Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1904 (1904)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1904
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1904Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1904

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.26 MB)

Scans (53.60 MB)

XML (2.69 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1904

(1904)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 93]
[p. 93]


illustratie

illustratie Omroeper illustratie

Taxandria (zoo heet de Geschied- en Oudheidkundige Kring der Kempen), te Turnhout eenigen tijd geleden tot stand gebracht. Art. 2 der standregels omschrijft het doel dat is ‘bij middel van tijdschrift en vergaderingen: 1o doen kennen al hetgeen er ooit in de Kempen is voorgevallen; 2o bijdragen tot de opzoeking en verzorging van de handvesten der Kempen; 3o de oude gedenkenissen en kunststukken der Kempen opsporen en in een Museum vergaderen te Turnhout; 4o de geschied- en oudheidkundige studiën bevorderen en daarvoor eene Bibliotheek van geschiedkundige werken naast het Museum inrichten.’ Van de uitgaven wordt in de standregelen gezegd: ‘De uitgaven of gedenkschriften van den Kring verschijnen alle drij maanden in ongeveer 64 bladzijden. De verhandelingen worden opgesteld in het Vlaamsch of in het Fransch, volgens de taal der schrijvers.’

In de 1e afl. van Taxandria komt de rede van den Voorzitter, M.L. Stroobant, uitgesproken in de inrichtingszitting van den 23en Juni 11. te Thurnhout, over Le But de Taxandria en een geschiedkundig artikel van E.H. Jansen: De oude Kempen, dat wel geen nieuws aan den dag brengt, maar een klaar algemeen overzicht geeft en gaarne zal gelezen worden.

 

Moderne Fransche muziek. In La Fédération Artistique, waar de nagel nog al eens op den kop wordt getroffen, lezen wij:

‘La musique de Vincent d'Indy n'est pas de la musique, ce sont des bribes informes derrière lesquelles on doit se figurer qu'il existe quelque chose, mais oú l'on ne découvre rien; c'est gonflé, prétentieux, vide de sens. Claude De Bussy également, et malgré tous ses effets d'instrumentation et toutes ses grimaces d'orchestre, n'arrive qu'à des effets de sonorité ne produisant que des sensations extérieures....

 

Volgens de ‘Nieuwe Rotterdamsche Courant’ zou het a.s. Taal- en Letterkundig Congres te Deventer (op de IJsel in Overijssel) plaats grijpen.

 

De Vondel Vereeniging te Amsterdam is voornemens den 2 Februari a.s. de eerste vertooning van Vondel's Lucifer, 250 jaar vroeger, feestelijk te herdenken, door fragmenten er van ten gehoore te brengen.

 

Aan het Harvard College te Cambridge (Massachussets) werd onlangs een Germaansch museum gesticht om aan de stu-

[pagina 94]
[p. 94]

denten een klaar denkbeeld te geven van de rol van Duitschland in de moderne beschaving. Buiten talrijke geschenken, heeft de Keizer van Duitschland het mooie getal van 10000 boeken over Duitsche geschiedenis en beschaving laten geworden.

Waarlijk, een keizerlijk geschenk!

 

Over het bedekken der schilderijen schrijft M. Verkest in Kunst en Leven. ‘Het wil ons toeschijnen, dat een gordijn. vóór een schilderij, eerder een gevaar dan een beschermmiddel is, vooral des winters, als de lucht met vochtigheid overbevracht is, na het eindigen der goddelijke diensten, waarin talrijke geloovigen aanwezig waren. De waterdamp verdicht zich op alle voorwerpen der kerk, dus ook op het doek der schilderijen, waar het langer kleven blijft, uit hoofde der bedekking met de gordijn.

Lucht en licht zijn factoren der droogte, van wier invloed eene bedekte schilderij verstoken blijft. De gevolgtrekking ligt voor de hand.’

 

Vivat's geillustreerde encyclopaedie. De afleveringen komen geregeld en zijn met zorg bewerkt. In de 44e afl. (bl. 3441-3520) hebben wij bijzonder opgemerkt de artikelen: Gregarinen (groep eencellige dieren), Gregorius (de verschillende pauzen van dien naam), Gregorovius (Duitsch geschiedschrijver en dichter), Gretry, (den muzikant) Greuze, (den Franschen genreschilder), Jules Grevy; den Noorweegschen Componist Grieg, en het eerste deel van het artikel Griekenland, dat in deze aflevering niet minder dan 64 bladzijden inneemt.

 

Beethoven-muziekfeest, Pinksteren 1904. In Mei 1904 geeft ‘De Nieuwe Muziekhandel’ Leidschestraat 46 te Amsterdam, in het Concertgebouw een Beethoven-Muziekfeest, onder leiding van Felix Weingartner met medewerking van het Concertgebouw-orkest. Het programma is aldus vastgesteld:

Zaterdag 21 Mei: sinfonie no 1, sinfonie no 2 en sinfonie no 3. ‘Eroica.’

Zondag 22 Mei: sinfonie no 4, het vioolconcert, voor te dragen door den heer Bram Edering, en sinfonie no 5.

Maandag 23 Mei, (2en Sinxendag) sinfonie no 6, ‘Pastorale’ het piano-concert no 4, voor te dragen door den heer Julius Rontgen en sinfonie no 7.

Woensdag 25 Mei: sinfonie no 8 en no 9. met slotkoor.

In de 9o sinfonie zullen medewerken het koor van de ‘Oratorium-Vereeniging’ en als solisten de dames A Noordewier-Reddingius, sopraan, Pauline de Haan-Mamfarges, alt. de heeren Rogmans, tenor en J. Messchaert, bas.

 

Van den Vos Reynaerde. Onder de Zwolsche herdrukken (W.E.Y. Tjeenk Willink) die zich door netheid en deugdelijke bewerking onderscheiden is als Nr 18-20 verschenen: ‘Van den Vos Reynaerde, opnieuw naar het Comburgsche handschrift uitgegeven met Inleiding, aanteekeningen en woordenlijst door F. Buitenrust Hettema en J W. Muller.’

[pagina 95]
[p. 95]

Tot dus verre is alleen de tekst gegeven zoodat wij eerst later over het geheel zullen kunnen oordeelen, als ons de Inleiding met wat daarbij wordt toegezegd wordt aangeboden. Voorloopig kunnen wij zeggen, dat deze uitgave met ingenomenheid verdient ontvangen te worden. Aan beide nauwgezette uitgevers van den tekst was de taak ten volle toe te vertrouwen Van nu aan zal ieder die over den Reinaert wat te zeggen heeft, met deze uitgave rekening moeten houden. Wat toch is het geval? Vooralsnog zal de eerste grondslag der critiek van Reynaert het Comburgsche handschrift blijven. Welnu, hier wordt ons door de beide uitgevers, en nauwkeuriger dan tot heden geschied is, een reproductie van dit handschrift aangeboden. Dat was nu juist wat ons tot nu toe ontbrak. Ziedaar de groote verdienste van deze uitgave Maar nu houde men daarbij in het oog, dat het een ‘diplomatische,’ geen critische uitgave is De tekst van het Comburgsche handschrift is overal getrouw weergegeven. Nu zal ons de inleiding met de daaraan toegevoegde aanteekeningen wel verder helpen, naar wij van de uitgevers mogen verwachten Voorloopig kunnen wij met dezen getrouwen tekst reeds tevreden zijn. Het Comburgsche handschrift werd het eerst afgedrukt door Gräter in 1812. Maar... Gräter kon nauwelijks den codex lezen! Grimm leverde een verbeterde uitgave, maar Gräters tekst diende daarbij tot legger. Daarop verscheen in 1836 de uitgave van Willems, dat een hybridisch voortbrengsel kon heeten, een monster van tekst-uitgave, zooals Jonckbloet zegt, waarin twee afzonderlijke bewerkingen dooreengehaspeld zijn. Willems kwam op het zonderlinge denkbeeld, zegt genoemde geleerde, om een geheel samen te stellen uit twee zeer ongelijksoortige deelen: het eerste boek was een herdruk van den ouden tekst, met varianten uit den jongeren; het tweede boek, dat zich hierbij moest aansluiten, gaf den tekst van den, volgens den uitgever zelfs, ‘honderd jaar jonger navolger.’ Daarop gaf Jonckbloet in 1856 zelf eene uitgave van den Reinaerd, met een uitvoerige inleiding. Dat was een hoogst verdienstelijke arbeid, waarbij tevens een studie over den oorsprong der Reinaerd-sage en het Middelnederlandsch gedicht. Maar... het was een critische uitgaaf, en hoewel zij haar waarde zal blijven behouden, bleven wij ook thans weer in het onzekere omtrent den eigenlijken, ongewijzigden Comburgschen tekst. Het zal nu wel ieder duidelijk zijn, waarom wij deze diplomatische uitgave van dien tekst in de Zwolsche herdrukken met zooveel belangstelling en waardeering begroeten. Met verlangen zien wij nu uit naar de inleiding en aanteekeningen met verklarende woordenlijst. De boekhandelaar bericht ons, dat wij dit nieuwe deel met deze tekst-uitgave een geheel vormende, in den loop van 1904 mogen verwachten. Den beiden uitgevers, Dr Buitenrust Hettema en Prof. J.W. Muller zij voorloopig geluk gewenscht met deze belangrijke uitgave van het Comburgsche handschrift. Vermelden wij nog, dat een facsimile van een fragment aan deze uitgave is toegevoegd.

(De Nederlandsche Spectator nr 51, 1903).

 

Herbert Spencer. Den 9 Nov ll. overleed te Brighton (Engeland) een der vermaardste wijsgeeren der 19e eeuw: Herbert Spencer.

[pagina 96]
[p. 96]

Herbert Spencer was geboren den 27n April 1820, te Derby, waar zijn vader onderwijzer en zijn oom predikant was. Zijn eerste levenskeus viel op de ingenieursloopbaan en zijn oom zou hem graag verbonden zien aan de spoorwegwerken te Glocester en Birmingham. Doch de jonge geleerde - op zijn twintig jaar werkte hij reeds mede aan vaktijdschriften voor ingenieurs, - voelde zich onweerstaanbaar aangetrokken door wetenschappen van breedere vlucht. Dank aan de edelmoedigheid van eenige vrienden, bewonderaars van zijn ongemeene gaven, kon Spencer zich aan den broodkommer onttrekken en zich volkomen aan de studie wijden. In zijn 22e jaar, was deze groote kentering in zijn leven reeds merkbaar: in de Nonconformist schreef hij eene reeks staatkundigsociale artikelen. Op zijn 25 jaar eindelijk gaf hij de ingenieursloopbaan op.

Het wijsgeerig ideaal van Spencer was, uit de jongste uitkomsten der wetenschappen een nieuwe cosmogonie op te bouwen, een allesomvattende synthesis op proefondervindinglijken grond. In 1851 verscheen zijn eerste groote studie: Social statics. Eerst tien jaar later, lag het program afgewerkt van zijn standaardwerk System of synthetic Philosophy. Dat program is beschreven in First principles, dat in '62 van de pers kwam. Achtereenvolgens verschenen: Principles of biology (1864-67), Principles of psychology (1870-72), Principles of sociology (1876-96), Principles of ethics dat in 1879 begon te verschijnen. Buiten deze werken, die de essentieele deelen van zijn system uitmaken, heeft hij nog een groot aantal geschriften in het licht gezonden, die met zijn hoofdwerk min of meer samenhangen

Zijn system heeft over gansch de beschaafde wereld grooten opgang gemaakt: overigens de tijdgeest leeft er volkomen in. De zelfontwikkeling moet de verklaring geven van geheel het wereldraadsel, zelfontwikkeling, bestendigd door overerving Het doel der evolutie is het vaste evenwicht, dat ligt in de verscheidenheid - in - eenheid.

Buiten zijn vaderland, was de invloed van Spencer bijzonder groot in Rusland, in China, in Britsch-Indië en in sommige deelen van de Vereenigde Staten. Zijne ‘Study of Sociology’ werd in het Chineesch, en een ander werk in het Sanskriet vertaald.

Spencers lijk werd - naar zijn uiterste wilsbeschikking - in het crematorium te Golden's Green verbrand.

 

Een gerechtshof over wereldliteratur, dat is de Zweedsche Akademie die den Nobelprijs moet toekennen. Toen Gustaaf III in 1876 de Zweedsche Akademie stichtte, eischte hij uitdrukkelijk dat ze zou zijn ‘een vereeniging van Zweden's uitstekendste dichters om 't even tot welken maatschappelijken stand ze zouden behooren.’ En weet ge wie er thans die 18 Akademische zetels bezet? Twee rijksarchivarissen, een rijksantiquaris, een boekbewaarder van een hoogeschool, bisschoppen, professors en een afgezant! Van den geheelen hoop zijn er maar vier - Mellin, Nyblom, Gellerstedt, Wirsen - die in hun snipperuren ‘diletteeren en verzen smeden.’ - ‘De Zweedsche Akademie was omstreeks 1880 een belachelijke instelling, waarop men in letterkundige kringen niet het minste acht gaf.

[pagina 97]
[p. 97]

doch toen in de jaren '90 deze instelling door Nobel's stichting verheven werd tot den rang van Vierschaar over de hedendaagsche wereldliteratur, toen was de Akademie Iets Maar toen moest zij zichzelve, indien zij eergevoel in heur lijf had, onbevoegd verklaren en den rechtermantel weigeren. Want rechters mogen niet oordeelen over onbekende zaken en geen uitspraak doen op een hooren-zeggen Hoeveel leden der Akademie lezen er letterwerk? Hoeveel bezoeken er den Schouwburg? Heeft prof. Rubin of bisschop Billing Ibsen's stukken gezien? Ik weet het niet - maar zijn die professor en die bisschop zoo stout in de jury te komen zetelen zonder de akten van 't proces te hebben ingezien, dan is hun lichtzinnigheid, hun onbesuisdheid strafbaar. Het eerste oordeel dat de Akademie ten gunste van Sully-Prudhomme velde, die den grooten prijs niet verdiende, was een ongerechtigheid; het tweede oordeel ten gunste van Mommsen was een wetsverkrachting, want geschiedenis is wetenschap en geen letterkunde. ‘Alfred Nobels's denkbeeld was schoon, hij wou ons onbemerkt vaderland een staf laten zwaaien over de letterkunde; maar hij kende noch de letterkunde noch de Akademie. De literatuur van onzen tijd is romanen tooneelstuk; doch onder de vier letterkundige leden van de Akademie is er noch een roman- noch een tooneelschrijver. Achttien onletterkundige raadsleden en geen één bevoegd rechter! Dat is geen gerechtshof! Dat is niets!’

(August Strindberg in Die Zukunft)

 

Eindelijk brengt ons de pas verschenen aflevering van de Verslagen der Kon. Vlaamsche Academie het verslag over den vijfjaarlijkschen Wedstrijd voor Nederlandsche letterkunde (tijdvak 1895-1899, verslaggever Prof. De Ceuleneer), waarin, zooals men weet, Gezelle, na zijn dood, bekroond werd. Hebben we lang moeten wachten, 't Verslag is er niet te beter om. De stijl is slordig, de taal onbeholpen, en de denkbeelden zijn veelal onbeduidend. Prof. Alberdingk Thijm, die de Jury voorzat, en de hh. J. Bols, A. Janssens, W. De Vreese en Th. Coopman die als leden der Jury het stuk mede onderteekenden, kunnen niet aansprakelijk worden gemaakt voor de gebrekkige taal en den gebrekkigen stijl: hun eigen geschriften stellen elk van hen boven verdenking. De omstandigheid dat wijlen Jan Van Droogenbroek het verslag had moeten opmaken, verschoont alleen het buitengewoon lang uitblijven. Een drietal bladzijden worden gewijd aan den lof van Gezelle's bekroonden bundel: behalve de twee aanhalingen uit Alf. Janssens' redevoering te Kortrijk, en uit een Gezelle-studie van Prof. G. Verriest, komt niets eigenaardigs of treffends erin voor.

Enkel op een paar bijzonderheden willen wij nog de aandacht vestigen. De jury, ingesteld op 19n Februari 1900, hield 15 zittingen. De prijs werd toegewezen op de zitting van 14n Augusti 1900. Het getal der onderzochte letterkundige werken beliep tot 112. Na een tweede schifting, werd de keus beperkt tusschen Stijn Streuvels' Lenteleven (met 4 stemmen tegen 3), C. Buysse's Uit Vlaanderen (id.), M. Sabbe's Aan 't Minnewater (met 5 st. tegen 2), A. Cuppens' Verzekens (id.),

[pagina 98]
[p. 98]

V. Loveling's Mijnheer Connehaye (id.), en G. Gezelle's Rijmsnoer (met 6 st. tegen 1). Na een derde schifting bleven alleen over de roman van V. Loveling en de dichtbundel van Gezelle. Met 6 stemmen tegen 1 werd de prijs aan Rijmsnoer toegewezen.

Het verslag telt 71 bladzijden.

L.S.

 

Ingekomen boeken ter bespreking:

Van Leven en Lieven door Cornélie de Waal.

Pharao, 3 deelen, I deel, De Erpater, II deel, Priester en Phenicier. III deel, De laatste worsteling, door Boleslas Prus. Vertaling van A.W. Rotterdam, Johan Pieterse, 1903.

Op den buiten. Losse schetsen uit het leven van den Kempischen Landman door A. Fierens. Aalst, De Seyn-Verhougstraete. 1904.

Een ware Volksvriend of Leven van den Gelukz. Bernardinus van Feltro, Minderbroeder. Voorstander der ‘Bergen van bermhertigheid en verdediger van 't volk tegen de woekerij der Joden, door P. Ladislas Kerkhove. Minderbroeder. Rousselare. Jules De Meester. 1903.

De bloem der herberg, door A. Stevens. Gent, Victor Rogiers. 1902.

Bisschop Hamer, door Arn. Suys, R.K. Priester. 's-Hertogenbosch, H. Berger. 1904.

Martelaren der beeldstormerij. Geschiedkundig drama in 3 bedrijven p. fr. Dominicus Fr. X.P. Duijnstee. Gent, Siffer 1903.

Een Held. Schetsen uit den Schoolstrijd van 1879-1884. Drama door Filiep De Munnynck. Gent, Siffer 1903.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken