Rostand's held is innerlijk en uiterlijk een andere dan zijn voorbeeld uit de geschiedenis, hoe rijkelijk de historische trekken in het huidig tooneelstuk anders ook verwerkt wezen. ‘Men zou kunnen zeggen, dat beiden broeders zijn, die hun natuur niet verloochenen, maar elk toch, voor het uiterlijk als voor het karakter, bijzondere trekken hebben. Rostand stelt Cyrano veel leelijker, afstootelijker voor, dan hij inderdaad was; doch dat vergoedt hij door hem grooter gaven van geest en gemoed toe te kennen, dan hij werkelijk had.’
Een honderdjarige die nog geen enkel grijs haar heeft, maar integendeel met de jaren gezonder, struischer en krasser geworden is, mag in dit ondermaansche wel een zeldzaamheid heeten. Maar ze bestaat. 't Is een honderjarige, niet uit vleesch en been, maar uit papier. Haar naam? Edinburgh Review. Die eerbiedwaardige grootmoeder viert haar jubileum door in haar laatste aflevering haar eigen geschiedenis eens op te halen. Onder 't vertellen laat ze ons de portretten zien van al de groote mannen die haar gedurende de verloopen eeuw met hun vriendschap hebben vereerd. Zoo krijgen we o.a. de beeltenissen van Lord Jeffrey, van Sydney Smith, van Lord Brougham, van Lord Macauley... Geluk met uw eeuwfeest, beste moei, en nog veel navolgende!
Iwan Gilkin, zegt Rosalie Jacobsen in de ‘Rassegna Internazionale’ van 15n Okt., is de vertegenwoordiger van het ‘Satanisme in de Belgische letterkunde’. Van toen hij nog kind was, zoo heeft Gilkin de schrijfster van het artikel verzekerd, voelde hij zich gedreven om de donkerste en heimelijkste hoeken van de schepping te doorsnuffelen. ‘Al wat het licht ontdook, trok hem aan; al de sombere en ongewone gedaanten van het leven baanden zich een toegang tot zijn binnenste; voor hem was het booze een spel van tegenstrijdige krachten, en met kunstenaarswellust vorschte hij onder de akelige oppervlakte naar het werken der onheilvolle machten in de natuur.’
Het oude Nederlandsche Lied. De 14e aflevering van Fl. Van Duyse's meesterwerk is verschenen. Worden o.a. besproken het welbekende: Des Winters als het regent; Daar kwam een meisje van Scheveningen aan, door Jan Blockx ingewerkt in zijn lyrisch zangspel De Bruid der Zee; Willen wij 't haesken jagen: Ic weet een Molenarinneken en Ik zat te spinnen voor mijn deur, dit laatste door Tollens nagevolgd.