Mijn museum aan huis, dat stuk voor stuk te mijner vreugde wordt geschapen, dat alle maanden verrijkt wordt met nieuwe juweelen, dat ik bij mij houde als een geliefden schat, dat ik bezie en bewonder en geniet als ik wil; mijn lief museum aan huis bestaat, en ik ben er den ondernemenden man, die 't mij gaf, onzeggelijk dankbaar voor.
De kleuren zijn er niet geheel, neen, maar zij laten zich toch denken en vermoeden; de teekening is er, de lijn en de zwaai der onsterfelijke meesterstukken, die de oude Vlamingen schiepen, de meesterlijke gewrochten van de nieuwe Nederlanders.
Hoe is alles dat ‘Onze Kunst’ ten beste geeft, altijd mooi en somtijds heerlijk weêrgegeven!
Wie hadde 't ooit gedacht dat men zoo verre zou komen in de lichtprentkunst?
Een teekening, een ets, een houtsnêe worden zoo juist weêrgegeven, zoo fijn uitgeprint tot in hun fijnste lijntjes en trekjes, dat ik waarlijk zou durven wedden, over sommige prenten van ‘Onze Kunst’, wedden met mannen van het vak, dat ze 't afbeeldsel niet en zullen onderscheiden van 't oorspronkelijke!
En is dit nu niet heerlijk? - Men heeft beweerd dat de ets en de teekening de meest aristocratische kunstwerken zijn, waardoor de fijnste liefhebbers zich het liefst laten verleiden; enwel, ‘Onze Kunst’ geeft er jaarlijks met tientallen, van die mooie teekeningen, kopergravuren, etsen en ander dergelijk fijn stift- en naaldewerk.
Hebben wij er niet, twee jaar lang, bijna maandelijks de wonderschoone ‘teekeningen der Vlaamsche Meesters’ mogen in bewonderen, teekeningen die Max Rooses in zoovele kunstverzamelingen van de wereld is gaan terugzoeken, en die wij nu mogen bezitten voor ons heele leven, met den kundigen en geleerden uitleg erneven, dien de bekwame Bewaarder van 't Museum-Plantijn erbij toegevoegd heeft.
Ik herinner mij nu rechts, om maar die twee te noemen, een wonderschoonen maagdekop van Rubens en een landschap van Breughel, den Oude, die mij nooit meer zullen uit het geheugen gaan en die ik blijf bewaren in ‘Onze Kunst’ tot levenslang genieten.