| |
| |
| |
| |
Overzicht der tijdschriften
Onze Kunst. 2. Aug. Vermeylen, Constantin Meunier (vervolg), met rijke verlichting. - Max Rooses, de teekeningen der Vlaaamsche Meesters (vervolg), met afbeeldingen. - Thorn Prikker: De Deventer tapijtfabriek en Colenbrander's ontwerpen, met afbeeldingen. Stijl is er in deze teekeningen niet te vinden.
De Vlaamsche Kunstbode, Jan. 1903, zit in een nieuw kleed. Van Reimond Styns een goed fragment Hard Labeur. - A. Van Neste levert eene vertelling Het geheim van Tante Clara. - Ed. Van Even begint eene studie De Schilder P.J. Verhaghen, zijn leven en zijne werken. - Voorts verzen van Eug. Van Oye, Jan Bouchery en een overdruk Witte Peerdekens uit A. Janssens' laatsten bundel Gedichten. Waarom er hier drie of vier woorden veranderd zijn weten wij niet.
Kunst en leven. 1ste jaarg. 9e afl.
Deze aflevering is gansch gewijd aan een artikel van Pol de Mont over den Boheemschen schilder Hans Schwaiger, leeraar aan de Boheemsche technische Hoogeschool te Brünn ‘een bij uitstek dichterlike en bontgekleurde persoonlikheid... stellig een van de aantrekkelikste en belangwekkendste fieguren uit de gezamenlike kunstbeweging in de landen aan gene zijde van Rijn en Alpen’. Sommige der meegedeelde platen zijn werkelijk aangrijpend.
St-Cassianusblad. Maandschrift voor opvoeding en onderwijs; 5e jaar; uitgev. P. Ryckmans, Mechelen: fr. 3.50. - Januari 1903: Ter Gedachtenis van den Z. Eerw. Kan. Lod. De Neus, Schoolopz. (met beeltenis), door Kan. J. Muyldermans. - Nieuwjaarspraatje, door Kan. J. Muyldermans. - Onderwijzersgilden, verslagen en wenschen voorgedragen op het Congres van Mechelen, 23 Dec. 1902, door Prof. N. Spaeninkx der Norm. Sch. van Mechelen. - Kleine verhandeling over den plicht van andermans eigendom te eerbiedigen (hoogeren graad) door X. - Fröbelles aan het 1e jaar der Bewaarscholen: Bij middel van een vierkant eene reeks
| |
| |
kunstvormen vouwen, door X. - Om de Klucht, door J.v.O. - Van de Besnijdenisse Christi, lied in cijfermuziek, door O.De Puydt. - De Zweedsche Gymnastiek, slot eener reeks art. van A.v.d. Auwera. - Ontwerp Maenhout, door X. - Een man uit één stuk, door W.V.: waarschuwt te recht onze kath. onderwijzers tegen de zoogenaamde Federatie der offic. schoolmannen. - Een dicht, van L. Vissenaeken. - Officiëele stukken. Programma's voor de 1e Conferentie in 1903. - Benoemingen; openstaande plaatsen; boekbeoordeelingen. - Aankondiging.
Tijdschrift van het Willems-Fonds. Dec.-Jan. 1902-3.
Een dood, door E. Rudelsheim, van eene jonge dochter die zich verdrinkt, men weet niet te wel waarom, jong werk. - Kap. Van der Veur geeft Beschouwingen over den Zuid-Afrikaanschen Oorlog, naar aanleiding van het verslag aan de Nederlandsche Regeering ingediend door Kap. Jonkheer Ram. ‘De legerindeeling en mobilisatie der Zuid-Afrikaansche Republieken berusten op de volgende grondslagen:
De krijgsmacht wordt gevormd uit alle weerbare mannen van het land, benevens uit die inboorlingen wier opperhoofden aan het gezag der blanken zijn onderworpen, deze echter uitsluitend om hulpdiensten te bewijzen, doch nimmer “om tegen den witmensch te vechten.”
Tot de dienstplichtigen behooren alle lichamelijk geschikte mannen van 16 tot 60 jaren.
Het grondgebied is tot ordening der krijgsmacht verdeeld in districten; het district in veldkornetschappen; het veldkornetschap in wijken, waarvan de grenzen werden bepaald door onderling overleg tusschen den Staatspresident, den commandantgeneraal, de commandanten en de veldkornetten.
De veldkornetten en adsistent-veldkornetten worden gekozen bij meerderheid van stemmen door de stemgerechtigde burgers der wijken en veldkornetschappen; de commandanten door de stemgerechtigde burgers der districten; de commandantgeneraal door de stemgerechtigde burgers der Republiek. Stemgerecht zijn alle blanken, die minstens een jaar in de Republiek wonen en den 21-jarigen leeftijd hebben bereikt.
De officieren die, zonder voldoende reden, bedanken of weigeren de op hen uitgebrachte keuze te aanvaarden, worden gestraft met geldboete, stijgende met de rangen: een veldkornet met 50, een commandant met 100 en de commandant-generaal met 250 rijksdaalders.
Ieder man zorgt voor zijn eigen uitrusting, voedsel, paard,
| |
| |
wapens en munitie. Alle buitgemaakte goederen worden gelijkelijk verdeeld onder de dienstdoende burgers die in het veld zijn geweest.’
A. Bracke geeft eene vluchtige schets Over de geschiedenis der Aarde. De strekking van dit opstel wordt genoeg gekenmerkt door den volgenden zin: ‘Eeuwen en eeuwen waren noodig om van het nietige, eenvoudige organisme tot de visschen te komen; eeuwen en eeuwen duurde de verandering der visschen in kruipdieren welke later, na eeuwen lang, tot vogels en zoogdieren aanleiding moesten geven: maar eeuwen en eeuwen nadien moest uit de gedurig veranderende apensoort, de mensch ontstaan. Welk nieuw schepsel zal uit onze soort te voorschijn komen?’ - Willem Gyssels bespreekt De Wonderbare Wereld van Herm. Teirlinck en noemt dezen ‘wel het schoonste talent, gedrenkt aan de bronnen der moderne kunst.’ - Als slot de rede uitgesproken door M.G.D. Minnaert bij de laatste algemeene vergadering van het Willems-Fonds den 26n Oct. l.l. -
De Banier. Januari 1903.
Dom. Lenaerts opent met een fraai Kerstlied. - Eug. Leën handelt over Nieuwjaarsgebruiken. - Van Grieken en Vits geven vertellingen, ‘het Koningske’ en ‘het laatste Sinterklaasfeest’. - Maris eindigt zijne bespiegelingen over: ‘Klokken en Beiaarden’.
Februari 1903, begint met eene letterkundige ontleding van A. Cuppens' gedicht: Het Kempensch Wijfke. De Losse aanteekeningen op A. Cuppens, waarmee het opstel eindigt, zijn bijzonder lezenswaard. ‘De hoofdtrek van zijne inborst zou ik nochtans bepalen als volgt: gevoelige ontvankelijke, lichtontvlamde, begeesterde, door genegenheid en overtuiging lichtmeegesleepte ziel en - geen landschap zonder schaduw - daardoor ietwat onstandvastig in hare geestdrift’. Ten slotte wordt gewezen op den ‘soms in dolce farniente rustenden dichter van Verzekens’. - Eug. Leën geeft het begin eener Limburgsche legende Reginald van Valkenberg.
Biekorf, 3 en 4. Lanceloot Blondeel (vervolg), door Dugardyn, - Van der Zande, Onze veldwachter, ‘geen nete, noch geen snikkerare: een goedborstig man.’
Jong Dietschland. Kerstnummer 1902.
Naar den Meersch, eene schets van Joos, verraadt veel aanleg. - Beschouwingen van Jos. Muls over Dante. Hij roemt o.a.E.p. Haegebaert's vertaling als ‘de schoonste die in 't Vlaamsch
| |
| |
bestaat en misschien de schoonste van al de vertalingen van Dante.’ - Wat nieuws in G. Hermans gedicht Is 't Vagevuur op aarde nu gekomen? Zijne schets Vriendschap vinden wij minder goed geslaagd. - Van L.A. eene letterkundige ontleding van Gezelle's De Nachtegaal. - Voorts nog aan te stippen in de rubriek boekbeoordeeling wat gezegd wordt van Streuvels Dagen en van het tijdschrift Vlaanderen: ‘Daar is verandering. Daar is verbetering! Hetgene Stijn Streuvels ons in “Dagen” te lezen geeft is meer gezonde kost, is meer Vlaamsch, meer kristelijk dan vroeger.’
De Taalstrijd hier en elders. Aflev. 1. 1903.
Nieuws over het Nederlandsch in de Kamer van Volksvertegenwoordigers, in de provincieraden van Limburg en Antwerpen, in den gemeenteraad van Kortrijk, in de rechtbanken en in bestuurszaken; verslag over de viering te Kortrijk en een lezenswaard artikel van G. Segers over de taalkwestie in Elzas-Lotharingen, naar aanleiding van het boek van Dr Petersen Das Deutschtum in Elsass-Lotharingen. De toestand is er beter dan in Polen en Noord-Sleeswijk.
Germania. Januari en Februari 1903.
Eene uitvoerige bespreking der onlangs door Zuid-Afrikaners geschreven werken over de Zuid-Afrikaansche gebeurtenissen Die burische Geschichtsschreibung. Krüger's Lebenserinnerungen: belangrijker voor de persoonlijke geschiedenis van Krüger dan voor den Transchvaalschen Krijg; de boeken van Viljoen, von Dietloh en Schiel en het standaardwerk van De Wet; dit laatste licht echter bijzonder in over de krijgsverrichtingen aan de Vaal en beneden en westelijk de Vaal. Er ontbreekt nog eene stelselmatige beschrijving van wat boven de Vaal gebeurde. - Slot van prof. De Ceuleneer's treffend betoog ten voordeele van Coremans' wetsvoorstel.-Dr. Otto Hauser, uit Weenen, vervolgt zijne studie Die klassische Periode der Niederländischen Literatur: Jaak Perk, Helene Swarth, Kloos en Van Eeden komen aan de beurt, zonder dat er veel nieuws over gezegd wordt. - Van den Weghe geeft het slot van zijn maar bovenop geschreven artikel over den Duitschen dichter Lenau (1802-1850). - Van W. Thelen het vervolg van zijne zaakrijke reisbeschrijving In en om IJsland. - Dr. Jul. Mees begint een geschiedkundige studie over De Vlaamsche Eilanden, anders gezeid de Azoren. ‘De eerste Vlaming die een werkelijk deel nam aan het bevolken van deze eilanden is Jakob van Brugge’, omstreeks 1450.
| |
| |
La Fédération artistique. 13. De Waele, La sculpture monumentale. - 14. Les voyages. - 15. Edm. Louis, L'Étranger. - 16. Baes, Le vieux neuf. - 17. De Waele, Le réalisme en peinture. - 18. Vurgey, ‘La pornographie artistique est encore pire que celle qui ne l'est pas.’
Musica sacra. 3 en 4. De Jaegher, Facture d'orgues (vervolg). - Le chant grégorien et la question du plain-chant (vervolg). - Le système musical de l'église grecque (vervolg).
Durendal. Januari 1903, vangt aan met een kapittel uit een werk van J.K. Huysmans L'Oblat dat te Parijs verschijnen zal, en de inleiding van een nieuw werk van J. Destrée Sur quelques peintres de Sienne. Hieruit: ‘Bref, je pense que la peinture religieuse est un art différent de la peinture ordinaire. Son but n'est pas de raconter la vie et d'ennoblir les images extérieurs que nous offre celle-ci, mais d'élever l'âme et de retracer les images extérieures dont le peuple a la foi. C'est un art, non d'observateurs, mais de visionnaires. Et il serait salutaire, peut-être de s'habituer à le concevoir comme ayant des modalités propres de réalisation, ainsi que, par exemple, la mosaïque et la tapisserie desquelles il ne faut point attendre les effets de la peinture. Nous aurions alors l'explication de ce fait en apparence étrange, que tous les progrès de la Renaissance et des temps modernes, la science de l'anatomie et de la perspective, l'adresse de la main, l'étude de la nature complexe et changeante et tant d'autres conquêtes incontestables, n'ont point réussi à faire avancer d'un pas la peinture chrétienne - bien plus, paraissent lui avoir nui.’ - Van Emile Fermand: Etudes sur les théâtres espagnols. Un drame de Guevara: ‘Reinar despues de morir’.
Revue Générale. Januari, 1903.
Un concours d'art national. Een prijs van 2000 fr. wordt toegekend voor het aanduiden, met uitlegging der redenen, van de 100 schoonste schilderstukken der Belgische schilders door de eeuwen heen. - Ch. Woeste: St François d'Assise et la légende des trois Compagnons. - R. de Margueron: Evolution. Roman. - A. Dumont: A propos du centenaire de Lacordaire. De geestdrift die, na 40 jaren, de naam alléén van Lacordaire heeft wakker gemaakt, toont hoe groot zijn bijval was. Wereldlijken hebben hem verweten geene theologische uitgebreide kennissen te bezitten; doch Mgr. Turinaz heeft terecht verklaard, dat over de H. Drievuldighetd, de Sacramenten en eenige andere punten nog niets schooner is geschreven. Lacordaire heeft het ‘rhetoriek
| |
| |
stelsel’ van het prêekgestoelte veranderd: hij heeft zich romantisch getoond met den ouden vorm van het sermoon te vernietigen. - A. Goffin: Constantin Meunier. Het beeld ter verheerlijking van den arbeid. - J. Mélot: L'Espagne disparue. Vervolg. - C. Smeesters: Notre avenir économique. Zal het kleine Belgiê in den ‘struggle for life’ niet overweldigd worden? Men heeft het gemeend, en men schokschouderde toen België het beschavingswerk in Congo ondernam. Doch die kleine natie heeft rang genomen naast de grootste volken der wereld wat zijnen handel betreft. In Perzië zijn het de Belgen die het tolstelsel beheeren: in Egypte bezitten wij bloeiende handelsmaatschappijen; in China bekomen wij belangrijke bezittingen; in Japan bekleeden wij den 4den rang voor den invoer. Hetgeen den handel grootelijks zou verbeteren ware het bezitten eener handelsvloot. - J. Renkin: La science de Mr Demblon. Mr Renkin verdedigt met onwederlegbare bewijzen deze twee thesissen: 1o de latijnsche texten, overeenkomend met de uittreksels die M. Demblon in de Kamers voorlas, bestaan niet bij St Alphonsus; integendeel is zijne leering rechtstreeks tegenovergesteld. 2o De overige texten door ‘Le Peuple’ den 9den December 1901 aanhehaald, zijn óf slecht vertaald, óf van beteekenis veranderd, óf van eene betwistbare echtheid. - E. Ned: L'extension Universitaire Belge. - F. Passelecq: René Bazin. De reiziger en de romanschrijver. - E. de Ghélin: Chronique Sociale. - P. Poullet: La législation du travail comparée et internationale.
- Februari 1903. - Kan. L. Winterer. - Le Socialisme allemand. Het internationaal socialismus van Marx heeft het Pruisisch en nationaal socialismus van Lassalle opgevolgd. In 1869 stichtte Marx met zijne volgelingen tegen Lassalle de ‘Sozialdemocratische Partei’. In 1875 worden de aanhangers van Lassalle ontbonden; in 1891 brak het congres van Erfurt met Lassalle's leerstelsels af: het wetenschappelijk socialismus van Marx had de bovenhand. Marx predikte de volledige omwenteling; hij heeft God geloochend, en gelasterd zooals weinigen gelasterd hebben. Hij bracht de leer in der waarde, gekend onder den naam ‘Werth und Mehrwerth’. Hij hield staan dat het kapitaal immer meer en meer bijeengehoopt wordt door de mededinging der leveraars. In 1898 begon zijne ster te verbleeken en Bernstein werd het nieuwe hoofd. Deze viel de leerstelsels van Marx aan, en betracht in het socialismus minder het einddoel dan de beweging. Een twist ontstond tusschen Bebel en Bernstein op het congres van Lubek; het congres verklaarde zich tegen Bernstein omdat ‘hij de critiek te vrij oefende!’
| |
| |
Doch indien het Duitsch socialismus verloren heeft aan kracht zijner leer, de partij heeft gewonnen in getal volgelingen. Het is bijzonder de klassenhaat die hen meesleept. De redding is de kristene liefde. - F. Passelecq: René Bazin, vervolg en slot. - A. Goffin: A propos de style et d'esthétique. - R. Henry: Allemands de Belgique. - Chantemerle: La Bûche. - E. Tissol: Etude sur la littérature contemporaire. - E. de Ghélin: Chronique sociale: Volontariat, Charbonnages prussiens. - R. de Margueran: Evolution. - H. Doat: Le repos du Dimanche. - Ch. Dejace: Le rôle de la mutualité dans la réparation des accidents du travail. - R. Van Bastelaer: Variétés.
Revue des deux Mondes van 15 Februari. Charles Benoist spreekt over wijlen Mgr. Dr. Schaepman als theoloog, redenaar, kamerlid, dichter en mensch.
Gazette des Beaux-Arts. De belangwekkende beschouwing over ‘les débuts des Van Eyck’ word voortgezet en beeïndigd.
La Plume, geeft een vertaling van twee hoofdstukken uit ‘De kleine Johannes’ door Camiel Huysmans en Leo Khnopff, alsmede een opstel over Van Eeden door Fritz Van der Pyl.
Revue d'histoire ecclésiastique. IV. I. Funk, L'Agape, eene wederlegging van Mgr. Batiffol (dict. de théol. art. Ag.) - Fr. Béthune, Les écoles hist. de St-Denis, etc. et la Gr. Chronique de France. - Mélanges, Cauchie, Le Gallicanisme en Sorbonne (vervolg). - Hocedez, Over Caesarius. Lib. VIII. Miraculorum, enz.
De Katholiek. Februari. In Memoriam Schaepman, door V.P. en van Cooth. - Guillonard, De getuigenis der eeuwen omtrent Christus. - F.W. Weber II (vervolg), door Jansen O.P. - Over Archivaris Wildeman, door Jansen Cgr. SS. Red.
De Nederlandsche Spectator, 4. Doodsbericht over Schaepman en Vuylsteke. - Orvieto en Siena (over de retrospectieve tentoonstelling te Parijs, door Hooijen. - Belladonna, eene fantaisie op de ‘daemonische plant’. - Humoristische romans door Wolfgang. - Over de uitdrukkingen beloeg, kloeg, knoeg, enz. - 5. Over Nederlandsch drukwerk der 16e eeuw. - S. Jeroen in de ‘Bijdragen voor vad. gesch. en oudheidkunde’, door Blok. - In het tijdschr. voor Ned. muziekgeschiedenis komt eene studie voor van J.W. Enschedé over den ‘musicyn en boekhandelaar’ Cornelis De Leeuw. - Molhuyzen schrijft eene studie over ‘Middeleeuwsche’ boekversiering (dus een tijdperk
| |
| |
van I tot 1500!). - O, dat woord Middeleeuwen! Dietsche Warande heeft indertijd (1899 blz. 535) eene uitvoerige studie gebracht over ‘Middeleeuwsche boek-binderij’. Dit had hier wel mogen aangehaald worden. - 6. Van Eedens ‘Woordkunst’. - Ambachtskunst.
Caecilia. 15 Feb. Stradivarius (vervolg). - Van Milligen. Vincent d'Indy. - Boissevain, De Parsifaluitvoering. - Viotta, Naschrift hierop. - Molkenboer, Over ‘decoratief begrip’.
De katholieke Gids. Januari 1903.
A. Op de Laak geeft het slot van zijn artikel Henryck Sienkiewicz. Hij vergelijkt Quo Vadis met Wiseman's Fabiola en komt tot het besluit ‘als letterkundige moge men den geschiedkundigen roman van Sienkiewicz hooger stellen... als christen, als katholiek is Fabiola ons dierbaarder. Zonder dogma en De familie Polaniecki worden verder besproken. Als slot: ‘de werken van Sienkiewicz bieden eene gezonde en krachtige lectuur... Hij is noch een Ibsen, noch een Couperus, - hij is geen modern romancier, maar een leerling van Homerus, van Shakespeare, van Dumas, als gij wilt - een romanschrijver op groote schaal.’ - Van Dimondo het vervolg van Griekenland's letterkundig verleden, een vulgarisatieartikel: Demosthenes, Xenophon, Plato komen aan de beurt; ten slotte eenige beschouwingen over de noodzakelijkheid der studie van het Grieksch. - L.B.M. Lammers begint een artikel Emile Zola.
Februari 1903. Opgemerkt in dit nummer het begin eener studie van A. Nuyens over Het Spiritisme. Schrijver stelt vast ‘dat het Spiritisme overal in ons land (Nederland) beoefend en in praktijk wordt gebracht en dat het gevaar om er in meegesleept te worden, niet gering is’. Daarom zal hij behandelen: het ontstaan van het moderne spiritisme, - de ontwikkeling, - de verklaringen welke men er aan tracht te geven, - wat de geesten leeren aangaande God, het leven hiernamaals, de eeuwigheid, - en ten slotte wat het spiritisme is volgens de verklaringen der H. Kerk en der theologie. Wij krijgen hier het begin van het 1ste kapitel Het ontstaan van het moderne spiritisme. - Slot van Lammers' artikel Emile Zola, met veel aanhalingen van beoordeelaars en eenige uittreksels uit Zola's werken die 's mans zienswijze laten kennen. Schrijver ontkent niet het talent van den dichter van ‘l'épopée de l'animalité humaine’, maar als letterkundige heeft hij zich, volgens het oordeel zelf zijner vrienden, overleefd.
| |
| |
De Gids. Januari 1903.
Van G. Van Hulzen eene novelle In hooge regionen, een reisvoorval dat van veel menschenkennis, en beredeneerden kunstzin getuigt. - Eene reeks sonnetten door Hélène Lapidoth-Swarth. - W.F. Andriessen De Vrouwen der Boeren; schrijver toont hoe het woord van Louis Botha, te Rotterdam gesproken: ‘De vrouwen zijn onze beste generaals geweest’, de waarheid is niet enkel in den tegenwoordigen oorlog, maar ook in de voorgaande uitwijkingen: van de Afrikaansche vrouw mag men verwachten dat zij in de toekomst nog een krachtig woord zal meespreken. - H.P.G. Quack geeft eene ontleding van het boek: ‘Labour's Wrongs and Labour's Remedy’, geschreven door John Francis Bray, eenen letterzetter. 't Is zeker omdat Bray een werkman was, dat Marx hem verkoos boven Charles Hall, Thomas Hodgskin, William Thompson en John Gray, die eerder kamergeleerden waren. - A.G. Van Hamel: Pierson's Nagedachtenis. - Byvanck, Nieuwe Richting in de Philologie. I. Wording en Weg. Hier hebben wij eene klare schets van de geschiedenis der hedendaagsche Philologie. Met Wolff's Prolegomena slaat de klassieke Philologie eenen nieuwen weg in. Voor hem is de kennis der Oudheid de kennis der antieke menschheid, de kennis ‘van haar hoogst belangrijke nationale beschaving en organischen samenhang, gelijk de waarneming, gegrond op de studie der overblijfsels van de oudheid, haar ons verschaft’. Eenige woorden over Grimm, om te eindigen met Lachmann, die ter gelijker tijde voor de klassieke en de Germaansche Philologie wrocht. - Verzen van Carel Scharten.
- Febr. 1903.
Vervolg van G. Van Hulzen's In Hooge Regionen. - J. Van Loenen Martinet bespreekt den roman van Gust. Frenssen, Jörn Uhl die zooveel opgang maakt. - Van Maurits Wagevoort Herinneringen aan Berbersch Tripoli (bladen uit een dagboek). Er wordt onder andere gesproken van de ‘fanatieke afschuwelijkheidjes der priesters’, van ‘het gezannik, geleuter, den onderlingen laster, den wederzijdschen haat, de boosheid, de snoodheid, de laaghartigheid van de vrome Christenen te Jeruzalem’! De bladzijden over het Turksche leger zijn lezenswaard. De Turksche soldaten zijn de dapperste der wereld ‘daar elke oorlog voor hen een heilige oorlog is, en deze een van de Muzelmaansche plichten, weten zij dadelijk in het Paradijs te worden opgenomen en van de paradijslijke zaligheden te zullen genieten, wanneer zij sneuvelen’. ‘Turkeye betaalt zijn soldaten minder dan het gemiddelde, dat in alle legers wordt betaald,
| |
| |
maar de Turksche soldaat wordt beter gevoed dan bij voorbeeld de Pruisische. Het eten, dat hij krijgt is eenvoudig voortreffelijk.’ In De Beemster-pastorie, naar onuitgegeven brieven van Betje Wolff, door Dr Johs Dyserinck. - Dr Byvanck schrijft zeer waardeerend over P.C. Boutens' verzen. - Quack ontleedt Thomas Hodgskin's boek: The natural and artificial Right of Property contrasted, verschenen in 1832. - J.N. van Hall wydt een paar bladzijden aan wijlen Julius Vuylsteke en Dr Schaepman. Algemeenheden over Vuylsteke, wat Schaepman betreft ‘moge hij geen groot dichter, geen groot geleerde, geen groot staatsman heeten, bekend en gevierd was hij en verdiende hij te zijn als bekwaam, eerlijk Nederlander’; het vervolg van den zin zegt ons waarom De Gids toch nog iets goeds vindt in Schaepman ‘die hoe trouw zoon van de kerk ook, in gewichtige aangelegenheden zijn eigen meening had en voor die meening uit dorst komen, al stond hij ook alleen tegenover alle andere leden van zijne partij.’
De Hollandsche Revue. 25 Dec. 1902.
Aan te stippen in de rubriek Wereldgeschiedenis: Chamberlain's reis in Zuid-Afrika; het optreden van den Duitschen keizer ‘als commis-voyageur in de welsprekendheid’ namelijk bij de begrafenis van Krupp en bij de ontvangst eener arbeidersafveerdiging uit Breslau; de hervorming in Turkije; in de rubriek Belangrijke onderwerpen: de toekomst van den protestantschen godsdienst in Nederland, korte inhoud van een artikel van Pekelharing in de Vragen des Tijds van December. Twee zinnen hieruit: ‘bij de katholieken aanbidden niet allen dezelfde dingen: hun hooggeroemde katholiciteit bestaat, in waarheid, niet. Men onderzoeke eens, wat de roomsche boer, de roomsche staatsman, de roomsche koopman enz. gelooft, wat het is, waaraan ze hun hart geven’. De tweede zin is nog schooner: ‘Zij gelooven verschillend. Hun eenheid is uiterlijk en berust niet op een zich vereenigen van gelijkdenkende godsdienstigen, zooals bij de protestansche kerken en secten het geval is’! - Het karakter van A.P. Staalman, lid der 23 kamer, ‘een man van karakter, een onverdacht demokraat’ wordt ontleedt. Als boek van de maand: Vernieuwing van christendom en Maatschappij door P. Bruining.
- 25 Jan. 1903. - In Wereldgeschiedenis twee bladzijden: De Geestelijkheid in oppositie tegen de Fransche Republiek waar over van Vlaamsch en van Katholiek standpunt veel zou te zeggen zijn. Wij hebben reeds vroeger vermeld dat de opsteller van de Hollandsche Revue de kloosterpolitiek in Frankrijk goedkeurt, hij vindt daar niets in tegen de vrijheid! Nu keurt hij ook goed
| |
| |
dat de Fransche regeering verboden heeft in de provincie Bretagne te preeken of godsdienstig onderwijs te geven in 't Bretoensch. - In Belangrijke Onderwerpen iets over onzen schilder H. Cassiers. - Karakterschets: G.J.C.A. Pop, directeurgeneraal der posterijen en telegrafie, zeer waardeerend. - Als boek van de maand De Vrouwenkwestie van Lily Braun, waarin aan de katholieke Kerk en hare zedeleer onrecht wordt gedaan.
Vragen van den Dag. (Januari-aflevering).
Mr J.A. Levy in den lijst van zijn tijd. Een artikel waarin de heer J.A. Levy onvoorwaardelijk opgehemeld wordt als een der hoofdmannen der Hollandsche liberale partij. In hoever deze politicus als geleerde verdienstelijk is wordt ternauwernood aangeraakt. De radikale vrijzinnigheid, vrijmoedigheid, vooruitstrevend- en onbaatzuchtigheid van den man bevallen ten zeerste den schrijver. - Uit ‘The fortnightly review’ zijn van Max Nordau zeer boeiende beschouwingen overgenomen over ‘Succès’ in zijne verschillende hoofdvormen. Verassende kijkjes en snedige opmerkingen bij de vleet. - Dr R.G. Rykens overschouwt het leven van ‘Napoleon Bonaparte’ van een psychologisch en medisch standpunt. Hij legt Napoleon's onverzadigbare eerzucht en oorlogzucht ten laste aan eene fatalistische natuurdrift: ‘Napoleon werd door zijn fatum voortgedreven op een weg, waarop het hem nimmer vergund was stil te staan en zoo werd hij tot daden aangezet, die hij zelf in kalme oogenklikken in het diepst van zijn hart betreurde.’ - A.M.J. Moussault geeft eene natuur-, geschiedkundig en technisch overzicht van ‘Diamant en diamanten.’ - Volgen brokken van kleinen omvang: ‘Het ontstaan en verdwijnen van een nieuw eiland’; ‘Bloedvorming’; ‘Het verkeer in groote steden’; ‘De voedingswaarde van suiker’. - In Van maand tot maand zeer lezenswaardige uitknipsels, onder andere uit een belangrijk artikel in ‘Onze Eeuw’ (December) van Prof. Dr A.E.J. Holwerda over ‘ernstige gebreken in onze opvoeding en bij ons onderwijs.’ Het examensysteem vindt weinig genade.
Groot Nederland. Januari 1903.
Een nieuw letterkundig maandschrift voor den Nederlandschen stam onder redaktie van Cyriel Buysse, Louis Couperus en W.G. Van Nouhuys (Amsterdam, Van Holkema en Warendorf, voor Nederland fl 12,50).
Veel nieuws eigenlijk niet: grootsteedsch sensualisme, ongezonde toestanden in Buysse's novelle Daarna: van een eerlijken kunstenaar die met eene edele juffer trouwt en door haar noch
| |
| |
zijne schoonmoeder verstaan wordt; ook in de dramatische thesisschets van Van Nouhuys Een Keerpunt. Van een man die werkt en zich niet genoeg met zijne vrouw bezig houdt, de vrouw laat zich door een ander liefhebben, 't komt uit, en de man bekent ‘dat 't mogelijk was, is waarschijnlijk ook mijn schuld: ik moet me dus met je schamen... Ik heb je te veel alleen gelaten... Wie zegt dat ik geen werk voor ons samen weet. Wat ben je toch eene echte vrouw!’... - Prof. Dr N. Mansvelt schrijft Iets over de Zuid-Afrikaansche literatuur: de Afrikaners hebben veel aanleg, aan stof ontbreekt het ook niet, bijzonder na de laatste gebeurtenissen. ‘Ik twijfel dan ook geenszins aan de toekomst van de Nederlandsche taal en letteren in Zuid-Afrika, evenmin als wij aan de toekomst van het Nederlandsch element in dat werelddeel behoeven te wanhopen.’ - Van Frans Netscher eene wildstrooperschets: De Haas, nog al brutaal, 't slot vooral. - Een stemmingschetske van Marie Marcx-Koning De Ring, ziekelijk sentimenteel. - Voorts nog enkele bladzijden van Frans Coenen over Tooneel en realiteit. ‘Het tegenwoordig Tooneel lijkt een van die dorpen, waar vroeger druk verkeer was omdat er de groote postweg doorheen leidde. Sinds evenwel de spoorweg een heel eind er vandaan bleef, is het daar als uitgestorven en staan er veel huizen op invallen. Zal de oude bloei nog eens weerkomen? Het ziet er voorloopig niet naar uit.’
Van Onzen Tijd. 3e jaargang, nr 4.
E.H. Kap. Binnewiertz begint een opstel over G.F. Haspels, den schrijver van Vreugden van Holland. ‘Dit is alzoo het eigenaardige van dezen schrijver, en dit is zijn kracht: dat in hem kunstenaar en prediker zonder de een of ander aanmerkelijk te schaden, vereenigd worden en met elkaar niet twisten gaan.’ Binnewiertz is vijand van tendenz, hij meent dat ‘alle met opzet vooruit bedoelde strekking aan zuivere kunst onbestaanbaar is en daarom altoos hinderend, storend, vaak doodend werken zal.’ Wat hij Haspels verwijt is juist de ‘overtollige preekgraagte’ die nog hier en daar opkomt. - Molkenboer schrijft over Puvis de Chavannes en de moderne christelijke schilderkunst. De Fransche schilder is niet zoo alleenstaande als soms beweerd wordt. ‘Wat de keuze van de onderwerpen aangaat en de wijze van componeeren sluit het (zijn werk) zich zeer dicht aan bij de werken van Paul Delaroche en zijn tijdgenooten, die zich op den Grand Art der Italianen inspireerden, zoo goed als de main d'oeuvre niet zonder directen invloed en leering van de grootmeesters der Fransche Romantiek werd gevormd.’ Eene
| |
| |
moderne christelijke kunst bestaat er niet. Puvis de Chavannes is ‘meer algemeen menschelijk dan religieus’ en de gothieken ook voldoen schrijver niet. ‘Wie... gothiek bouwt of schildert réfléteert niet wat er in de harten van velen omgaat - want de godsvrucht van heden is anders dan de middeleeuwsche.’ - Maria Viola vervolgt haar opstel Over Alberdingk Thym. - Voorts verzen van C.R. De Klerk, Ed. Brom, Alb. Smulders en M. Viola.
Nederland. In dit tijdschrift is Virginie Loveling begonnen met ‘stoombootindrukken’ mede te deelen. - S. Kalf geeft een beschouwing over: Een Kwart eeuw Indische landvoogdij. - Volgen twee schetsen: Elkor, een afscheidsgroet; Rachel Brandon Huwelijk. - De Mont en De Haan geven verzen.
Elzevier's Maandschrift geeft een portret van Roermeester, reproductie van een van W.B. Tholen en een aantal reproducties van Roermeester's werk, waarbij Dr. Ed. B. Koster een opstel heeft geschreven. - Dr. A.S. Kok geeft een artikel over Spaansche Letterkunde.
De Economist Januari 1903.
Dr. Blom geeft het eerste gedeelte eener studie over sociaaldemocratie en handelspolitiek. - Prof. d'Aulnis de Bourouill spreekt over de suikerconventie in de parlementen van Europa, en de Heer Boissevain over de ‘Messageries Maritimes’.
- Februari 1903.
Deze aflevering begint met financieele beschouwingen van Mr. N.G. Pierson. - Blom eindigt zijne belangrijke studie over sociaal-democratie en handelspolitiek en komt tot besluit dat tot nog toe van geen der sociaal-democraten een welgeslaagd principieel betoog ten gunste van den vrijhandel uitging. - Mr. A. Van Gyn begint een artikel over de drankwet. De drankstrijd is naar zijn oordeel maar weinig vooruitgegaan. Schrijver geeft de middelen aan die krachtiger meewerken om het drankmisbruik te bekampen. - De Heer Reesema voltooit zijne geschiedenis van het Liernurstelsel in Nederland. - Rozenraad geeft een verslag over de internationale geldmarkt.
Onze Eeuw. - Januari 1903.
Afrekening met Indië, door E.B. Kulsten. - Die twijfelt aan eigen twijfel, door Esther. - Prof. Dr K. Kuiper schrijft over Attische welsprekendheid en stelt deze in een helder daglicht. - Frans Bastiaanse geeft fijne natuurgedichtjes. - Prof. Van der Wyck spreekt over Dr. Hesseling's Byzantium, en
| |
| |
prijst den schrijver als een uitnemend kenner van oud, middeleeuwsch en hedendaagsch Grieksch.
Dr. J.D. Bierens de Haan behandelt het vraagstuk waarom in het Goddelijk spel van Dante het Bernardus en niet Beatrice is, die Dante in den Hemel bijstaat:
‘Men heeft vernomen hoezeer deze geheele opvaart van Dante een verkeeren met Beatrice is. Haar glimlach en het lichten harer oogen, en de woorden die zij spreekt, bewegen het meest des dichters gemoed, en de hemelsche tafereelen worden aan Dante slechts door haren Geest geopend. Geen oogenblik is hij van haar zijde tot nabij het einde. Maar wat beteekent deze verdwijning van Beatrice? Men heeft gemeend dat Dante zich liet leiden, eerst door Virgilius (rede) daarna door Beatrice (theologie) vervolgens door Bernardus (mystiek) en dat deze verdwijning beduidde de opvolging van een hooger beginsel van kennis, na de voleindiging van het lagere; Beatrice geeft de leiding aan Bernardus, zooals eenmaal Virgilius aan Beatrice. Wanneer wij echter de onmetelijke aandoening begrijpen die Dante in de liefde tot de Vrouwe ondervindt en uitdrukt, zijn wij aanstonds overtuigd dat deze oplossing niet juist is. Ook zien we dat Virgilius van den aanvang af door Beatrice tot Dante is heengezonden, gelijk de lagere door de hoogere; maar dat zij nu niet op haar beurt door een nog hoogere wordt bevolen; maar integendeel zij is het, die Bernardus beveelt Dante's laatste geleider te zijn: “om uw verlangen te vervullen heeft Beatrice mij van mijn plaats geroepen,” zegt deze. Mij komt het voor dat Dante de verheerlijking zijner jonkvrouw heeft willen voltooien door haar te zien in de hoogste rangen der geschapen wezens opgenomen, deel uitmakend van de Roos der zaligheid. Daartoe moest zij zijne zijde verlaten en moest een ander hem aanwijzing geven in deze hoogte.
Ook is het geen afwijking van het plan van liefde-Poeem, wanneer niet de groet aan Beatrice, maar de aanschouwing Gods het einde is der Danteske geestesvlucht. Immers de liefde tot de vrouw is het beginsel der opstijging, waardoor het hoogste bereikt wordt; boven het bepaalde uit te komen, van de vrouw-Beatrice de vrouw te boven te stijgen tot de idee-Beatrice, van de vrouw tot het eeuwig vrouwelijke, van den mensch naar de eeuwige orde, waarin het menschelijke is opgenomen; van de eeuwige orde tot God - ziedaar de liefdeweg, die zoo stijgend toch aan het uitgangspunt vasthoudt. Ziedaar de geestesstijging van Dante.’
- Februari 1903. - brengt artikels van: P. Smissaert en
| |
| |
Boogaert, Een crisis; Dr. v.d. Waals, Statistische Natuurbeschouwing; De Gier, N.Z.Z. Gedicht. - Dr. Edr. Letsmann, Denemarken en zijne Volkshoogescholen; G.P. Haspels, Humor en literatuur; Dr. K.E.W. Shootman, Winckelmann's laatste reis.
De nieuwe Gids. Januari 1903.
Herm. Robbers voltooit zijne studie van stemming getiteld: Verjaardag. Ook krijgen we het slot van Reyneke van Stuwe's vertelling.
De Veer geeft in flinke verzen het straat- en natuurleven van Hilversum weer. Willem Kloos, naar aanleiding eener opmerking van Van Nouhuys, wijst er nog een keer op welke moeiten het gekost heeft om een uitgever van Perk's gedichten te vinden.
- De Februarie-aflevering geeft het eerste gedeelte van een diep gevoelde schets: ‘Blinde en Droomertje’ door Van Campen. - Kloos, Reddingius, de Boer, Jeanne Reyncke van Stuwe geven verzen. - Steenhoff wijdt één studie aan den afgestorven schilder Poggenbeek.
Het Nieuwe Dompertje. Maanschrift G.W.V. Belle, uitg., Rotterdam. Januari 1903: Onchristelijke volkskunde? Antwoord aan den Heer Van Zeyl, te Rotterdam, door A. De Cock (Denderleeuw). - Repliek aan den Heer De Cock, door J. Van Zeyl. - Diaconessen, door A.P. Van Term. Het art. besluit: In de 5e en ‘6e eeuwen slopen er misbruiken in de orde der Diaconessen, en hiervan was het gevolg, dat ze opgeheven werd in Gallië, of ten minste dat de vrouwen geen officiëele wijding meer ontvingen voor de uitoefening van het diaconnessenambt, en in de 10e eeuw bestond de orde niet meer in de westersche Kerk. In Constantinopel bleef ze voortbestaan tot 1190, en heden ten dage worden er alleen nog sporen van gevonden in de Syrische Kerk.’ - Kloos over Van Eeden, door J. Kloosterhuis. 't Is me een wereldje, die ‘godenwereld der moderne literatoren’, de ‘fameuze generatie van 1880’! Zou Pater Zeegers geen gelijk hebben, wanneer hij hunne ‘papieren kinderen behalve onverstaanbaar ook ongenietbaar, d.i. vies en zedeloos, onbeduidend en bespottelijk’ genoemd heeft? - De Humberts en de Logie, door J.P. Van Term. - O, Zielen! gedicht van Zr.
De XXe eeuw. Januari 1903.
De Vovys geeft eene kritiek op de Marx kritiek van Prof. Treub. - Alex. Gutteling deelt een uitvoerig gedicht, een ydille
| |
| |
mede: Orfeus en Eurydice. - Van Deyssel prijst de feesten van Van Looy en zwaait uitbundigen lof voor dezen schrijver. -
Emile Erens geeft in twee keurige bladzijden een indruk van het Begijnhof te Gent. Herman Lysen, een teergevoelige schets: Doode. - Herm. Heyermans deelt het eerste bedrijf mede van een nieuw drama: Schakels, dat een krachtig spel belooft te worden. - Verwey beoordeelt de Nieuwe Geboorte van Henriette Holst.
Studiën. Dl. 59, afl. 4.
‘De Voorloopers der modernen’ is het opschrift eener studie waarin P. Zeegers de modernen, en wel voornamelijk Kloos en Verwey, hun oordeel laat uiten over de dichters van het laatste der 18de eeuw, en van de eerste helft der 19de eeuw, in zooverre deze dichters kunnen beschouwd worden als voorbereiders der moderne kunstbeweging. - Eene stem uit de onderwereld of Kant's zelfverdediging. Dit opstel van L. Regout antwoordt op een schrift van den Berlijnschen hoogleeraar Dr Paulsen, waarin deze, ofschoon Kant's leer in vele deelen afbrekend, toch voor de degelijkheid van 's mans grondgedachten uitkomt en de verdediging daarvan in den mond legt van Kant zelf, wiens schim hij doet verrijzen. L. Regout toont dat die zelfverdediging de tegenstrijdigheid niet wegneemt, welke in Kant's schriften blijft heerschen, namelijk over het al of niet bestaan der dingen buiten ons. - In ‘Wagong’ deelt L. Hebrens eenige wetenswaardigheden mede over het Tooneel der Javanen, iedien men alzoo mag noemen de poppenspelen, waar de Javaansche volkshelden of hunne vijanden onder de gedaante van gemaakte mannekens te berde komen. - In de ‘Wonderen van OEsculaap’ onderzoekt Is. Vogels, naar aanleiding eener studie van Dr Holweide in Onze Eeuw, de wonderen, die gezegd worden verkregen te zijn door aanroeping van god OEsculaap te Epudauros. Pater Vogels stelt die wonderen tegenover de mirakelen der katholieke Kerk, vooral wat hunne geloofsweerdigheid betreft.
Het Katholiek Onderwijs. Februari 1903.
Aan te merken: het vervolg der studie De opvoeding bij de oude Romeinen; Seneca is ditmaal aan de beurt; het vervolg van 't artikel Die Afrikaanse taal; eenige beschouwingen over Geeraard David en Quinten Metsys en Eene leesles aan leerlingen die veerdig lezen kunnen.
Quinzaine. 16 Janvier 1903.
P. Renaudin: Le Miroir brisé - E. Flornoy: Péril d'amour (I) - A. Albalat: La correction des manuscrits de Pascal: Pascal is een
| |
| |
der nauwkeurigste fransche schrijvers; hij schrijft in eene feillooze taal; alhoewel hij de welsprekendheid verwenscht. Maar Pascal, en Albalat bewijst dit op handschriften, overwoog dikwijls zijne gedachten, en schreef ze dan eerst neer, als hij ze duidelijk verstond. Dat was hem nog niet genoeg hij kwam tot zes, zeven maal op dezelfde handschriften terug en trachtte ze in altijd bondiger zin te vatten. - ***. Comment faire? (IV) - Baron J. Augot des Rotours: Irreligion contemporaine et Jansénisme. Is de inleiding tot een leven van den H. Alphonsus di Ligori. - G. Fonsegrive: Mariage et Union libre (fin) - Marie Agrès: Eglises de Bretagne.
1r Février.
Fidao: Judaisme et socialisme; La loi et les prophètes. Sinds 50 jaren is er eene strekking die hierin bestaat: de grondbeginselen der joodsche wet, de grondbeginsels door God zelf veropenbaard, met de grondbeginsels der socialistische stellingen te vergelijken. Renan om ons geloof hatelijk te maken, heeft die strekking verbreid, hij toont dat het begin des christendoms iets geweest is, als het opkomend socialismus. Darmesteter, in een nieuw verschenen boek, is gansch in de gedachten van Renan; hij gaat zelf verder, en wil bewijzen dat de Katholieke Kerk aan het hoofd van de socialistische strekking zou staan, indien zij de goddelijke wet behouden had. Fidao in de weerlegging onderscheidt met St. Thomas drij soorten van voorschriften in diezelfde wet. Eerst vindt men de grondbeginsels der zedenleer, die in het Christendom altijd onveranderd gebleven zijn; dan de voorschriften van godsdienst en menschelijk recht die ten deele verdwenen omdat zij onnoodig waren, ten deele gebleven zijn. - Flornov; Péril d'amour (II) - Ch. Florisoone; La légende dorée des Gaules: Sainte Clotilde, reine de France. - ***; Comment faire? - Coquard: Critique musicale.
Stimmen aus Maria Laach. LXIV. 2. Pesch, Der Gang der wirtschaftsgeschichtlichen Entwicklung. - Pfülf, Eine Prinzessin von Bayern. - Wasmann, Konstanztheorie oder Descendenztheorie, (met afbeeldingen). - Bessmer, Das automatische Schreiben.- Gruber, Die tote Hand der Ordensgenossenschaften. - Schwickerath, Die Kongressbibliothek in Washington.
Monatschrift für Christliche Sozialreform. Januari 1903.
Einde 1903 loopen ook in Zwitserland de tolverdragen ten einde. Dr Laur, de voorkamper der Zwitsersche boerenbeweging, begint eene studie Die neue Schweizerische Zolltarif. - De opstelraad geeft een overzicht van de bijzonderste maatschappelijke
| |
| |
wetten en gebeurtenissen in 1902. - Sempronius in zijne Wirtschaftliche Tagesfragen bespreekt o.a. breedvoerig de aanbestedingen zooals die hedendaags door de openbare besturen gedaan worden.
Das litteraische Echo. 15 Januari.
Fritz Mauthner als Philosoph. P.N. Cossman geeft een ontleding van Mauthner's werk ‘Beiträge zu einer Kritik der Sprache’ (3 dln. 1901-02). - A. Luther onderhoudt ons over Zwei russische Erzähler. Beider ‘Erzählungen’ hebben menigen trek gemeen. ‘Weliswaar ligt de overeenkomst meestal in de stof, niet in de wijze der behandeling. Meressajew is episch, Bunin lyrisch. De eene schildert portretten de andere landschappen. Waar Meressajew feiten meedeelt, geeft Bunin stemmingen en zinnebeelden.’ - De laatste letterkundige verschijningen Von Hüben and Drüben worden besproken door L.P. Betz; Drei Gedichtbücher door C. Busse; Nordische Bücher door J. Scherck.
1 Febr. 1903. Van A. Klaar een lang artikel over Kritiker und Schauspieler. - Frieda Freiin von Bülow ging met haar broeder mede naar Oost-Afrika; toen ze van die reis in Duitschland terugkwam, schreef zij drie romans door haar verblijf onder den keerkring ingegeven: ‘Im Lande der Verheissung’, ‘Tropenkoller’ en ‘Der Konsul’. Later betrad zij het gebied der vrouwenvraag in den novellenbundel: ‘Einsame Frauen’. In ‘Hüter der Schwelle’ schilderde zij onlangs den landelijken adel. Met ‘Im Lande der Verheissung’ is dit boek het beste dat ze gescheven heeft. (A. Brunnemann) P. Wiegler zet zijn pleitrede voort voor Verlästerte Dichter; ditmaal neemt hij den handschoen op voor Alfred Mombert. - P. Seliger bespreekt Vischers ShakspereVorträge; O Hanser Metrische Uebersetzungen. - Voorts eenige proeven van vertaling van Paul Verlaine's gedichten.
Der Katholik. November 1902.
Der internationale marianische Congresz in Freiburg (Schweisz) von P. Aug. Rösler C. SS. R. Trots groote moeilijkheden lukte het congres van Freiburg uiterst wel. Zijn internationaal karakter toont eens te meer dat, beter dan Vrijmetselarij en Socialismus, het Christendom de verbroedering onder de volkeren bewerkt. Nu men het bovennatuurlijke in het leven en in de maatschappij tracht dood te zwijgen, zal de ontwikkeling van Maria's eeredienst als Maagd en Moeder Gods veel bijdragen om het weer op te beuren, en het Congres verwezenlijkt, on- | |
| |
danks het loochenen der Protestanten, de eeuwenoude voorzeg ging: ‘Alle de geslachten zullen mij zalig verklaren.’
Schrijver duidt dan de bijzonderheden aan der feesten, die, bovenal de groote Processie, overprachtig waren. Ook werd, ter gelegenheid van het zevenhonderdjarig jubelfeest van de O.-L.-V. kerk, het Lieve Vrouwe beeld plechtig gekroond.
Daarna legt de schrijver breedvoerig de werking der afdeelingen uit, die wegens tijdgebrek hun voorgenomen programma moesten wijzigen, en komt op tegen het zeggen van sommige Fransche bladen, als zoude het Congres op de spoedige geloofsverklaring van Maria's Hemelvaart gedrukt hebben.
Dr. Anton Baumstark. Das Lyrisch-antiachinische Terialbrevier. Dr. Saul. O.P. Das Bibelstudium im Predigerorden. (Schlusz). Gedurende de Renaissance en de moderne tijden werd aan de bijbelstudie minder belang gehecht dan in de middeleeuwen. Maar menig vuldige studiën en uitgebreide werken bewijzen dat nooit de bijbelstudie voor Metaphysische Dogmatiek ondergedaan heeft. Religiöse Volksgebräuche im Bisthum Augsburg. Dr. Selbst. Zur Lituratur über Babel und Bibel.
Razon y Fe. Enero 1903, Madrid.
Lances de Honor! - Julio Alarcón y Melendez. Moedige kampvoering tegen het tweegevecht, dat, kost wat kost, uit de kristene samenleving moet verdwijnen waar het in strijd is met de wetten van God en Kerk en Landen en met de menschelijke rede. La civilización y las naciones latinas. L. Murillo. Ten slotte onderzoekt schrijver den wetenschappelijken en zedelijken toestand van de protestantsche en katholieke landen en spreekt terloops met grooten lof over het katholieke Belgie, hij eindigt met te vragen, welke leer, de valsche of de ware, vastere grondvesten kan geven aan de menschelijke samenleving. La esféra del Arte (slot). Ramon Ruiz Amado. De navolging van de natuur heeft groote weerde als zij het nagebootste met het schoone der kunst verrijkt; zij is eene algemeene bron van genoegen, maar dit genoegen, dat berust in de werkzaamheid der verstandelijke vermogens, verdwijnt noodlottig, als de rede voor het dierlijke moet plaats maken. La teoría de Maxwell. - J.A. Pérez del Pulgar. La enseñanza de la Iglesia sobre el Liberalismo - Pablo Villada. - Descubrimiento del estrecho de Magallanes - Esteban Moreu. - La Sabana Santa de Turin. - B.J. Valladores.
- Febrero 1903, Madrid. - Los Españoles en el concilio de Trente (vervolg). A. Astrain. Del Bálsamo para el Santo brisma. - Estudio teologico-cientifico. M.C.O.; Lances de honor! - J. Alarcón
| |
| |
(slot). Na een kort overzicht van den huidigen strijd tegen het tweegevecht in de verschillende landen van Europa en bijzonder in Spanje, sluit schrijver zijn artikel met eene prachtige beschouwing over de kristene liefde die oplegt de vijanden te beminnen en aan God alle wraak over te laten. - La civilización y las naciones latinas. L. Murillo. Ten slotte bespreekt Murillo den toestand van Spanje en Frankrijk toen beide landen nog door en door katholiek waren en sluit zijne pleitrede met de woorden: De volkeren kunnen geene redding hopen zonder Hem die zich noemt en die is de Zaligmaker der wereld en zonder de grootsche instelling die Hij gesticht heeft. - El Marquès de Mora. L. Coloma; En Busca de la Armonia industréal. Narciso Noguer; La Teoria de Maxwell. J.A. Perez del Pulgar; Paraguay actual. Pablo Hernandez.
|
|