om Kunstens Maal. Een ernstig, solied beredeneerd artikel van Th. Engelsen over het doel der kunst en de katholieke Kerk als beschermster der kunst. - Gerontius Dröm. Deensche vertaling van F.H. Newman's gedicht, door A. Walleen. - Litteratur: S.A. Rasmussen Nicolaus Stenos Foredrag om Hjärnens Anatomi, wetenschappelijke bijdrage; Skönlitteratur: Oskar Andersson bespreekt hier Det store Hjerte van Laurids Bruun en Under Korsets Tegn, door Alfred Ipsen. Het eerste, prachtig geschreven, is echter onduidelijk van strekking: men weet niet of hij Kristus opvat als Gods menschgeworden zoon, of hij de vertelling van Maria en Jezus als een symbool, gelijk aan menig ander symbool, opvat. Van het tweede boek, dat veel meer ‘bij de aarde’ blijft, zegt schrijver ook veel goeds. Ten slotte behandelt Andersson Jonas Lie's laatste roman Ulfvungerne.
- April 1904.
Min religion og min Livsanskuelse uittreksel uit eene voordracht van Ludvig Günther, bevattende zeer belangwekkende beschouwingen over God, Jesus Kristus en de Kerk, in welke de schrijver of liever de spreker zijn onwankelbaar geloof uitdrukt. - Frederik Mistrals Selvbiografi, zooals deze verscheen in den dichtbundel Lis isclo d'or, 1875, met twee portretten van den provencaalschen dichter, gevolgd door eenigeregelen van Gustave Paris uit Penseurs et Poètes, het geheel bewerkt door Oscar Andersen. - Litteratur bevat eene kritiek van F. Esser, over het artikel Tysk periodisk Litteratur, van M. Perch, verschenen in Februariaflevering van Varden. M. Esser bewijst dat M. Perch het verkeerd voorheeft, wanneer hij spreekt over de armoede der Duitsche katholieke letterkunde, welke, op weinige uitzonderingen na geen enkel boek zou bezitten, dat de moeite waard is tot het einde toe gelezen te worden. Integendeel, zegt hij, zoowel op het gebied van tijdschriften als op dat van romans en dichtkunde, is de katholieke letterkunde in Duitschland zeer bloeiend.
Ongelukkig zijn er duizende katholieken in Duitschland, die niets kennen van de katholieke litteratuur, zelfs onder degenen
| |
| |
die ze zouden moeten kennen of die belang stellen in de letterkunde. Hoe wilt ge dan dat niet katholieken ze lezen.
De wezenlijke grond waarom men van modernen kant de katholieke litteratuur verwerpt is, dat zij niet kan nederdalen in het moeras, waar de moderne dichtkunde zoo zich ‘kanibalisch wohl’ bevindt.
Op één gebied zijn de katholieken achteruit, dat is op dramatisch gebied en toch leveren zij vele eerste-rangs werken, maar vraag maar eens aan Schauffert wat moeite het hem heeft gekost zijn eerste-rangs drama opgevoerd te krijgen.
Dit artikel van Esser bevat zeer veel waars en zeer veel leerzaams.
- Mei 1904.
Underet og Vantroen, naar het Duitsch van J. Peter Hauffels, eene belangrijke studie over wonderen en bijgeloof. - Hellig-Trekongers-Kagen, eenvoudige vertelling van Ernest Hello. - Kunst, een artikel over de voorjaarstentoonstellingen te Kopenhagen, door Mogens Ballin. Vaar - Vaarblomster - En Vaardag vid Havet - Foraar i den store stad, drie schoone lentegedichten van R. Jahn Nielsen. - Litteratur og Teater, door Oskar Andersen. Schrijver bespreekt de laatste stukken, opgevoerd in den koninklijken schouwburg van Kopenhagen: Hjälpen, van P.A. Rosenberg en Et opgör, van Gustav Wied. - Ten slotte een antwoord van P.H. Perch aan Hr. Pater Essen, betrekkelijk de Duitsche katholieke letterkunde. M. Perch had niet voor doel eene studie te leveren over die letterkunde, maar wilde enkel het nieuw Duitsch katholiek tijdschrift Hochland bespreken. Verder oefent hij kritiek op M. Essen's artikel.
|
|