| |
| |
| |
| |
Overzicht van tijdschriften.
Bijdragen tot de Geschiedenis, bijzonderlijk van het aloude Hertogdom Brabant
Bijdragen tot de Geschiedenis, bijzonderlijk van het aloude Hertogdom Brabant, uitgegeven door P.J. Goetschalckx, te Hoogstraten, bij L. Van Hoof-Roelans, komt uit sedert 1902, verschijnt maandelijks op 48 bladz. Prijs: 6 fr. 's jaars.
Wij hebben alleenlijk de tweede aflevering gezien, deze van Februari. Uit deze tweede aflevering en uit de wijze om de volgende aan te kondigen, besloten we dat we hier voor eene heel ernstige en belangrijke onderneming stonden. Tal van oorkonden zonder schijnbaar rechtstreeksch belang voor algemeene geschiedenis, waren bestemd om alhier aldaar bestoven, vereten en vergeten te worden: niettemin kon eensdaags iemand hoogst tevreden zijn ze ter hand te hebben. Daarbij, reeds nu in onze dagen is het, voor iemand die met zulke weerden bezig is, ten minste onaangenaam, om niet te zeggen onmogelijk, van dorp tot dorp, van huis tot huis daarna te gaan zoeken. Daarom besloot E.H. Pastoor Goetschalckx, wiens voorzichtigheid en gezag over dergelijke stukken bekend staat, alles te vergaren wat hij in dien zin, in en over Oud-Brabant vinden kon.
't Is dus eene uitgave van oorspronkelijke stukken en van afschriften. De wijze van uitgeven is deze van Z.E.H. Reusens in zijne ‘Analectes’. Is het ons toegelaten er bij te voegen: ‘met al de gebreken dus die uit dergelijke uitgaaf spruiten’? Honderden stukken dooreen. Steden en dorpen wanordelijk achter malkaar gesteld, met voor ieder vlek een stuk, of twee of drie stukken uit de XIIIe eeuw en ook uit de XVIIe eeuw. Aangaande elk stuk: weinig of geen beschrijving over uitzicht, versletenheid, grootte, zegelmerken, diplomatischen aard, gevaar van onechtheid, enz.... Nooit een woord over de vraag of 't stuk niet reeds heel of ten deele overgeboekt werd in cartularia, verzamelingen, geschiedkundige of andere werken. Nooit ook, dat 't stuk reeds hier of daar gebezigd werd. Gewis! Beschrijving van de verleeningsomstandigheden is niet genoeg. Eene groote zaak is 't, 't stuk te kunnen vinden in de Bijdragen; maar ook eene groote zaak is 't, op tijd en stond antwoord te vinden of te kunnen geven op eene menigte kleine bekommernissen die opstijgen als men die stukken gebruikt, b.v. in 't opmaken van eene geschiedenis.
Niettemin, een deel dezer bezwaren kunnen geheeld worden door 't bijvoegen jaarlijks van vele, omstandiglijke tafels. Hopen we dat ze zullen komen!
Nu, was het niet beter als uitgevingswijs, liever de voorschriften aan te nemen die uiteengedaan zijn in Commiss. rov. d'Hist. bull., Instructions pour la publication des textes historiques, 5-yi, 1896.
| |
| |
bl. 5-14 om wille der eenheid, ook omdat die voorschriften op de ondervinding berusten van geleerde vakmannen?
De Vlamingen hoeven niet ten achteren te staan of weerbarstig te schijnen in zake van redelijken en verstandelijken vooruitgang.
E.H. Goetschalckx en zijne verdienstelijke vrienden hebben durven eene deur instampen. Ze zullen, is 't hopen, ook niet beschroomd zijn meer dan den kop in geschiedkundige wetenschap binnen te steken.
| |
Onze kunst, 3.
Onze kunst, 3.
Max Rooses schetst met vaste hand De teekeningen der Vlaamsche meesters. De vaderlandsche school in de zestiende eeuw, Hiëronymus Bosch, Antonius' tentatie; van idem Boerendans (met afbeelding). P. Breughel, de oude, volgt met eene ‘Figurenstudie’ en een ‘landschap’. - Overzicht eener tentoonstelling van Hendrik Luyten; afbeelding: een drift koeien van achteren te zien; De Weduwe, Lentezang enz. ‘De tentoonstelling door Hendrik Luyten... ingericht mag het eerste feit van hoogere artistieke beteekenis heeten, dat dezen winter te Antwerpen heeft plaats gehad’, zegt P.B. Jr. - Fr. Coenen Jr. beschrijft het Museum Willet-Holthuysen te Amsterdam. Dán volgt Le Mont St-Michel van J.H.W. Leliman met verlichting.
| |
Het Katholiek Onderwijs, April 1902.
Opgemerkt: vervolg van De Opvoeding bij de Grieken in den Ouden tijd en van De Iran; een brief van Minister De Trooz er op wijzende dat de onderwijzers, aan wie de gemeente kosteloos eene woonst verschaft, gehouden zijn voor het huurgevaar juist als gewone huurlingen, en dat zij er dus alle belang bij hebben zich tegen het huurgevaar en ook tegen het verhaal der geburen te verzekeren; verder nog de redevoering uitgesproken door prof. De Ceuleneer in zitting van den gemeenteraad te Gent den 17 Februari 1902, betrekkelijk het godsdienstig onderwijs in de Gemeentescholen der stad Gent, en het begin van Bilan géographique de l'année 1901, door br. Alexis.
| |
Germania, Maart 1902.
Vervolg van Dr. W. Vallentin's Das Humane England waarin getoond wordt op welke onmenschelijke wijze de Engelsche soldaten zich in Zuid-Afrika gedragen ‘Was dem Britten völlig fehlt, das hat eben der Bure zu viel: angeborenes Humanitätsgefühl. Fast möchte man es dem Buren übelnehmen dass er jetzt noch, nach allem ausgestandenen Leid, nach allen von den Englischen Söldnertruppen verübten Bestialitäten, unter dem gewaltigen Druck der Notwendigkeit, mild und human geblieben ist und nicht anders handelt. ‘Voortzetting van O. Wattez' studie Germaansche Beschaving. Jef Hinderdael, zegt ons, ter gelegenheid van Heyerman's Op Hoop van Zegen wat hij denkt over 't tooneel. Het stuk heeft hem ter neer gedrukt, hij meent dat ‘achterbuurtspraak en achterbuurtmoraal ginder en niet op het tooneel thuis hooren.’ - Vervolg van Thelens In en om IJsland ‘De IJslanders behooren bijna uitsluitend tot de Luthersche geloofsbelijdenis. Er bestaat nog wel te Reykjavik een klein Roomsch Katholiek kerkje, vooral ten behoeve der Fransche visschers opgericht; het oefent echter maar weinig invloed uit... Nu, ijverige kerkgangers zijn de IJslanders doorgaans niet. Er heerscht in dit opzicht wel geen vijandig gevoel maar veeleer onverschilligheid.’ - Slot van Kraegers studie. Die Figur des Kindes auf der antiken Bühne.
| |
Vlaamsche Zanten, Maart 1902.
Opgemerkt: De Duiveldans, beschrijving eener oude print om de jonge lieden af te houden van den dans, met het lied onder aan gedrukt;
| |
| |
Driekoningsliederen en Uit het oude Sehoolleven, eene aanvraag in rijm van een postulant uit de vorige eeuw voor de plaats van onderwijzer te Belcele worden verder meegedeeld.
| |
Kunst en Leven. 1ste jaarg. 1ste afl.
De uitgever (Hoste te Gent) hoopt dat Kunst en Leven ‘voor Belgie worden zal wat The Studio voor Groot-Britanje, Die Kunst, Deutsche Kunst und Dekoration en Dekorative Kunst voor Duitschland, Art et Décoration en enkele andere uitgaven voor Frankrijk zijn, namelik: de verspreider bij uitnemendheid van degelike, in de eerste plaats eigene, d.w.z. Belgiese en Nederlandse, maar daarnaast ook vreemde kunst; de zorgvuldig opgestelde kronijk van de gezamelike artistieke beweging in deze nieuwe eeuw; de groote bestrijder van alle vooroordeelen, alle slenter, alle onvrijheid - kortom van al wat belet te ontspruiten - het nieuwe leven, te worden de nieuwe, door duizenden verwachte en betrachte kunst, hoogste en edelste verwezenlijking van het denken, voelen, willen van de nieuwe tijd.’ Pol de Mont, oud opsteller van De Vlaamsche School treedt op als hoofdredacteur van Kunst en Leven. Onze lezers weten dat de Vlaamsche School vervangen is door Onze Kunst.
Kunst en Leven vergeleken met Onze Kunst ziet er maar povertjes uit. De druk is wel verzorgd, maar de ingeplakte platen maken geenen goeden indruk.
Van Pol de Mont eene zeer waardeerende studie, goed geïllustreerd, over Theo Van Rysselberghe ‘een der onafhankelikste, fierste kunstenaarsnaturen uit onze gehele hedendaagsche kunstbeweging... De jonge meester stelt zich voor, zich voortaan meer uitsluitend dan tot heden op de beoefening van de schilder- en etskunst toe te leggen... Toch zou het te betreuren zijn, zoo hij voor goed afzag van de boekdekorasie, die hij voortreffeliker begrijpt dan de meesten en waarin hij van heden af dingen van blijvende waarde voortgebracht heeft.’ - A.J. Wouters schrijft over het tafereel, ter nagedachtenis van Mej. Euphr. Beernaert aan het muzeum te Brussel geschonken, en voorstellende het binnenzicht van de Jezuitenkerk te Antwerpen in de 17o eeuw. ‘Het stuk zijn we verschuldigd, meenen wij, aan de samenwerking van twee kunstenaars der Antwerpsche school, die beiden weinig bekend en wier werken uiterst zeldzaam zijn Het lijdt geen twijfel of de eerste, die 't bouwkundig gedeelte schilderde, is Willem van Ehrenberg; wij denken, dat Jerome Janssens de schilder is van de figuren.’ Een fragment De Bode van Ary Prins. Een stuk ‘letterkunde’. Oordeel: ‘Door winter-wind in heftig vlagen klaag-kraakten zwarte vocht-stammen met nat-donker mos op het uit de aarde glibber-wortelen, en ijzel-koude droppelen van jammer-knokke-takken, die dreig-arm-schudden onder het roet-rafel-vlieden van lage donkerheid door storm gereten, waarboven straf, grauw wolke-overspannen, dat niet te drijven scheen.’ Voorts rubrieken tentoonstellingen, boekbeoordeelingen en inhoud van tijdschriften!’
Waarom geene doorloopen de pagineering?
| |
Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidskunde te Gent. Opgemerkt:
In nr 9 van 't 9o jaar een redetwist over het behouden der huisjes aan St Niklaaskerk geplakt langs den kant van Klein Turkeije, alsmede eene mededeeling van M.L. Willems over een hekeldicht van 1678 tegen 10 leden van den raad van Vlaanderen die, na de overgave van Gent aan Lodewijk XIV, den 9 Maart 1678, den eed van trouw aan den franschen koning aflegden.
| |
| |
In 10e jaargang nr 1, de lijst der leden van de maatschappij, de vraag van M. Siffer om de Vrijdagmarkt te restaureeren en eene mededeeling van prof. Pirenne waaruit blijkt dat J. van Artevelde in zijne politiek met den koning van Engeland dien hij door de Vlamingen in 1340 als koning van Frankrijk deed herkennen, een voorganger gehad had in den persoon van Willem De Deken, burgemeester van Brugge (1328).
In nr 2 een verslag van prof. Dubois over Jan Kalf's Bijdrage tot de geschiedenis der Middeleeuwsche kunstweverij in Nederland.
In nr 3 eene mededeeling van Jonkh. Nap. de Pauw over een volksopstand te Gent in 1306.
| |
Handelingen der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, deel IV, 2e afl.
Van H. Coppieters Stochove Regestes de Thierri d'Alsace, comte de Flandre. Uit de voorrede: ‘Les pièces réunies par nous sont au nombre de 168, dont 46 originaux. Nous avons avant tout taché de résoudre la question de savoir si, pendant le règne de Thierri, il existait en Flandre une chancellerie organisée. Nous croyons pouvoir répondre négativement en basant notre opinion sur la dissemblance des actes tout au point de vue interne qu'externe’. Nog in de zelfde aflevering van A.R. Fayen La prieuré augustin d'Elseghem près d'Audenaerde et son Obituaire.
| |
De Banier. 1902. 4.
Het veertiende hoofdstuk der Genesis, door H.M. (Merkelbach).
Dit hoofdstuk handelt over den krijgstocht van Abraham tegen de Oostersche vorsten, die zijne geburen, de koningen van Sodoma, Gemorrha, Adama, Seboïm en van Bala, verslagen en zijn neef Loth gevangen genomen hadden.
De schrijver geeft van dit hoofdstuk eene keurige vertaling, volgens den hebreeuwschen tekst, opgehelderd met uitleggingen over persoonsen plaatsnamen.
Verder wederlegt hij met grondige bewijzen, vooral gesteund op de jongste ontdekkingen van wigvormige schriften in Assyne en in Egypte, de opwerpingen der hedendaagsche critici tegen het verhaal van Mozes.
De talentvolle verklaarder besluit, met recht, tot de historische waarde van gansch het kapittel XIV der Genesis.
Tot slot eindigt Prof. Merkelbach met het volgend woordje over Bijbeleritiek: ‘Wij, katholieken, zijn zeker dat de H. Schrift het woord is van God; en al wie daarvan ten volle overtuigd is, moet ook geen wetenschappelijk onderzoek, geene critiek vreezen. Hoe meer van de oudheid wordt gevonden, hoe meer men (zonder vooroordeel) de teksten doordringe, hoe hooger ook de waarde der H. Schrift zal uitschijnen. Alleen moeten wij subjectieve critiek verwerpen, en bedilling gesteund op een vooraf vastgesteld systeem van hetwelk men niet wil afwijken. Wij moeten echter gezonde critiek maken, om de subjectieve (hetgeen altijd niet gemakkelijk is) te wederleggen en te ontmaskeren.’
Wij mogen hier bijvoegen, dat deze verdienstelijke verhandeling, den 11 Maart, veel bijval vond in het bloeiend ‘Leesgezelschap’ van Hasselt.
| |
Christene school, 1 April 1902.
Aan te stippen: het begin van het verslag over de uitslagen der wet betrekkelijk het verplichtend lager onderwijs in Frankrijk door de hh. Belsire, De Schryver en De Bruyne. ‘Wij mogen te recht zeggen: Dat alle onderwijzers ons verklaard hebben dat de wet van 1882 op de verplich- | |
| |
tende schoolbijwoning slechts een ijdel woord is: un vain mot. En dat het reeds een 15 tal jaren is dat zij geenszins toegepast wordt.’
| |
Revue Générale, Maart 1902.
Ch. Dejace. ‘Vraagstuk over opvoedkunde betreffende de verandering van 't lager onderwijs.’
Schrijver bestudeert bijzonder het stelsel door M. Leygues aan de Fransche Kamers voorgelegd. Hij doet het voordeel uitschijnen der ‘public schools’ op de internaten. De leerlingen, ten getalle van 20 tot 40, wonen en studeeren bij eenen professor, wijl het collegie enkel de gebouwen der klassen bevat. Wat de humaniteiten aangaat, Jules Lemaître verklaarde openlijk in de Sorbonne: ‘Ce n'est pas aux Grecs ni aux Romains que nous devons la formation de notre coeur et de l'esprit. C'est à l'Evangile surtout et aux écrivains classiques de chez nous.’ - De verdeeling der studiën in twee kringen wordt vooruitgezet: een onderwijs zonder Grieksch noch Latijn, een tweede steunend op 't Latijn; in dit laatste begint met 't derde jaar de studie van 't Grieksch. Met den tweeden studiekring kunnen de leerlingen kiezen tusschen een onderwijs der nieuwe talen, Grieksch en Latijn of Latijn alleen met de wetenschappen. Ieder onderwijs zou tot de academische graden geleiden. - Ch. de Berkeley. ‘De Markies de Louvancourt.’ - L. Dupriez. ‘Over het ontwerp tot een koloniaal werboek.’ Er wordt bijzonder gewezen op de financiëele inrichting. Twee stelsels doen zich voor: ofwel versmelting van de belangen der kolonie en van 't moederland, ofwel volkomen scheiding. 't Is het stelsel van Engeland dat de Franschen ook grootendeels toepassen. - Henri Davignon. ‘Het eeuwfeest van Victor Hugo.’ - H. Primbault. ‘Fouché et Bernadotte’ - Georges Doutrepont. ‘Letterkritiek in Frankrijk in de 19e eeuw.’ De kritiek is geworden wat de geschiedenis geworden is, 't is te zeggen eene studie van mannen en tijden. De eeuw heeft eerherstellingen gedaan voor de middeleeuwen en de 16e eeuw. Na aanvallen in 't begin tegen de
17e eeuw is men terug, en meer dan ooit, tot de bewondering gekomen van Racine, wijl de eeuw van Voltaire daalt, dank zij Vinet vóór 1850, sinds '70 Taine, Brunetière, Faguet. Alle letterkunden werden bestudeerd, daarom juist geene heelemaal bemind noch krachttg verdedigd. Men is ‘opinioniste’ maar men wil noch oordeelen noch rangschikken. - Edg. de Ghélin. ‘Maatschappelijke kroniek.’ - Ed. de Roy de Bliquy ‘Congo en de nieuwe Afrikaansche ijzerwegen.’ - Emile Desprechins. ‘Poëzie.’
| |
La Fédération artistique, 12-24.
In 12 en 13 schrijft Van Ryn een verstandig artikel over de gebreken der Götterdämmerung en der toonkunst van R. Wagner in 't algemeen.
In 21. Wordt Verdi's Otello (in de Monnaie) besproken: ‘Il n'y a eu ni “tracs” ni “chats”, mais un manque total d'intelligence vocale’, zegt Van Ryn. In 22 verdedigt zich Vurgey tegen Ery, zeggende dat hij (Vurgey) niet zoo zeer ‘intellectualiste’ is als Ery eerst wel dacht. Art. L'autorité dans l'esthétique, waarin bepleit wordt dat de kunst steeds een objectief karakter zal bewaren.
23. Jos. Bos beoordeelt Le marquis de Meillon, 5 bedrijven van Landoy en de Vleeschhouwere; 2 bedrijven hadden gemakkelijk kunnen wegblijven. De muziek is ‘traitée dans le style polyphonique’, dikwijls ‘d'une écriture excellente’. ‘L'accueil a été très flatteur’.
24. Alph. v. Ryn beoordeelt Griseldis van Massenet. Het onderwerp vindt men deels terug in onzen Orphaen en de goede Lympiose, wier onder- | |
| |
worpenheid aan haren echtgenoot op de proef wordt gesteld, waarvan men ook in de Decamerone en bij Perrault kan lezen. Hier is de oude legende sterk gemoderniseerd, maar Massenet blijft steeds ‘le merveilleux orchestrateur’, al was de uitvoering zeer middelmatig. - Louis spreekt over de Libre esthétique, hoe Lautrec ‘a scruté en observateur implacable ces bas-fonds parisiens où le vice est une vertu et où se recrutent les meilleurs champions de l'armée des avariés’.
| |
Revue de l'art chrétien XIII, 1.
Revue de l'art chrétien XIII, 1.
La dernière peinture de Jean van Eyck door Weale en Helbig, met afheelding van het middenbeeld en deelen der luiken uit de St. Maartens-kerk te Iperen. De hoofdfiguren zijn bepaaldelijk van Van Eycks penseel.
| |
Durendal, Mars 1902.
Van Eug. De Mulder eene lief Paschenschetske, La Pie au Nids, dat er zou bijwinnen in een verzenkleed te steken. Am. Goffin in Le Centenaire de Victor d'Hugo herdrukt eenige bladzijden van eene zijner studiën verschenen in Jeune Belgique van 20 febr. 1897. ‘Après les belles musiques du Parnasse, une génération a grandie, nourrie d'un pain exaltant et amer, qui marchait sur les traces de Charles Baudelaire et célébrait Henri Beyle, plus avides d'études attentives et douloureuses que de grands mots sonores qui ne la grisaient plus.
Il semble, à présent, que les excès de l'étude du soi, des raffinements alambiqués de la psychologie et de l'analyse - et, aussi, le spectacle des effarantes originalités, des monstruosités autolâtriques qui se développèrent dans ce bouillon de culture, - nous aient donné la nostalgie du large, des grands espaces, de l'étendue...
Nous revenons, alors, à Hugo...’ - Vervolg van Georges Virrès roman Bonnes Gens dans leur Petite Ville. - G. de Golesco wijdt eenige geestdriftige bladzijden aan Le Crépuscule des Dieux au Théâtre de la Monnaie ‘la manifestation d'art la plus complète, la plus admirablement vivante et impressionnante, qui ait marque la fin de l'année dermère et le commencement de la présente.’ Andere meeningen hebben zich hieromtrent ook lucht gegeven. - Van A. C(uppens) in eene bespreking van K. Van den Oever's In schemergloed der morgenverte ‘Qui pourrait approfondir la passion de malheur qui tourmente nos jeunes? Les larmes des romantiques n'étaient que des larmes de crocodile à côté des leurs!
Elles coulent si abondantes ces larmes, qu'on commence à se demander si nos jeunes pleurnicheurs ne pratiquent pas un peu le truc de l'oignon.
Eh! mon Dieu! est ce que le sang rubénien, le sang flamand va tourner à eau?
C'est un fait que ces larmoyantes choses nous arrivent principalement d'Anvers, sur l'Escaut, depuis un temps.
Quels massacreurs de la joie de vivre nichent donc là-bas, qui nous donnent des jeunes poètes si larmoyants?’
| |
La Réforme sociale. 16 Maart 1902.
1. Les écoles professionnelles et ménagères de filles de la ville de Paris, door M. Duval-Arnould.
Schrijver stelt een onderzoek in over het ontstaan, de algemeene inrichting, het onderwijzend personeel, de leerlingen, het technisch en het huishoudkundig onderwijs, de begrootingen, de hervormingen en de bekomen uitslagen dezer scholen.
II. Le programme du Socialisme, collectiviste et les prochaines élections (eerste artikel), door Cazajeux.
Op klare en duidelijke wijze wederlegt de schrijver het valsche en
| |
| |
onhoudbare van het collectivismus waarvan Marx zich de stichter verklaart. Ook de volgelingen en aanbidders van Marx zijn niet gelukkiger in de verdediging van het collectivismus.
III. Gaston David betoogt dat de miskenning van alle gezag voortvloeit uit de niet erkenning van een hooger Opperwezen, van éen hooger Wetgever, van een God. - Priester Gremillet geeft eene beschrijving over Epinal, zijne ‘Imagerie’ en sociale inrichtingen. - Verder belangrijke mededeelingen, sociaal en politiek overzicht.
- 1 April 1902.
I. La réunion annuelle de 1902. - Le role social de la jeunesse. - Van 7 tot 12 Juni zal het 21ste Congres der ‘Société d'économie sociale’ te Parijs plaats hebben onder het voorzitterschap van René Bazin. Het Congres zal de rol der jeugd in al hare takken bestudeeren.
II. De Bruignac. - La mise en interdit dans l'industrie. - Elle se présente sous deux formes: Mise en interdit d'un établissement par un syndicat, c'est-à-dire, défense faite à ses membres d'y travailler sons peine d'exclusion. - Mise en interdit d'un ouvrier, c'est-à-dire défense faite à tout patron de l'employer sous peine de désertion de ses ateliers par les syndiqués.
Schrijver onderzoekt deze twee gevallen.
III. Les syndicats ouvriers, leur role et leur action; syndicats de combat, syndicats de travail, door Maurice Dufourmantelle.
Groot is hun werkkracht, machtig hun invloed. Schijver eindigt me den volgenden oproep tot de werklieden. ‘N'écoutez pas les agitateur s qui font leurs affaires par la politique au lieu de faire une politique d'affaires. La guerre sociale est une chose impie et la haine est stérile. Ne vous nourrissez pas de chimères enfiévrées, viande creuse et malsaine, qui corrompt sans assouvir. Allez aux groupements sérieux, aux syndicats de travail et de paix à ceux qui ne veulent pas des luttes infécondes et destructives, mais qui veulent le progrès et l'amélioration de votre condition par la pratique des accords réfléchis, par le développement des institutions de prévoyance et de mutualité, et par l'épanouissement de la véritable solidarité humaine.
Vous pouvez être assurés qu'à la chaleur de cette sagesse facile, vos foyers s'éclaireront d'une lueur plus vive et s'empliront d'une aisance plus grande, en même temps que vous aurez conscience d'avoir été de bons et utiles citoyens!’
IV. Le programme du socialisme collectiviste et les prochaines élections (vervolg en slot) door J. Cazajeux.
De volgelingen van Marx zijn er niet toegekomen om hunne gewijzigde theoriën aannee nlijk te doen maken.
Wij moeten uit al onze krachten het socialismus verstooten omdat het een aanslag pleegt op den privaten eigendom, den vrede en orde der maatschappij verstoort en ondermijnt.
V. Civilisation et Religion, door Henri Mazel (dialoog).
VI. La statistique des grèves en 1899 et 1900, door Alfred des lilleuls.
| |
Revue de Belgique. Aflevering 3-15 Maart 1902.
Wilmotte wijdt een artikel aan den onlangs overleden Charles Potvin, die zich als liberaal polemieker, vaderlander, geschiedschrijver en dichter onderscheidde.
Albert Giraud behandelt Victor Hugo als lyrieker en epieker.
H. Speyer stelt een onderzoek in over het bestuur in den Congo
| |
| |
Den koning behoort de wetgevende macht; doch het Parlement moet een waakzaam oog houden op de openbare schuld en op de rechterlijke instelling.
Nestor Outer beschrijft ons een rechterlijk onderzoek in Kabylie.
S. Fredericq eindigt zijn ‘Reisje in Zwitserland’.
Verder letterkundige, dramatische en politieke chrouiek.
| |
Revue de l'Université de Bruxelles. Maart, 1902.
Maurice Vauthier. La volonté du Peuple. ‘Alle macht gaat uit van het volk’. Dit was Frankrijks leuze in 1789, en ook staat dit beginsel in onze grondwet geschreven. Doch hoe moet men die macht verstaan? Ze moet geleid en beteugeld worden. Hoogere beginselen moeten den wil des volks beheerschen. Schrijver ziet ze soms over het hoofd.
Georges Cornil. La Réforme de l'Enseignement secondaire en Allemagne.
Het hoofddeel van het middelbaar onderwijs moet zijn: multum non multa; de degelijke vorming van geest en hart. Doch welke vakken zullen het verstand het meest ontwikkelen? ofwel de klassieke oudheid, ofwel de wetenschappen, ofwel de levende talen? Of moet er volkomen vrijheid bestaan?
Doch de verscheidenheid van vakken schijnt het meest geschikt om voor hooger onderwijs vatbaar te worden. De student, na keuze van een speciaal hooger onderwijs, kan dan zijne middelbare studies voltrekken met het oog op zijn einddoel.
Henri Micheels. Etude d'architectonique végétale. - Généralités sur les matériaux et les principes de construction.
Verder varia's, waaronder een artikel over Hoogeschooluitbreiding en een uittreksel uit l'Européen: Evêques et professeurs, om te bewijzen dat eene Katholieke Hoogeschool niet op de hoogte kan blijven van wetenschappelijke ontdekkingen. Dit zijn bewijzen van Oostenrijksche professors, in bescherming genomen te Brussel.
| |
Etudes. 5 Mars.
Autour d'une liberté: la loi de malheur (P. Castillon). Geschiedkundige studie over de bekende Belgische wet van 1879, die eene echte ongelukswet was niet alleen door hare ongodsdienstige strekkingen, maar bijzonder door hare msatschappelijke gevolgen: tusschen twee nationale partijen groef zij breeder en dieper den afgrond die hen scheidde. Eene les voor Frankrijk! - Remarques sur l'éducation du sens religieux (H. Brémond). Eenige opmerkingen nopens het antwoord op de vraag: ‘on veut rendre religieux un enfant; que faire?’ Het denkbeeld van God ‘zakelijk’ maken; den geest van het kind met geene afgetrokken gedachten voeden; verveling en aangenomen spreekwijzen voor het kind minder vatbaar zorgvuldig vermijden in de lessen van godsdienst; geene lange omwegen om God te genaken: de volwassen man wil eene redeneering, het kind voelt de waarheid; verhalen en sprekende beelden gebruiken. - L'Enseignement libre, (vervolg) invloed van den leerling op familie en vrienden; leerstelsel der kloosterorden. - Vervolg van: la dette Française et ses origines depuis le Directoire; le général Bertrand; l'alternative philosophique.
- 20 Mars.
Le Christ de Mr Harnack (L. de Grandmaison). Een soort van instinktmatig gevoelen schijnt de stoutste protestantsche godgeleerden te drijven tot het bestudeeren van den oorsprong der kristelijke leering;
| |
| |
zij onderzoeken die minder onder geschiedkundig oogpunt dan wel als kristenen, begeerig dien naam van kristenen te behouden, bekommerd eens wel vast te stellen wat er, na eene eeuw van verdelging en vrij onderzoek, nog overblijft van het oud theologisch gebouw; zij teekenen, om zoo te zeggen, de kaart der gewesten eerbiedigd door den vloed des Twijfels en der Loochening: De met overstroomde landstrook is zeer eng; met een bijna roerende inspanning trachten zij te bewijzen dat ze nog plaats genoeg biedt tot het optrekken van een kristelijk leven dien naam weerdig. De naam van Mr Harnack klinkt zeer hoog op theologisch gebied; het jongste schrijven van dien liberalen godgeleerde vat bondig samen het moderne protestantsche godsdienststelsel. Wij kunnen hier in geene volledige samenvatting treden van zijn werk; slechts eenige opmerkingen: de Christus welke hij ons voorstelt voldoet niet aan de godsdienstige vereischten der menschelijke ziel; uit de feiten zelve der geschiedenis haalt hij geene gevolgtrekking; hij plooit ze tot een vooraf opgebouwd stelsel; zonder gevestigd te zijn nopens den persoon zelve van Christus kunnen de hoofdbestanddeelen van den Kr. Godsdienst niet vastgesteld worden. - Autour d'une liberté, II l'Episcopat Belge (verv.). - Les Formes du Socialisme (L. Roure). Marx en zijne volgelingen. Un chrétien, homme de lettres et critique (V. Delaporte) over Nettement.
| |
Noord en Zuid.
Noord en Zuid. 1 en 2.
J.E. ter Gouw handelt over eten, drinken en rooken, toegelicht door oude kluchtspelen. - Molenaar bespreekt sommige artikelen van het ‘Woordenboek’. - Hobma, over Samuel Caster, bl. 32 vlg., waarin de oneenigheid tusschen Rodenburg en Coster wordt geschetst bij de gronding der Academie en de handhaving der Oude Kamer. 3. Eene studie over Refreinen van A.S. Kok, heeft historische belangrijkheid. - Molenaar geeft, als boven: Bloemlezing uit het Woordenboek der Nederlandsche taal (bl. 150) eer toevoegsels dan kritiek. - J.R. geeft staaltjes van ‘moderne poezie’, getrokken uit ‘Witte nachten’ (!) van den dichter (?) H.C.A. Van Booven; b.v.
Die van uit-velen-de-lief-belofte.
De zachte wacht van ziele weenen.
mijn Heel-Schoon-Zoet gegeven!
| |
Caecilia.
Caecilia. 4, 5, 6.
Tschaikkowsky, door Van Zuylen van Neyevelt. - Brieven uit België, enz.
| |
De Katholieke Gids. April, 1902.
Van A. op de Laak begin van een goed vulgarisatieartikel De Hanza. - Neofitus geeft het slot van zijne reeks artikelen over de ritueele moord bij de Joden. Hij besluit dat het ‘zonneklaar blijkt dat de ritueele moord bestaat; dat het christenbloed gebruikt wordt bij verschillende godsdienstige plechtigheden der Joden en vooral bij het Paaschfeest.’ Verder verzen en politiek overzicht.
| |
De Hollandsche Revue, 25 Maart 1902.
Aan te stippen onder de rubriek Wereldgeschiedenis: de strijd der Russische studenten tegen den Russischen pottentaat; het schrikbewind in Turkeije; hoe Duitschland zijne nieuwe koloniën (Karonnen - Mariannen- en Palao-erlanden en Duitsch Samoa) bestuurt; en onder de rubriek
| |
| |
Belangrijke onderwerpen: Oost-Indische dames en heeren uit den tijd der Compagnie; het lepragevaar in Oost-Indië. - De karakterschets is gewijd aan Alfred Nobel, den dynamietkoning, naar aanleiding der studie van Prof. Henry verschenen in de Revue des Questions scientifiques. - Als boek van de maand: Levensgang van I. Quérido, ‘een boek van rauwe, scherpe, bittere realiteit... een poging - hoewel niet een in alle opzichten geslaagde poging - om “groote” kunst te leveren.’
| |
Van Onzen tijd. Maart, 1902.
E.H. Binnenwiertz wijdt eenige zeer waardeerende bladzijden aan pater B. van Meurs, minder geschat door de ‘hooggestemde letterlievende kringen, voor welke Bilderdyk altoos doch de dichter blijft en de meester’. - Voor Maria Viola is Royaard geen volmaakt Vondelzegger; zij meent dat Bouwmeester, ‘minder mondain, minder dandy-achtig, minder gedistingueerd misschien, maar warm-bloediger van temperament, stoermannelijker van volle breede bewogenheid door kerniger zegging statiger plastiek en grootscher structuur (zou) verleenen kunnen’. - Cornelis De Moor, schrijft Th. Molkenboer, is een schilder ‘die er naar streeft met zijn lijnen en kleuren gedachten uit te drukken’. Hij is van dezen die ‘recht tegen den stroom van gedachten- en geesteloosheid van onze moderne Hollandsche uiterlijkheids-schilderkunst in, naar de uitbeelding van meer innerlijke fraaiheid streven, hun geest en gedachten geven, ruim zoo fraai en zoo der moeite van afbeelding waard, als de groezelige kleurenpracht van wat onder onze dompige Hollandsche atmosfeer het uiterlijk der dingen lijkt’. - In dit nummer ook verzen van C.R. De Klerk en Albertine Smulders.
| |
Vragen van den Dag. April, 1902.
In Dr. A. Kuyper en het Calvinisme in religie en Staatkunde, wordt de Calvinistische richting van den Nederlandschen Minister van binnenlandsche zaken objectief aangeduid. - Civihs geeft het slot van zijn Lectuur voor jongens: een overzicht van oorspronkelijke en vertaalde boeken die wel niet alle, meenen wij, als geschikte jongenslectuur mogen doorgaan. - Van Dr H. Blink: De nadeelige gevolgen der onpaedagogische regeling van ons middelbaar en hooger onderwijs voor een gezonde ontwikkeling der natie.
| |
Neerlandia, Maart 1902.
Over het doel der Nederlandsche Congressen is heel wat getwist geweest in dezen laatsten tijd. Neerlandia meent dat het hoofddoel blijven moet wat prof. Spruyt schreef in 1893: ‘Hoogst wenschelijk is het dat er gelegenheden bestaan waarbij degenen die belang stellen in de toestanden van verschillende landen, waar de Nederlansche taal gesproken wordt, elkander ontmoeten en door persoonlijken omgang de eenzijdige voorstellingen verbeteren die een kennismaking door brieven en gedrukte stukken altijd geven moet’. - Het taalparticularisme der Vlamingen, artikel ove genomen uit het Vaderland van 24 februari, waarin gewezen wordt op de noodzakelijkheid van eene beschaafde omgangstaal. Het artikel is natuurlijk op zijn Hollandsch.
| |
Het Nieuwe Dompertje.
Het Nieuwe Dompertje. Katholiek maandschrift, uitg. Stokvis, 's Bosch. - Meert, 1902.
- Maçonnieke Biecht, door Jac. P. van Term. Vervolg eener bijdrage over de Nederlandsche Vrijmetselarij, die, schijnt het, geen tijdstip van bloei beleeft. - Het woord ‘Gilde’, door J.F. van Zeyl. Etymologische uitleg van dit w. - De Wonderkunsten der Fakirs, door Rich. Garbe. Vervolg van een alleszins lezensweerdig art. uit het
| |
| |
Hgd. vertaald. - De Vestaalsche Maagden, door Dr. A. Smits. - Mooie Namen, leelijke Dingen, door C. van Haastert. Eilaas, ja, wat laat onze eeuw zich bedriegen door tal van holklinkende woorden! - Schrijversleed, door Jac. P.v. Term. Carnaval in Limburg, door S. Boyen Jzn. - Goddelijk Lijden, sonnet van R. - Sint Jozef, sonnet van Zr.
| |
De Nieuwe tijd, Amsterdam. Maart, 1902.
J. Saks, de Pionieren van Bussum. - A. Braun, De Achturendag. - Ed. Polak, de Toestand en de Arbeidsvoorwaarden der Leerlingen en Jonge arbeiders in Nederland. - H. Spiekman, arbeidersbeweging. - H. Spiekman, De toestand der arbeiders en de arbeiderswetgeving. - H. Roland Holst, Beginsel en Praktijk. - J. Saks, Naar Rechts of naar Links?
| |
De Gulden Winckel. Maandschrift van de boekenvrienden in Groot Nederland. 1ste jaarg. Maart 1902.
Wij ontvingen enkel het 3e nummer van dit nieuw tijdschrijft hoofdzakelijk aan bibliographie gewijd.
Van Marten Rudelsheim een artikel over Julius Vuylsteke. ‘Bij de beoordeeling van zijn werk, moet men vooral den indruk van het geheel ondergaan. Men moet het beschouwen als een gebouw, waarvan de verhoudingen wel niet altijd bewaard zijn, waarin hier wel eens een deur, daar ook soms een raam scheef staat, doch dat in zijn groote lijnen toch tot het gevoel spreekt.... Als de Studentendichter zal hij in onze letterkunde niet worden vergeten.’ - Portretten van J. Vuylsteke, J. van Lennep, prof. Haeckel en Henri Borel. - Er wordt eene bladzijde meegedeeld uit Nacht-Silene van Marie Marx-Koning en uit Leliane van Henri Borel. Voorts boekbespreking en letterkundig nieuws.
| |
De Gids, April 1902.
De badgast, een schetske van C.K. Elout, niets bijzonders. - In De Evolutie in nieuwe banen, schetst prof. Hubrecht de wijzigingen welke het evolutie-begrip in de 19e eeuw heeft ondergaan, van af de Lamarck's Philosophie Zoologique langs Darwin en Weismann tot aan de proefondervindelijke onderzoekingen van Hugo de Vries. - Begin eener studie van Prof. R.C. Boer over Wagner's bronnen, waarin schrijver nagaat hoe de Ring der Nibelungen ontstaan is, wat de kunstenaar van anderen geleerd heeft en wat zijn eigendom is. - De tocht der ‘Belgica’ met kapitein de Gerlache naar de Zuidpool in 1897 opent eene tweede groote periode van het Zuidpoolonderzoek, dat ruim ééne halve eeuw gesluimerd had. Dr. J. Mar Ruys schetst de expeditie en de wetenschappelijke gevolgen die zij gehad heeft; daarna bespreekt hij de kleine Engelsche expeditie onder leiding van den Noor C.E. Borchgrevinck en de internationale Zuidpool-onderneming. Schrijver besluit dat vóór nog onze eeuw twee jaar ouder zal zijn vele onderdeelen van het Zuidpoolvraagstuk hunne oplossing zullen gevonden hebben of toch zeker die oplossing zeer nabij zullen zijn gekomen. - Prof. Maur. Wilmotte uit Luik zal binnen kort te Parijs een werk uitgeven: La Belgique politique et Morale (1830-1900). Een hoofdstuk hiervan wordt hier opgenomen: Een liberaal Belgische Minister Charles Rogier waarin gewezen wordt benevens op 't karakter en de politiek van Rogier, op de revolutie van '30, 't karakter en de politiek van Leopold I en 't opkomen van 't liberalisme. ‘In België was het liberalisme volstrekt geen nieuwigheid. Als algemeene theorie opgevat, vindt men het, in kiem, in de ordonnantiën van Jozef II
| |
| |
en in meer dan één politiek besluit van Koning Willem I. Als dagelijksche praktijk beschouwd, was het even oud als de lokale vrijheden en als de gewoonten en gebruiken der Zuid-Nederlandsche Provinciën. Mirabeau had, in 1789, tot de Luikenaars kunnen zeggen, dat zij niet te benijden hadden aan de Franschen die zoo pas de Bastille hadden ingenomen. De privilegiën der Vlaamsche, Brabantsche en Henegouwsche steden klommen, voor het meerendeel, op tot aan de eeuwen der feodaliteit. De vrijheid was geen ijdel woord; de burgerlijke vrijheid was een feit; en wat de politieke vrijheid betreft, is deze niet reeds in de XVIe eeuw te Luik tijdelijk afgekondigd geweest? Ongetwijfeld bezat de geestelijkheid veel rijkdommen en grooten invloed; maar haar macht was, in de oogen eener vrome menigte, volstrekt geen onderdrukking; integendeel verzette die menigte zich, met haar, tegen de Voltairiaansche filozofie van Jozef II en tegen de pogingen tot protestantiseering van Willem I; toen de opstand van 1830 uitbarstte, sloot dezelfde Klerus er zich hartelijk bij aan. - De letterkundige kroniek is gewijd aan het 2e deel van Potgieters brieven aan Cd Busken Huet. De geschiedenis van het uittreden van Potgieter en Huet uit den opstel van De Gids wordt hier verklaard door het meedeelen van uittreksels uit brieven van Mevr. Bosboom-Toussaint aan Potgieter, die een aardig kijkje geven in de Haagsche hofkringen van die dagen.
| |
De Economist. Maart, 1902.
I. De oorsprong der meerwaarde door M.S. Van Schouten. - Een klaar onderzoek over de factoren die de meerwaarde bevorderen.
II. Nederland en Duitschland aan de Eems door G. Mesdag Jacz (IIe vervolg). Schrijver geeft een historisch overzicht over de haven van Delfzijl, bespreekt het nieuw ontwerp der haven in verband met Emden, Amsterdam en Rotterdam.
III. Invoer van meel en tarwe. Door de vereeniging van Meelfabrikanten (met naschrift door Mr M. Mees).
De Heer Mees heeft meermaals over dit vraagstuk gehandeld en werd bij vergissing te recht gewezen door de Meelfabrikanten. Zijn naschrift ziet nog eenige gewichtige punten over het oog.
IV. De Internationale geldmarkt door C. Rozenraad.
V. Economische Kroniek.
Suikerconferentie. - De gevolgen der suikerpremies. - Jachtwet. - Werkstaking. - Graanrechten in Duitschland. - Duitsche ongevallen, statistiek.
VI. Handelskroniek.
Goedkeuring eener overeenkomst met de Kon. West-Indischen maildienst. - Staat der Nederlandsche koopvaardijvloot. - Scheepsbouw in Nederland in 1901. - Aanloopen van de gesubsidieerde stoomschepen van den Norddeutschen Llyod te Rotterdam. Normaliseering van den Boven-Rijn. - Bevoordeeling der Duitsche Zeehavens door bijzondere spoorwegtarieven.
| |
Das litterarische Echo, 15 Maart.
Van den Volksschriftsteller eischt J. Gillhoff ‘Heimatkunst’: un het volksleven gegrepen stof; ware, eenvoudige, aanschouwelijke volksche voorstelling. Die gaven roemt hij o.a. in Fr. Polack, L. Kreutzer. - R. Weitbrecht wijdt een schets aan 't karakter en de werken van H. Steinhausen, best bekend door zijn in kroniekstijl geschreven histor. roman Irmela (1880). - Dr. Käthe Schirmacher bespreekt Vier französische Schulromane, die de jammeren van het Fransch
| |
| |
onderwijzersleven schilderen; K. Strecker de jongste Ibsen-Litteratur; H. Bethge een stapel Novellenbucher; M. Meyerfeld Helene Richter's werk over Th. Chatterton, Ein Dichterknabe. Voorts, andere boekbeoordeelingen; nog: de gewone letterkundige brieven uit verschillende landen, enz.
- 1 April.
O.F. Walzel geeft een belangwekkend overzicht van de nieuwste Schweizer Alpenromane o.a. van die van Wilhelmine von Hillern en van Ernst Zahn. - Karl Storck geeft verslag over de letterkundige werkzaamheid van Jung-Elsass. - Die Karl-Johanstrasse, Noorweegsche roman van H. Jäger, besproken door C. Moeller; ein Japanisches Drama, Sikura Sogo, van Takeshi Kitasato, besproken door J. Frapan; Neues über Jean Paul (L. Geiger); Weltgeschichtliche Litteratur (H.F. Helmolt) en andere berichten over letterkunde uit Duitschland en uit den vreemde.
| |
Zeitschrift für Chr. kunst
Zeitschrift für Chr. kunst, 12.
Paul Schubring. Die primitiven Italiener im Louvre, met afbeeldingen naar Giotto, Cimabue, Gaddi, di Fredi, Lorenzetti, enz.
| |
Anzeiger des germanischen Nationalmuseums IV.
Anzeiger des germanischen Nationalmuseums IV.
1. Chronik. 2. Zuwachs b.v. schoon porselein. 3. Geschenke, en 4 eene menigte Ankäufe van allen aard. - Fritz Schulz schrijft een leerrijke studie over ‘mittelälterliche Holzplastiek’ in Sleeswijk-Holstein, met eene menigte afbeeldingen en biographische bijzonderheden. Met het woord ‘Mittelalter’ moeten wij het zoo nauw niet nemen, hier althans klimmen wij niet hooger op dan de 16e eeuw. - Die Bekerung St Pauli is een spel van Joh. Struthius, uit de 2e helft der 16e eeuw, dat hier nader bekend wordt gemaakt. - Otto Lauffer bespreekt eene boogst belangrijke beschavingsgeschiedenis van Pommeren (178, vlgg.)
| |
Literarische Warte.
Literarische Warte. Monatschrift für schöne Literatur, München. - 3e Jahrgang, Heft 5; Februari 1902: Otto Hauser zet zijne studie voort over die hollandische Lyrik von 1880 bis 1900. Hij gewaagt eerst van Pol de Mont, die, ‘in zijn eersten tijd, meer nog dan Jacques Perk, onder Duitschen invloed stond’; daarna van Helene Swarth. In een katholiek tijd-chrift zoude ik wat meer wenschen dan 't ophemelen van beider dichtvorm. Schoonheid die ten verderve des herten strekt, dient zoo niet volmondig gedoemd, dan toch maar voorwaardelijk geprezen. - Zwischen Nacht und Tag. Ein Straszenbild von M. von Ekensteen-München. - Stimmen aus dem deutschen Dichterwalde, von Hans Eschelbach-Köln. In bespreking komen eerst de gedichten van Stefan Rónay, een Duitsch priester die, in 1893, in den ouderdom van 53 jaren overleed. De uitgave geschiedde door de zorg van 's dichters zuster in 1901. ‘Selbst protestantische Zeitschriften sagten, dasz die Behauptung von der geistigen Inferiorität des Katholizismus durch die Bedeutung dieses Mannes zu schanden gemacht würde.’ - Van Christian Schmitt's ‘Neue Gedichte’ luidt het: ‘Sch. hat ein feines Gefühl für die Form, ein klares Auge fur die Schönheiten der Natur und ein warmes Herz für sein engeres und weiteres Vaterland.’ Andere uitgaven van minder gehalte daarlatend, melden wij enkel nog: ‘Opfer der Liebe’, ‘ein Dichter, beziehungsweise eine echte Dichterin’, die onder den deknaam T. Resa schuilt. ‘Die Dichtung verteidigt mit flammenden Worten die unglücklichen Opfer der Liebe: Mutter und Kind.’ Op het einde wordt ons ook nog Otto Bräunlich's ‘Perlen deutscher Dichtung’ warm aanbevolen,
‘eine wahre
| |
| |
“Fundgrube für jung und alt”; doch weinig goeds wordt er gezeid van Fr. Wegener's “Dornröschen”. - Onder de rubriek Deutsche Lyrik volgen dichten van J. Kaltenböck, R. Stäger, Fr. Castelle, F. Walden, Ch. Flaskamp. - Herman Suderman als Romancier wordt besproken door C. Conte Scapinelli-München: “Wie bei allen kräftigen Naturen sind auch die Sudermannschen Kraftnaturen brutal und sinnlich angelegt, ehrlich kämpfen sie gegen ihre Leidenschaften, und doch unterliegen sie in den meisten Fällen. Sinnlich und schwül sind die Sudermannschen Romane, aber in dieser brutalen, offenen Sinnlichkeit steckt weniger Verderbtheit als in jenen versteckten, nervenkitzelnden Romanen der Hypermodernen... Er ist unter den lebenden deutschen Romanciers sicherlich der gröszte.” - Später Herbst, Szene von Paul Keller-Breslau’. - P. Ansgar Pöllmanns ‘Sonnenschein’, besprochen von C.M. Hamann: ‘Ich will es gleich sagen: Das Buch verdient seinen Namen. - Neue Uebersetzungsliteratur, besprochen von Max Wundtke, waaronder ‘Herbstfäden, aus dem Niederländischen von Melati von Java’. - Ah. Lohr beoordeelt Ph. Witkops ‘Ein Liebeslied’: ‘Schlägt man Witkops Gedichtwerk auf, so tritt einem überall der echte, herzerfrischende, wahrhaft katholische Idealismus entgegen. ...Deshalb finden sich bei Witkop auch fast immer die drei Faktoren vereinigt, die zu einem wirklichen Liede erforderlich sind: Empfindung, Auschauung und Melodie.’ - Dan volgt de zaakrijke rubriek Zeitschriftenschau, von M.v. Heidenberg; Kritische Umschau, waarin gewag gemaakt wordt van Prinzess Maleen, van
Maur. Mäterlinck, ins Deutsche übertragen von George Stockhausen: ‘Eine Poesie, kaum zu greifen, Menschen, die nicht erdgeboren sind, das Produkt einer unaussprechlich zarten, nervös schaffenden Phantasie. Das ist die Prinzess Maleen!’ - Mitteilungen, enz.
- Maart 1902. Heft 6: Kritische Gänge, von Karl Storck-Berlin: Die Angst vor dem Schamgefühl; - Volkskunst oder Pöbelkunst? - Das Wesen der österreichischen Literatenseele, enz. - Victor Hugos ‘Esmeralda’: ein kritisches Referat von Alb. Sleumer: ‘einer der schlimmsten Angriffe auf die Religion, die Sittlichkeit und auf jede soziale Ordnung, ja auf jeden Glauben und auf die Gerechtigkeitsidee einer ganzen Nation’. - Deutsche Lyrik, bijdragen van A. Trabert, J. Fritzen, V. Wieman, J. Schweiker, Fr. Trück. - Neue Erzählungsliteratur. Carl Conte Scapinelli bespreekt vooreerst de verhalen van P. Osk. Höcker, vooral zijn ‘Letzten Flirt’: ‘Er fehlt ihm vor allem das Fesselnde, es fehlen ihm die starke Handlung, die plastischen, gröszzügig angelegten, nicht allzu komplizierten Charaktere.’ - Van Arth. Achleitner wordt getuigd: ‘Er ist eine durchaus ausgesprochene Individualität, ein Schriftsteller durch und durch.’ - Als er gestorben... Novelle van Fred. Brücker. - Gedicht-Cyklus, von A. Jacobs: Bei meinen Rosen; - Mein Mütterchen; - Mein Heim; - In der Dämmerung; - Einem Kinde. - Die holländische Lyrik von 1880 bis 1900. Literarische studie von Otto Hauser. Voortzetting van vorige bijdragen. Over Willem Kloos. - Neue Frauenlyrik. Essay von Hamann-Göszweinstein. Eerst wordt besproken de dichtbundel Herbst, van Miriam Eck: ‘Goldene Früchte schauert hier der Lebensbaum der Muse auf uns hernieder. Seltene Früchte: von glühender Sonne gereift, das Aroma durchaus eigenartiger subjektivität aushauchend.’
Min gunstig wordt beoordeeld Einkehr, van M. Herbert, en over Abendgluten, van L. Rafaël wordt gezegd: ‘Gewisz steht sie mit dem vorliegenden Werke auf der Höhe ihres Könnens’. - Maximilian
| |
| |
Schmidt, Literarisch-biographischer Essay von A. Dreyer (aus München). - Kritische Umschau, Romane und Novellen, Epen, Lyrik, Märchen, Varia.....
J.M.
| |
Deutsche Rundschau. April. 1902.
I. Friedrich, Groot-Hertog von Baden, bij zijn vijftigjarig Regeeringsjubileum, 1852-1902, door Professor Lorenz.
II. Vice-Mama. Het slot eener humoristische vertelling door Enst von Wildenhuch.
III. Entstehung und Bedeutung groszer Vermögen, door Richard Ehrenberg. De Gebroeders Siemens.
IV. Johann Gustav Droysen en Felix Mendelssohn-Bartholdy, door Professor Droysen (I).
V. Deutsche Cultur in den Vereinigten-Staaten und das Germanische Museum der Harvaid-Universität, door Prof. Kuno Francke.
VI. Der Roman in der altchristlichen Literatur, door E. Von Dobschütz.
VII. Jan Van Eyck, door W. vou Seidlitz.
Een heel belangrijke studie over Van Eyck's talent en richting.
VIII. Politiek en letterkundig overzicht.
| |
Documente des Socialismus
Documente des Socialismus, herausgegeben door Ed. Bernstein.
I. Bibliographie des Socialismus.
A. In de Hoogduitsche taal.
Calwer, Richard: Arbeitsmarkt und Handelsverträge. Frankfort, van M., 39 bl. 8o.
Gumplowicz. Dr. Ladislaus: Nationalismus und Internationalismus im XIX Jahrhundert. Berlin, 56 bl. 8o.
Gurewitsch, B.: Die Entwickelung der menschlichen Bedurfenisse und die sociale Gliederung der Gesellschaft. (Staats- und Socialwissenschaftliche Forscherungen, herausgegeben von Gustav Schmoller). Leipzig, 129 bl. 8o.
Handel und Wandel, 1901. Jahresberichter über den Wirtschaftsund Arbeitsmarkt. Herausgegeben von Richard Calwer. Berlin-Bern, 350 bl. 8o.
Hertz, Friedrich: Recht und Unrecht im Boerenkriege. Eine historische politische Studie. Berlin, 150 bl. 8o.
Révai, Samuel: Grundbedingungen der gesellschaftlichen Wohlfahrt. Leipzig, 692 bl. 8o.
B. In de Fransche taal.
Jaurès, Jean: Etudes Socialistes, Parijs, 274 bl. 8o
C. In de Nederlandsche taal.
Quack, H.P.G. De Socialisten. Personen en Stelsels. Uitgave in zes deelen. Amsterdam, 8o.
II. Aus der Geschichte des Socialismus, J.-B. Von Schweitzer gegen Karl Vogt (1859). - Robert Owens project einer Hauswirt schaftsgenossenschaft. - Der Grundtext zu Gerhart Hauptmanns Webern. - Gevolgd van: ‘Lied der Weber in Peterswaldau und Langenbielau. - Das Blutgericht.’
III. Urkunden des Socialismus. Hier volgen de princiepen die gestemd zijn op het Congres der Fransche Socialisten te Tours, met het hervormd program.
IV. Overzicht over Socialistische Tijdschriften.
| |
La Quinzaine, 1 Maart 1902.
Henri Welschinger: Un supplément aux pensées et aux souvenirs du prince Bismark.
| |
| |
F.F. Montrézor: Vraie ou fausse monnaie (V).
Charles Duhan: Les astres sont-ils habités?
Die vraag is hier gesteld voor de redelijke schepselen alleen. De schrijver beweert dat zulk stelsel in tegenstrijding is met de gansche christenleer en ware het bewezen door de wetenschap, dan zou ons geloof geene waarde meer hebben. Maar hoe redeneert de wetenschap: De sterren zijn bewoonbaar, dus bewoond.
Doch buiten de wetenschap is er eene reden die men vooruitzet om de noodzakelijkheid van het ja op de bovengegeven vraag te doen uitschijnen. Het heelal scheppen met zoovele bewoonbare sterren en toch maar den zoo geringen wereldbodem bevolken is tegen de wijsheid Gods. Wij kennen, zoo antwoordt Duhan, het plan en het doelwit van Gods werken niet en mogen dus op zulke beweegredenen niet steunen.
Het blijkt dus dat de vraag niet opgelost is, tenzij dat zulke oplossing het gevolg zou zijn van een wijsgeerig stelsel, maar, en dit is het besluit, een wijsgeerig stelsel is slechts eene onderstelling waard.
Ch. Florizoone: La Légende de St. Martin.
R.P. Baudrillart: La femme et le travail.
Dit artikel wil een bundel aanbevelen: Sur le travail, wier Poolsche schrijfster het werk in eere tracht te brengen bij de Poolsche vrouwen, tot heropbeuring van hunnen staat. Drievoudig is de aanleg van den mensch, drievoudig moet 's vrouwen werk zijn: dit is de thesis.
Em. de St. Auban: Chronique dramatiqne.
Id.: Chronique politique.
Lettre de S.G. Mgr Mignot, archcvêque d'Albi, à M. Fonsegrive.
| |
La Revue de Paris. 15 Maart 1902.
Maurice Maeterlinck. - La Chance.
Eene wijsgeerige bespiegeling over 's menschen leven. Wel en wee wisselen elkaar beurtelings af. Tal van stervelingen drinken tot op den bodem den kelk des lijdens, een uitverkoren getal drinkt met volle teugen den beker des geluks.
Schrijver meent de oorzaak van deze bonte afwisseling van heil en ongeluk te vinden meestal in het Onbewuste, de Kans, de Fortuin, het Noodlot.
Ch. de Borden. - Le chevalier d'Ostabat, 2de deel.
Vicomte de Reiset. - La naissance du Duc de Bordeaux. - Eene geboorte die gepaard ging met bijzondere toevallen, en tal van legenden vormden zich rond dit wiegje.
Fernand Gregh. - Victor Hugo (IIe vervolg). Na eene breedvoerige studie over ‘les Contemplations’ wijdt schrijver eene studie aan de ontwikkeling van Hugo's talent. Hugo behoorde tot al de scholen. Hij schonk aan het klassieke vers eene hooge volmaking; schiep het romantieke vers; baande den weg open voor het vrije vers. Hugo is en blijft de dichter zijner eeuw.
Louis Batiffol. - Un Magicien brulé vif (1623). - Jean Michel, bij name, was dit slachtoffer.
Léopold La Cour. - François de Curel, als dramatieker.
Hannah Lynch. - Très véridique histoire d'une petite fille, slot eener lieve en boeiende vertelling.
Victor Bérard. - Questions extérieures. - Le traité Anglo-Japonais.
| |
The International Socialist Review, Chicago. Februari 1902.
Kiyoshi Kawakami, Socialism in Japan. - Ellen Starr, The
| |
| |
Renaissance of Handicraft. - ‘Mother’ Jones, Coal Miners of the old Dominion. - Krolf Wisby, Socialism in the Arctics. - S.G. Hobson, Boodle and lant. - A.M. Simons, American Rail-roads and their Employees. - Enrico Ferri, Program and Tacties of the Italian Socialist Party. - E. Untermann, Socialists in the Capitalist Press. - Socialism alroad - World of Labor - Book Reviews - Editorial.
| |
Rivista internazionale, Febbraio 1902.
Emigrazione temporanea Italiana in Svizzera e Germania. Met onrust stelt professor P. Pisani het overgroot getal Italiaansche arbeiders vast, die van 1899 tot 1901 naar Duitschland en Zwitserland uitgeweken zijn. Onder katholiek oogpunt beschouwt hij den huishoudelijken en zedelijken toestand dier werklieden, in ieder der gewesten waar zij gevestigd zijn. In Noord-Duitschland, waar hij zelf geweest is, leven zij uiterst ellendig. Wordt voortgezet.
La Legislazione sociale nel Belgio. Doktoor Vittorio Manfredi bekent vruchteloos al de wetstelsels van Europa in acht genomen en doorgrond te hebben, ten einde er eene voordeelige maatschappelijke inrichting te vinden voor Italié, waar hij in het verloopen jaar 600 werkstakingen geteld heeft. Alleen in België, besluit hij, is de ware spiegel van 't maatschappelijk bestier te vinden. Hij doet België's wetten op dit gebied kennen, en wenscht dat alle de regeeringen, hoe groot zij zijn mogen, de noeste vlijt van het kleine België volgen.
Pensieri sulla Filosofia delle Storia. Chiuscano onderzoekt nog immer den wijsgeerigen kant in de geschiedenis.
Recenti Fatti di Grecia per una traduzione degli Evangeli Roberto Parabeni.
| |
Razon y Fe. Madrid, Marzo 1902.
La democracia cristiana, Narc. Noguer. - Na eenige beschouwingen over de opkomst en den toestand der ‘Kristene Democratie’ in België, Frankrijk en Italië, en de noodzakelijkheid der tusschenkomst van den Paus, bespreekt de schrijver de verschijning en de beteekenis der laatste Pauzelijke Encycliek ‘Graves de Communi’, den 18 Januari 1901 afgekondigd.
Wat de kristene Democratie niet moet zijn: zij weze niet socialistisch, houde zich met geene politiek bezig, behertige niet uitsluitelijk het welzijn der lagere standen, zaaie geen opstand.
‘De kristene democratie is,’ zegt de Paus, ‘de weldoende kristene werking ten voordeele van het volk.’ - ‘Die werking geschiedt op sociaal gebied door het stichten en ondersteunen van de volkswerken: boerenbonden, maatschappijen van onderlingen bijstand, bescherming van verongelukten, weduwen en weezen, genootschappen, vooral de werkersgilden,... en de kristene liefde beheersche dit alles.’
Un nuevo sistema para explicar el dogma de la transubstanciación, Marcos Martinez. - Wederlegging van een artikel van Georgel in de neo-kantische ‘Annales de la Philosophie Chrétienne’ verschenen.
El naturalismo y la verdad poetica, Ramon Ruiz Amado. - De dichterlijke waarheid bestaat hierin dat het voorwerp overeenstemt met het denkbeeld gelijk dit volgens nood en rede gewoonlijk is en moet zijn.
El Marques de Mora, Luis Coloma.
La Meteorologia en el Siglo XIX. Valladores Viajes de herborización por Galicia, Baltasar Merino.
Lexicographia Catalana, Gabriel Palau. - Over eenen oproep tot samenwerking aan al de voorstanders der Catalaansche taal en letterkunde.
|
|