| |
| |
| |
| |
Overzicht van tijdschriften.
Tijdschrift van het Willemsfonds. - April 1901.
Belangrijk artikel van Jul. Sabbe over P. Benoit als schepper in de toonkunst. In de volgende aflevering zal een artikel komen over ‘wat we (Sabbe) weten, denken en gevoelen over Benoit als Vlaming, als mensch, als vriend.’ - Van Omer Wattez: Schitterende Starren. De star is Mr Frans Roegiers, na den schoolstrijd van 1879-1884 als onderwijzer ontslagen, nu handelsreiziger. 1895 staat onder aan het artikel dat in een liberalen geest is geschreven. - De Verfransching onzer lagere scholen. ‘Wou men iets doen voor 't openbaar welzijn, dan moest men wezenlijke Fransche klassen inrichten, waar de kinderen na een ingangsexaam en na hunne lagere studien voltrokken te hebben, kosteloos en uitsluitend de Fransche taal zouden leeren met het oog op een toekomstig beroep. De kleine gemeenten konden zich met dat doelwit vereenigen om samen de kosten te dragen.’
Jong Dietschland - Paaschnummer 1901.
Nog eens veel goeds in dit tijdschrift voor 't jong volk. Bijzonder ter lezing aanbevolen, 't vervolg van Gotfried Herman's Wereldeinde, 't slot van P. Back's studie over Ibsen's Brand, het schetske 't Zalig Boerenleven van Jef Joos, die, als hij zich toeleggen wil, zal leeren schrijven, de herinnering aan zaliger E.H.K. Callebert door L. Weiman, Meert-indruk van Herman Broeckaert en Eenige begrippen over lettercritiek.
De Vlaamsche Kunstbode. - April 1901.
Deze aflevering is gansch gewijd aan zaliger P. Benoit. Wetenswaardige bijzonderheden in 't artikel van Jan Boucherij: Eenige Herinneringen. Hier wordt o.a. de verbintenis medegedeeld door een der vrienden van Benoit in 1898 verkregen van M. De Bruyn, toen minister van landbouw en schoone kunsten, aangaande het Vlaamsch Conservatorium. - Volgen de lijkreden uitgesproken door MM. Fr. Cogels, gouveineur, Jan Van Ryswyck, Kockerols, ridder Marchal, Edg. Tinel, Jan Blockx, Dr. Venesoen, G.D. Minnaert, Jul. Gheysens, Victor De Smet en Arthur Cornette. - Als slot de lijst der werken van Peter Benoit. Dit nummer is ook als brochuur uitgegeven.
Het Katholiek Onderwijs. - Mei 1901.
Te lezen het vervolg van De opvoeding bij de wilde volkeren.
Germania. - April 1901.
Het protest tegen prof. G. Van Hamel's optreden in de Association flamande pour la vulgarisation du Français te Gent staat
| |
| |
hier overgedrukt. Voorop lezen wij ‘naar ons gevoelen blijft het optreden van dezen man te Gent, in spijt van alle uitleggingen, eene onwaardige daad. Als hoogleeraar zoo hij zich liet misleiden, als man zoo hij bewust en met kennis van de toestanden heeft gehandeld.’ - Zur Frage des deutsch-niederländischen Handelsbündnisses, door Gerhard Loserth. Voor Duitschland en Holland ware het voordeelig, meent schrijver, kon een tolverbond tusschen de twee Staten tot stand komen. Duitschland is spijts al zijn pogen in de Coloniaalpolitiek nog niet thuis; wat Holland betreft, zal het, alleen staande, de Indische bezittingen kunnen blijven houden? - Omer Wattez wascht Cyriel Buysse den bol die in het Bulletin de l'Association flamande pour la propagation de la langue françise zijne anti-Vlaamsche gevoelens lucht gaf. De Vlamingen, meent Wattez, zouden beter doen Duitsch aan te leeren dan zoo hoog met het Fransch op te loopen. Hij geeft o.a. de volgende reden waarom het aanleeren van het Duitsch als tweede taal voor de Vlamingen is aan te bevelen. De Walen beweren soms, dat zij geen Vlaamsch leeren omdat zij daar geen nut in vinden. Dat Walen en Vlamingen het Duitsch als tweede taal aanleeren! Beide rassen zouden malkander in 't Duitsch volkomen goed verstaan, en de Walen zouden niet kunnen klagen dat de kennis van 't Duitsch hun tot niets dient. - Slot van Dr. Kuhlenbeeck's studie over het Burgerlijk Wetboek voor het Duitsche rijk. - Dr. L. Simons is bezig met eene Nederlandsche bewerking van het Latijnsch Walthatiuslied. Hij deelt hier een voorproefje uit zijne vertaling mede.
Volkskunde. 9e en 10e afl.
De Arabische Nachtvertellingen (A. De Cock) 1e deel van een belezen en zaakrijk artikel geschreven naar aanleiding van H.J. Krebbers' en Stamperius' Uit het Wonderland, vertellingen uit de 1001 nacht, voor de jeugd bewerkt. - Spreekwoorden en zegswijzen, afkomstig van oude gebruiken en volkszeden: In 't huwelijksbootje stappen; in de kraam komen, enz.; bakermat; op zijn reeuwstroo liggen; het hek sluiten (A.D.C.). - Eenige Brugsche Volksliederen (Dr Maurits Sabbe). - Nederlandsche sprookjes en vertelsels (G.J. Boekenoogen). - Van 'n vent dei nart wis wat bang weez'n was (Groningen). - Van 'n schipper en 'n hond. - Van 'n olle schipper (Groningen). - Kroniek en boekennieuws.
Durendal. - April 1901.
L'ame des Races, door Henry Bordeaux: van Bohemers, als landloopers aangehouden en voor de rechtbank gebracht. E.H. Verelst wijdt een lezenswaard artikel aan zaliger Peter Benoit. ‘Benoit n'a vécu et n'a écrit que dans cette conviction d'apôtre de l'art national. Il ignorait toute autre ambition. La réclame lui était tout à fait inconnue, à tel point que l'opinion publique, à l'étranger, s'occupe à peine de lui. On ne connaît guère ses oeuvres qu'il négligea de faire traduire et même de publier.’ Schrijver betwijfelt of Benoit wel als stichter eener kunstschool mag doorgaan. Zijne drie bijzonderste leerlingen: Blockx, Wambach en Mortelmans gaan elk hun eigen gang. ‘L'élève le plus distingué de Benoit est sans contredit M. Mortelmans.’ - Elaine, schoone verzen van Ch. de Sprimont. Franz Ansel zegt veel goed van l'Aiglon van Rostand. ‘M. Rostand est venu, qui, tout en ayant du talent, a eu cette audace inouïe de demeurer moral et de rester intelligible.’ - Vervolg van Arn. Goffin's vertaling van I. Fioretti.
| |
| |
Fédération artistique, 26, geeft van Leon Ery een belangrijk artikel over la thèse dans l'art, waarin hij la thèse dans l'art glansrijk tegenoverstelt aan l'art pour l'art, welke uitdrukking de schrijver geheel misselijk acht. Och, zegt hij: ‘l'art moderne est troublé comme l'est elle-même l'âme qu'il traduit.’
In dezelfde aflevering komt het slot voor eener lange verhandeling over P. Benoit, geschreven door Alph. van Rijn, die 't o.a. beklaagt dat de Rijn niet in Brussel is uitgevoerd, omdat Jos. Dupont beloofd had: ‘Jamais on ne chantera en flamand aux concerts populaires.’ Dat was meer willekeurig en bekrompen, dan rechtvaardig. En wat is er in de hangars der tentoonstelling van Godelieve in 't Fransch gekomen? Daar was ook Dupont de promoteur. -
God hebbe zijn ziel! Hij is met het crucifix op de borst gestorven. Dat was een teeken van boete.
Gelukkig zal nu een begin gemaakt worden met de uitvoering van Godelieve in den oorspronkelijken tekst, gelijk Dietsche Warande en Belfort reeds herhaaldelijk hebben aangekondigd en de algemeen verspreide programmen vermelden. Den 13n Juni heeft, als God belieft, het feest plaats.
28. Baes beklaagt zich in een artikel L'idée patriotique, dat België meer dan vroeger ‘est asservie au culte exclusif de l'argent’. Levêque zet zijne studie voort over Peinture monumentale: die ‘continuera à mettre sa gloire’... ‘dans le respectueux souci d'exprimer les grands sentiments et les belles idées.’ - 29. Maret-Leriche verdedigt de edele thesis: ‘La figure angélique est dans tous les temps’, onder den titel Sic itur ad astra.
De Gids. - Mei 1901.
De prinses, eene Javaansche schets van Augusta de Wit. - Monumentale kunst op Java, door G.P. Rouffaer, ter gelegenheid van het werk van E.A. von Saher De versierende kunsten in Nederlandsch Oost-Indie. Eenige Hindoemonumenten op Midden-Java. Van het boek wordt niet te veel goeds gezegd. De wensch wordt geuit dat de Hollanders ‘nu eindelijk systematisch en volgehouden gaan doen wat de Engelschen reeds sinds 1862 èn voor de Hindoesche èn voor de Mohammedaansche kunst met talent en wilskracht gedaan hebben in hun bezit.’ - Nieuwe strafrechtspolitiek. Belangrijk overzicht van de nieuwere theonën in de strafrechtsleer, door Prof. D. Simons, naar aanleiding der jongste Hollandsche wet over de bestraffing der jeugdige misdadigers. Deze laat den rechter eene grootere vrijheid van handelen als het beklaagden geldt beneden de 18 jaar. Daarmee wordt voldaan aan den allereersten eisch van iedere strafrechtshervorming: behandeling van den misdadiger naar zijne individualiteit. - Inwijding, een fragment van Marcellus Emants in nieuwere spelling. - Slot van Byvanck's Inleiding tot Shakespeare's Hamlet. - Prof. A.G. Van Hamel bespreekt De Methode van Dr Hoogvliet voor het aanleeren van het Fransch. - Verzen van Carel Scharten. In het dramatisch overzicht bespreekt J.N. van Hall Quarante ans de Théátre, 2e-4e vol. van Francisque Sorcey.
De Katholieke Gids. - Mei 1901.
Van Dr. A.C.A. Hoffman: 1849-1899. De psychische problemen en het onbekende. De spiritualistische geestesrichting onzer dagen zoekt naar de natuurwetenschappelijke erkenning van 't bestaan der menschelijke ziel. Dit zoeken heeft tot niets geleid. - Vervolg van
| |
| |
't gedicht Mozes. - In afwachting, naar 't Fransch van zaliger p. Van Tricht. - Begin eener studie over den pool Karel Antoniewicz.
Studiën. - Dl. 56., afl. 3.
L.Th. De Groot handelt over de geschiedenis der X-stralen. Hij beantwoordt de volgende vragen: hoe ontstaan en hoe werken de X-stralen? Welke is volgens de hedendaagsche meeningen hunne natuur? Welk practisch nut hebben ze opgeleverd?
W. Wilde zet tegen Dr. Cramer zijnen pennetwist voort over de geloofwaardigheid van den doopsgezinden V. Braght en diens Martelaars-spiegel.
Het Testament onzes Heeren Jezus-Christus, is het opschrift van een stuk dat door den Syrischen Patriarch van Antiochië, Mgr. Rahmani in de bibliotheek van Mosoul ontdekt en door hem in het Latijn overgebracht werd. Volledig luidt de titel: ‘Testamentum seu verba quoe Dominus noster ex mortuis resurgens dixit suis sanctis Apostolis, quoeque per Clementem Romanum, discipulum Petri, fuerunt in octo libros scripta.’ Mgr. Rhamani meent dat zijn oorsprong kort na den tijd der Apostelen te stellen is, zeer zeker niet later dan het begin der 3de eeuw. Dr. Funck, professor aan de universiteit van Tubingen, is van geheel andere meening en beweert dat het Testament niet vóór het begin der 5de eeuw ontstaan is. Schrijver van het artikel der Studiën sluit zich bij die zienswijze aan en zet de bewijzen daarvoor uiteen.
Aan het werk: ‘Algemeen Overzicht der Kerkgeschiedenis van Noord-Nederland’ door Pastoor Coppens van Nieuwveen, wijdt P. Albers eene waardeerende, maar in sommige punten terechtwijzende kritiek.
Eigen Haard.
Te lezen in nr 16, de studie door H.P.G. Quack gewijd aan wijlen F. s'Jacob, in nrs 16 en 17 het slot van het artikel over De Banda eilanden, in nr 18 eene bijdrage van Dr Rombauts Voor onze Amateur-fothographen, in nrs 18 en 19 een artikel van H. Witte Bennekom's omstreken met zeer lieve platen, in nr 19 ook een belangrijk artikel van B. Streefland: De Helmduiker.
Vragen van den Dag. Mei 1901.
De Vrouwenbeweging in Zweden door Betsy Nort. Indien het waar is dat men de beschaving van een volk kan afmeten naar de plaats die de vrouw tengevolge zeden en wetgeving inneemt, dan moet Zweden tot de hoogst ontwikkelde volkeren gerekend worden. De vrouwenbeweging heeft in Zweden de positie der ongehuwde vrouw totaal veranderd en vele verbeteringen gebracht in den toestand der gehuwde vrouw. Er heerscht een sterke drang naar werkzaamheid onder de vrouwen van alle maatschappelijke standen. 't Is in Zweden eene uitzondering als een meisje na voleinding harer studiën geen bepaald vak kiest. Maar dit heeft ook zijne schaduwzijde. De loonen worden gedrukt door de wedijvering. Vele financieel onafhankelijke vrouwen verzwaren den strijd der werksters voor hun brood en de concurrentie der vrouwen heeft natuurlijk de verbittering der mannen opgewekt. Zoo komt het dat in deze laatste jaren eene bekende Zweedsche schrijfster, Ellen Key, tegen de moderne vrouwenbeweging opgetreden is.
Een Nederlander door Borneo's binnenlanden, naar aanleiding van Dr A.W. Nieuwenhuis' In Centraal Borneo. - Paus Leo XIII.
| |
| |
Eene karakterstudie, door V. Em. de Vogue, vertaald uit het Pall Mall Magazine ‘Leo XIII begrijpt dat de H. Stoel zijn steun en waarborg heeft in de harten der katholieken en in de onwillekeurige achting der nietkatholieken. De Paus gaat voort op bezadigde wijze met regeeringen te onderhandelen, maar het zwaartepunt van zijn beleid ligt toch in zijn beroep op het volk; dit treedt telkens meer aan het licht.
Meer en meer zien wij hem opgaan in een groote taak: de Fransche en Amerikaansche volksregeeringen te bevredigen, opdat later die twee machtige grondslagen zijn daden zullen steunen.
Van den dag af dat Leo XIII deze politiek invoerde, was hij de eerste man van Europa.’ - Bismark's weerzin tegen Engelsche invloeden door A.W. Stellwagen. ‘Eens was er een rijkskanselier, die een keizerlijken wil leidde; thans is er een die zijn wil richt naar 's Keizers hoogsten wensch.’ - De ontwikkeling van het geschut en de oorlogshulp middelen in den nieuweren tijd, door W.v. Bremen.
De Arbeid. Afl. 6.
Van Victor de Meyere begin van een sprookje Het bloedende Hart van Daneelken, ruw, zinnelijk. - Chineesche Schimmen, door Albert Rehm, lastig te verstaan. - Verzen van Willem van Doorn, van Edward B. Koster en van Jan Eelen. - Marieken van Nymegen door Lod. Baekelmans. Uit de proloog ‘Lestmaal liep ik slenteren op mijn eentje. In kalme fierheid, bijna zoo hoog en onaantastbaar als daar boven de maan, dacht ik aan menschen en gebeurtenissen. Ik dacht aan vrienden, aan dien keur van jonge, uitgelezene zielen, die zich straks voor die arme, verblufte en niet begrijpende menigte zouden vertoonen. Ik dacht aan armen van geest, die kritiseeren, ons veroordeelen, ons welgemeenden en kosteloozen raad geven, bestweters die ons den weg wijzen willen door onze eigene zielen en door ons persoonlijk geloof. Arme pennewippen, miezerige schoolmeesterszielkens, bitse mislukten, edelmoedig vergeef ik u, want mijn fiere droomen barnden als ongeboren schoonheid om tot woorden en volzinnen, tot demend proza te worden gesteld!’
- Afl. 7.
Twee bladzijden In memoriam. Peter Benoit. ‘En toch, trots alles kon Peter Benoit nooit tot eene beroemdheid komen! Nevens hem werden kleine kerels om hun nietig werk, door de lage journalistiek dezer dagen als meesters begroet; hun werk zag men in alle Europeesche steden toegejuicht!
Nooit schijnt Benoit daaronder te hebben geleden!’
In Afgebeuld schetst J. Eigenhius, in moeilijke taal, eerder beesten dan menschen. - Van het licht dat niet gezien werd, een sprookje voor groote menschen door Marie Marx-Koning. - Vervolg van Baekelmans Marieken van Nymegen.
Neerlandia. April 1901.
Dit nummer is bijzonder gewijd aan Prof. Van Hamel en diens optreden in de Association pour la vulgarisation de la langue française te Gent. In ons Aprilnummer blz. 425, schreven wij ‘ter bedenking van het bestuur van 't Algemeen Nederlandsch Verbond’ dat wij, vanwege katholieke Vlamingen, hadden hooren klagen dat Neerlandia te Hollandsch geworden is en met genoeg melding maakt van wat aan katholieke zijde ten onzent wordt gedaan.
Daarop hebben wij van het bestuur van het A.N. Verbond den 3 Mer 1.1. een brief ontvangen waaruit wij knippen ‘Hoewel
| |
| |
deze bewering door niets gestaafd wordt, rekenen wij het ons ten plicht daartegen op de krachtdadigste wijze op te komen. Wij kunnen u verzekeren dat de redactie voor Vlaanderen steeds al het mogelijke doet om hare lezers op de hoogte te houden van al het meldenswaardige dat zich op Vlaamsch gebied voordoet en zich daarbij tot een vasten regel heeft gesteld met de meeste onpartijdigheid te werk te gaan.’
Wij hebben hier niet te onderzoeken wie gelijk heeft; daar het A.N. Verbond vele katholieke leden telt, meenen wij wel te hebben gedaan met de aandacke van 't bestuur te vestigen op hetgeen er gezegd wordt.
Noord en Zuid. 5.
J.L. van Dalen schrijft eene bladzijde lettergeschiedenis, ter gelegenheid van Bellamy's Roosje. T. de Beer verwijt daaraan, dat men ook bij ons eer belang stelt in 't ontstaan van een kunstwerk, dan in het werk zelf. Men leere de vruchten der letterkunde meer genieten, b.v. door goede voordracht. J.E. ter Gouw vervolgt zijne studie over taal en zeden, ‘naar eenige kluchtspelen’: ‘Eten, drinken en rooken’, en Schelts van Kloosterhuis sluit zijne Twee Bultenaars.
De Katholiek. - Mei. - Eene verhandeling over de afstamming van den mensch wordt vervolgd, alsmede eene naar Marx' wetenschappelijk socialisme. Meer bijzonder gaat ons aan: Binnewiertz ‘Hedendaagsche Vlaamsche beweging’, waarin geklaagd wordt over het ‘gebrek aan tucht’ bij de echte ‘Flaminganten’ (bl. 425). De schrijver beweert, dat ‘het idee Vaderland’ bij hen verdwijnt en dat hunne gedichten aan de geloofsbelijdenis van Faust doen denken; hij sluit met den wensch, dat Gezelle ‘niet alleen geloofd (geprezen) met den mond, maar liever doorleefd worde met het hart.’
De Nederlandsche Spectator - 15. Geeft een artikel Roma aeterna, eene heerlijke schoone stad, welke ‘nog eenmaal eene rol in de wereldgeschiedenis heeft te spelen’, en ‘zich langzamerhand aan die rol gewent’. - Nunninga Uitterdijk beschrijft ‘een bezoek van den hertog van Neuburg aan den Haag in 1630. Deze sloot een verdrag met Georg Wilhelm, den keurvorst van Brandenberg, om zich te kunnen meester maken van Galik, Kleef en Berg. - 16. Bevat hoofdzakelijk boekbeoordeelingen. - 17. Bespreekt Van Leeuwens Hias uitgave, Dr. Hesseling geeft een artikel over Griekenland en de oorlog in Zuid-Afrika en een gedicht daarover van den Griekschen poëet Palamas. - 18. Aankondiging van ‘Onze eeuw’ het nieuwe tijdschrift van P.J. Blok, enz. handelende over ‘staatkunde, letterkunde, wetenschap en kunst’. Het zal ‘voedsel’ geven, omdat velen ‘Den Gids niet meer goedkeuren’. Het eerste nummer is ‘althans’ ‘even goed als de Gids’. - Een artikel over John Tenniel, naar het Art Journal en een belangrijk overzicht van ‘kunstveilingen’ te Londen.
Stimmen aus Maria-Laach. - LX, 4. - Pesch brengt een artikel over den termijn-handel, voorzeker wel op zijn pas. - Jos. Hilgers geeft eenige trekken uit de geschiedenis der ontwikkeling van de Vatikaansche boekerij. De schrijver is van meening dat het woord ‘Wiedergeburt’ de goede uitdrukking is voor den toenemenden bloei der studiën over Egypte, enz. in de 15e eeuw. - Stephan Braun verheft de engelsche Fruhgotik boven die van andere landen, door
| |
| |
hare grootere Kraft und Wacht en hare fesselnde, ruhige Würde. De schrijver geeft dan als voorbeeld de hoofdkerk van Salisbury. - Onder den titel Tendenziöse Phantastereien, enz. geeselt von Dunin-Borkowski Houston Stewart Chamberlain wegens de oppervlakkigheid van zijne ‘Grundlagen des neunzehnten Jahrhunderts’ en de daarin aangeprezen ‘Zukunftsreligion’.
Das litterarische Echo. - 15 April.
Ueber Anthologieen (Carl Busse). Schrijver gaat hier een bloemlezing van Th.v. Sosnosky te lijf en toont aan dat zij geheel en gansch zonder oordeel is samengesteld. Gelukkig dat Busse sommige Nederl. bloemlezingen niet kent! - Aus der russischen Belletristik (Dr. Georg Polonsky). Overzicht van de jongste Russische letterkunde. - Der Begrunder des Essais (Th. Achelis). Bespreking van Ausgewählte Essais van Montaigne, uit het Fransch vertaald door E. Kühn. - Gottsched als Erzieher. Max v. Waldberg laat zich door E. Reichel niet overhalen om Gottsched als een reddenden God te bewierooken. Neue Napoleonlitteratur, boekenoverzicht door P. Holzhausen en M. Ewert. - Zwei Bucher von Hansjakob, t.w. Abendläuten en In der Karthause, beoordeeld door A. Bock. Veel goeds wordt ervan gezegd. Deze katholieke pastoor uit Freiburg schrijft zijn boerennovellen op een zonderlinge wijze. ‘Lang nadenken is hem vreemd, de gedachten stroomen hem onophoudelijk toe; zelden verbetert hij het handschrift, het eerste opstel gaat naar de pers. De personen, die hij schildert, zijn niet uitgedacht, ze zijn natuurgetrouw naar vleesch en bloed. Ze worden genoemd met naam en toenaam en geteekend met hun goede en slechte zijden...’ - Frühling, gedicht van A. Horz.
- 1 Mei.
Die Königstragödie (Leo Berg). Bespreking van een drama (‘Sebastian’) van Kurt Geucke. ‘Eine Schöpfung aus dem Hauptstrom von Leben und Seele ist der “Sebastian” nicht. Aber bei der Armseligkeit, in die das Drama der jungsten zeit verfallen, und threr Vernachlässigung der Sprache verdient Geuckes Werk mit seinem hohen Ideenflug und grossen Sprachreichtum eine ganz besondere Wurdigung und wird von vielen sicherlich wie eine Erlosung begrusst werden.’ - Carl Hauptmann (Bruno Wille). Schets van C.H.'s dichtertalent. - Litterarische Randglossen, verzen van Ernst Ziel. - Arthur Chuquet (L. Geiger) en Metrische Uebersetzungen (E. Engel) zijn boekbeoordeelingen. - Evenzoo Englische Bücher (M. Meyerfeld). - Litterarische brieven uit Frankrijk, Italië, Noorwegen, Holland, Amerika en Arabië.
Correspondant. - 25 Maart.
La Renaissance Catholique en Angleterre au XIXe s. II. Pusey et Manning au lendemain de la Conversion de Newman. (1845-47) (P. Thureau-Dangin). Vervolg van een vorig artikel. - Une question d'après-demain. La succession de François-Joseph d'après une récente publication. (L. Dufougeray) Schrijver wijst er op hoe de eenheid van taal de eenheid van een volk bevordert. Hij is bang voor de flaminganten en zegt o.a. ‘Libre aux beaux esprits de hausser les épaules, de railler la conquête de la France par les Flamands: ils ne se doutent pas qu'en cas de désastre militaire, les plus humbles de nos voisins réclameraient une part de nos dépouilles; ils n'ont pas lu, dans une Revue de Bruxelles, la description de Dunkerque sous ce titre suggestif: Une ville belge perdue.’ Les jugements
| |
| |
du président Magnaud. (Un ancien magistrat.) L'Etrangère. II. (Leroux-Cesbron): vervolg eener novelle. - La marine Russe (**). - La première Mort, verzen van R. des Chesnois. Bourbons d'Espagne et Bourbons d'Italie. La fondation des dynasties, d'après une récente publication. (L. Lanzac de Laborie). La vie religieuse de Londres et de Paris. (P. Ragey.) - La Troisième, slot eener novelle van Sienkiewiecz. - Les OEuvres et les hommes, courrier mensuel de la littérature des arts et du théâtre. (L. Joubert.)
- 25 April.
Etudes d'histoire contemporaine. - Mentana (P. de la Gorce). - Merkwaardig artikel dat ons de onzekere, vlottende politiek van Napoleon III doet kennen. - La Fièvre verte. - M. de Pontmartin et l'académie française (E. Biré). 't Is maar voor eenige uurtjes en in lichten graad dat M. de Pontmartin aan de ‘groene koorts’ geleden heeft. D.w.z. zijn lust om in de Academie te geraken was nooit zeer groot, en in elk geval nooit groot genoeg om hem te dwingen zichzelf voor te stellen. - Un pays sans grèves. - La loi Néo-Zélandaise sur l'arbitrage obligatoire. - Les rapports avec le projet Millerand (P. Dutheil). - L'Etrangère. IV. Novelle van Leroux-Cesbron. - Esquisses littéraires. - Le poète de l'amour. - Coventry Patmore, volgens een pas verschenen boek (A. Léger). - L'Education d'un peuple. - La France en Indo-Chine (I. Massieu). Catinat: l'homme et la vie (Emm. de Broglie). Hier wordt gesproken van Catinat's ongenade (1697-1701). - La Science administrative, volgens 't boek van M. Ducrocq (Le Vavasseur de Précourt). - Les OEuvres et les Hommes (L. Joubert). - Impressions et souvenirs d'un aveugle, door M. de la Sizeranne (G. d'Azambuja).
Revue des deux Mondes. - 15 Maart.
Mademoiselle Annette, 1e deel eener novelle van Ed. Rod. - Souvenirs d'un diplomate. Le blocus d'Athènes en 1886. (Cte Charles de Mouy). ‘La crise orientale de 1885-86 a été un signe des temps troublés où nous sommes, une des nombreuses manifestations de la politique incertaine et flottante que le conflit des principes anciens et modernes suggère aux différents cabinets: on y retrouve en effet l'action confuse des théories contradictoires, du droit conventionnel, et du droit des nationalités et aussi du droit de la force. - Son dénouement n'a donné aucun résultat utile et n'a servi qu'à démontrer une fois de plus les divergences et la fragilité du concert européen.’ - Le travail, le nombre et l'état. I. Les faits (Ch. Benoist.) Belangrijk artikel over 1o de economische omwenteling in onze eeuw, waarvan het voornaamste gevolg is geweest de psychologische vervorming van den werkman (le nombre); 2o de politische omwenteling, waarvan het hoofdgevolg is geweest de juridische vervorming van den Staat. - Le Theâtre de M. Max Habbe (***). Beoordeeling van Habbe's tooneelwerken. - Le Grand Orient de France devant le Conseil d'Etat. Avril 1863 (E. Marbeau). - Une visite à Bangkok (Is. Massieu). La Navigation aérienne et son avenir. (P. Banet-Rivet). Revue Dramatique (R. Doumic). Le Comte Tolstoï et la critique russe (M.T. de Wyzewa).
1 April.
Impressions de France. III. Les Hautes Chutes. La Houille blanche (G. Hanotaux). Mademoiselle Annette, 2e deel eener novelle
| |
| |
van E. Rod. Un allié de Louis XIV (P. de Ségur). Levensschets van Christoffel Bernardus von Galen, prins-bisschop van Munster, ‘soudard en robe et en mitre qui, sur 28 années de règne, compta plus de 20 ans de luttes et de batailles, tyran de ses sujets, épouvante des Etats voisins, pillard, perfide et sanguinaire.’ La femme et l'enseignement de l'Etat (E. Lamy). De man geve aan de vrouw de wetenschap; de vrouw beware voor den man het christelijk geloof dat de Staat ondermijnt. - La Résurrection d'un Etat africain. I. L'Ethiopie historique (R. Pinon). Voyage au Japon. VI. Une histoire de Yosé (A. Bellesort). - Regards français sur l'Angleterre. Een blik op het Engelsch volk naar aanleiding van werken geschreven door E. Boutmy, V. Berard, A. Chevrillon (E.M. de Voguë). - La Chimie de la matière vivante (A. Dastre). Chronique de la Quinzaine (Fr. Charmes).
- 15 April.
La Conquéte de Paris par Bonaparte (1799-1800). I. Après Brumaire (A. Vandal). ‘Fait singulier et pourtant incontestable, l'apparition du grand faiseur d'ordre, considéré avant tout comme briseur de chaînes et metteur en liberté des Français esclaves de la faction révolutionnaire, provoqua d'abord une recrudescence de désordre. - Mademoiselle Annette, laatste deel eener novelle van Ed. Rod. - Les Sonnets de Shakespeare (A. Filon). ‘Commencés, en pleme jeunesse, sous l'influence de Pétrarque et de Sidney, ces sonnets laissent Shakespeare en possession de lui-même et déjà tourné, prématurément, vers le morne horizon du déclin. Ils nous conduisent de Biron à Roméo et de Roméo à Hamlet; ils nous font pressentir Prospero. Ils éclairent la vie mentale encore plus que la vie réelle du poète. Si on les lit de cette manière, si on les comprend ainsi, oui, les sonnets sont une confession.’ - La Résurrection d'un Etat Africain. II. L'Ethiopie d'aujourd'hui (R. Pinon). Bestierd door zijn verlichten en krachtig willenden vorst Menelik, is het ethiopisch volk bezig met zijn beschaving te voltooien en zachtjes aan in Afrika en in de wereld de plaats in te nemen die hem toekomt. - Un grand musicien réaliste: Moussorgski (C. Bellaigne). Deze landgenoot van Dostoievski is de dichter van de snikken der lijdenden, van de uitgehongerden en de bedelaars (1839 1881). - Le Tuberculose à Paris et les Sanatoriums populaires (Dr. H. Barth). - Revue littéraire. - Deux essais sur l'oeuvre de Taine (R. Doumic). ‘Au delà ou au-dessus de l'ordre de la nature qu'étudient les sciences
positives s'élève et s'étend l'ordre purement humain: dans le domaine de la psychologie et de l'histoire, de l'art et de la sociologie, de la philosophie enfin, les méthodes positives, Taine est là pour le prouver, sont foncrèrement inefficaces.’ (Giraud: Essai). - Revue dramatique: la Veine (A. Capus) en la Pente douce (M. Vandérem).
Civiltâ Cattolica. - 6 April 1901.
Il centenario dell' abbate Vincenzo Gioberti. Een nationaal comiteit is te Florentië tot stand gekomen om den 100sten verjaardag der geboorte van dezen man te vieren. In een zeer belangrijk artikel, gesteund op de geschiedenis, wordt ons hier aangetoond wie deze groote man geweest is. Hij was republikein, behoorde tot het genootschap ‘Jong Italie’ en was groote vriend en bewonderaar van Mazzini. Hij zaaide in 't Piemonteesch leger het zaad der mistevredenheid en des oproers, deelde onder de officieren exemplaren uit van het ‘Jong Italie’ die hem door Mazzini, toen te Marseille,
| |
| |
gezonden werden. Reeds van 1833 af, was hij een der hevigste vijanden der Jezuieten, met een waren haat tegen hen bezield, die hem overal vervolgde, zoodanig dat men op 't laatst zijns levens, voor zijn verstand vreesde. - Als wijsgeer (1834-41) strijdt hij in het Ontologische kamp tegen Romini en zijne volgelingen. In 1843 geeft hij, met zijn boek ‘Il Primato’ een staalken zijner uiterste schijnheiligheid: priesters en bisschoppen, tot zelfs de Jezuieten, vleit en bewierookt hij: opdat (zoo hij zelf getuigde) zijnen boek te meer zou gelezen worden. Hij ontvangt 14000 frs van het sectarisch genootschap van Turyn om zijnen boek te schrijven ‘Il Gesuita moderna’ (eerst in 5, later in 7 boekdeelen), werk van laster en beleediging. - De jaren 48 en 49 zijn triomfjaren voor hem: in alle steden van Italië wordt hij luisterlijk onthaald. - Turyn haalt hem over om de eenheid van Italië voor te bereiden, en hij komt naar Rome om den Paus te verraden. - Daarna treedt hij in de politieke loopbaan, welhaast vervalt zijn roem en hij sterft van eene geraaktheid 26 October 1852. Zoo sluit de schrijver zijne merkweerdige bijdrage: ‘als burger was de E.h.V. Gioberti verrader van den koning en het vaderland; als schrijver was hij beleediger en lasteraar; als politiek was hij een gebroken afgod (volgens het zeggen van Cavour); als katholiek, heeft hij al zijne werken geplaatst in den Index der boeken door de Kathol. Kerk verboden.’
‘Il Divorzio in Italia.’ Het Italiaansch wetboek, bij koninklijk besluit van 25 Juni 1865 goedgekeurd, sluit alle echtscheiding uit. Art. 56 stelt vast dat ‘hij niet kan een ander huwelijk aangaan die door een voorgaande huwelijk gebonden is’ en art. 148 zegt dat ‘de huwelijksband niet ophoudt tenzij met den dood van eenen der echtgenooten.’ In 1898 oordeelden de beroepshoven van Milanen, Modena en Brescia er anders over en stemden toe in de uitvoerbaarheid in het rijk en de inteekening in de registers van den burgerlijken stand van 3 echtscheidingen, door vreemde rechtbanken uitgesproken tusschen echtelingen, eertijds Italianen, en in Italië getrouwd. - Deze uitspraken werden vernietigd hetzelfde jaar door het hooger hof van Turyn.
Doch daarom geven de vijanden van het onverbreekbaar huwelijk den moed niet op, en zij werken onverpoosd in dagbladen en anders om hunne gedachten te verspreiden. Onlangs zelfs is er te Rome een boek verschenen, eene ware pleitrede ten voordeele der echtscheiding. Daartegen trekt de ‘Civiltà’ te velde en beschouwt beurtelings het huwelijk als ‘contract’. bewijst dat daaruit niet volgt dat dit kan verbroken worden gelijk andere zulkdanige verbintenissen, naar willekeur van dezen die het aangaan: het is een bijzonder contract, ‘sui generis’. - Daarna als burgerlijken akt (atto civile): het ware voor den Staat redelijker het burgerlijk huwelijk af te schaffen; dan er nog de echtscheiding bij te voegen: reeds kwalen genoeg komen er uit het eerste.
‘Un cardinale legato a latere a Paragi nell'ottobre del 1801.’ De schrijver, wiens studie over het concordaat zooveel bijval verworven heeft, beschouwt nu het concordaat in zijn 2de tijdperk: na zijne plechtige bekrachtiging door den Paus. Napoleon vraagt kard. Capara als afgezant ‘a latere’. Schrijver doet ons eerst nader kennis maken met dien man die zulke belangrijke rol moest spelen: toegevendheid en plooibaarheid van karakter, een slag van afkeer dien Pius VI niet zonder reden voor hem gevoelde: dit zijn de 2 redens waarom de eerste consul juist dezen man begeerde. Voeg daarbij dat hij, binst
| |
| |
de revolutie en de republiek van Bologne, in 1796, goed gediend was geweest door eenen neef van den kardinaal. Voor hij naar Parijs gezonden werd, was kard. Capara opvolgenlijk nuntius geweest te Keulen, Lucerne en Weenen. Zijne betrachting was immer de vorsten met dewelke hij te handelen had, niet te mishagen. - Hij wordt dus ‘legatus a latere’ benoemd in 't geheim consistorie, 24 Oogst 1801. Vertrokken van Rome, 5 Sept. met 10 personen, wordt hij tot aan Parijs, volgens de bevelen van Napoleon, in alle steden met eere onthaald; komt ter bestemming den 4 October, 's nachts, en heeft van 's anderdaags reeds een onderhoud met den consul. Deze drukt hem zijnen wensch uit welhaast den godsdienstvrede te zien bloeien, en zou willen dat een derde der te benoemen bisschoppen onder de ‘Constitutioneele’ zou gekozen worden. Dit wordt door den afgezant wederlegd, zoodat Napoleon er aan verzaakt. - In de volgende nummers zal deze belangrijke bladzijde uit de geschiedenis voortgezet worden.
20 April - 1901.
‘I liberali e Cattolici di fronte a socialismo.’ Schrijver vergelijkt, in hun strijden tegen het socialismus, het katholicismus en het liberalismus. Dit laatste is onmachtig. Het vergeet dat de oorlog niet meer op politiek maar op sociaal veld geschiedt en daarom is het nutteloos altijd met vaderland, en eenheid, en Rome onafhankelijk, en stamhuis van Savoie voor den dag te komen. Het socialismus is het kind van het liberalismus: bewijs daarvan is hun gemeen program over godsdienst, gezag, huisgezin. Een ander bewijs is beider haat tegen den Paus en zijne vrijheid. De liberale dagbladen zelf klagen over hunne onmacht, terwijl de katholieken zoo ver voren zijn in sociale werken. Hier ligt het geheim daarvan: de katholieken hebben de liefde, gesteund op het geloof.
‘Della stela del foro e della sua iscrizione arcaica.’ Schrijver zet zijne studiën voort over het monument, en wederlegt de gissing van Dr. Savignoni er over.
‘Il Romanzo moderno in Inghilterra.’ In Engeland en Amerika is de roman doorgaans beter dan in de andere landen: zoo zijn in Groot Bretanje de romans van Zola verboden, en werd zelfs een vertaler ervan geboet en zag zijne uitgave verbeurd. Te Londen is ‘Mudie’ beroemd geworden omdat hij weigert zulkdanige boeken te verkoopen bij zoover dat men, sprekend over zedelooze romans, zegt ‘hij is niet te koop bij Mudie’. Nochtans is niet alles even zuiver, en schrijver toont het aan in het overloopen van de bijzonderste hedendaagsche romans bij onze Anglo-Sassensche broeders van Engeland en Amerika.
‘Il divorzio in Italia.’ Uit dit beginsel van het Komeinsch recht: ‘nihil tam naturale quam eo modo quo quidquid colligatum est eo etiam modo dissolvi’ besluiten de voorstanders der echtscheiding dat het huwelijk, bij contract geschiedende, ook alzoo moet kunnen ophouden. Maar, wilde men logiek zijn, het huwelijk zou bijgevolg altijd door de vrije toestemming der echtgenooten moeten kunnen ontbonden worden. Waarom dan willen de tegenstrevers dat de wet palen stelle aan de echtscheiding? Ware dat geene onrechtveerdigheid der wetgevers? - Zoo, zeggen zij, zou de echtscheiding moeten mogelijk zijn in buitengewone gevallen: zoo b.v. eene jonge vrouw, wier man eene veroordeeling ondergaat, als zij met mag scheiden, is voor eeuwig veroordeeld den naam van eenen dief, eenen moor- | |
| |
denaar als eigen naam te dragen?... Maar dit is het gevolg niet der wet die de echtscheiding belet, maar der wet die diefstallen en moorden straft: men zou dus eerst die wetten moeten afschaffen. Daarbij veronderstel dat zulke vrouw hertrouwt: zij draagt een anderen naam in de oogen der wet, doch in de oogen van God, van de Kerk en van alle eerlijke lieden, blijft zij toch steeds aanzien als de wettige vrouw van eenen veroordeelde. - Deze oneer valt ook op de kinderen; kan men beletten dat zij geene kinderen meer zijn van den veroordeelde? Dit volgt dus uit 's menschen boosheid, niet uit de wet tegen de echtscheiding. Ten anderen, men wil eene wet voor de echtscheiding ‘in buitengewone gevallen’. Maar vergeet men dat eene wet voor algemeene gevallen is, voor het algemeen welzijn? Welnu, welke rampen uit de echtscheiding! Het huwelijk, waar gansch de maatschappij op steunt, wierde ongestadig. Veel huwelijken, thans goed en duurzaam, wierden door zulke wet vernietigd of bedorven. Welke rampen ook voor de kinderen? De medewerking van beide ouders is vereischt tot de opvoeding; maar door de echtscheiding, zullen de ouders voor
de kinderen van een eerste huwelijk geen de minste zorg meer dragen.
|
|