willige schuld betreurde hij. Hij had anders kunnen zijn, anders moeten zijn, en daarom was hij bedroefd, en weende soms bitterlijk met tranen als die van Petrus.
In beider leven is een gouden draad der goddelijke genade onmiskenbaar, die hen telkens tot Christus brengt, als hun eenigen Redder en Heiland. Bij Eilderdijk geschiedt dit echter als bij een Jacob, of, als gij wilt, bij Simon; Da Costa doet ons telkens aan Abraham denken.
Van Zola naar Maeterlinck. Onder dezen titel, schrijft de heer H.J.M. uit Sittard in de Juni-aflevering der Studien op godsdienstig, wetenschappelijk en letterkundig gebied een artikel over L. van Deyssel's nieuwe Verzamelde Opstellen en diens ‘verhuizing’ van Zola naar Maeterlinck. Wij ontnemen daaraan de volgende volzinnen:
‘Gij zijt als de gevallen engel, die bij uw val niet alles verloort. Gij waart van aanleg en natuur een kunstenaar bij de gratie Gods, dat blijkt uit menige bladzijde, zelfs van dezen 4n bundel. Gij hebt gezond verstand en dat komt voortdurend in botsing met uw beginsel, dat gij hebt van de dwaling, als zou die kunst niets anders zijn dan een vorm van de stof.
Ziedaar de reden, waarom gij Zola verlaten hebt en zijt gegaan tot Maeterlinck.
Maar dit zal u niet veel baten.
De vragen naar den oorsprong, het doel en het wezen der kunst zullen u pijnigen zoolang gij aan valsche kunst zult doen.
Want de oorsprong en het doel der kunst is de ééne, persoonlijke God - en haar wezen: Zijne openbaring in het geschapene, aan den mensch, wien Hij een mateloos verlangen naar Zijne Schoonheid heeft ingestort.
Een verlangen dat voor de vrijwillig dolenden een foltering wordt.’
Koninklijke Vlaamsche Academie. - Vergadering van 17 Mei 1899: Na de vaststelling van het verslag der vorige zitting leest de heer Th. Coopman, namens de commissie voor het Woordenboek, een uitgebreid verslag voor over de laatstverschenen afleveringen van dat werk, waarbij hij tevens eene warme hulde brengt aan de redactie.
De Academie beslist dat, vermits het koninklijk besluit, waarbij de benoeming van Dr. de Gheldere tot werkend lid wordt goedgekeurd, nog niet is verschenen, er op dit oogenblik nog geene plaats van briefwisselend lid openstaat. Dit jaar zal dus enkel tot de verkiezing van een buitenlandsch eerelid in vervanging van wijlen Prof. R. Fruin moeten worden overgegaan.
Vervolgens wordt overgegaan tot het verkiezen van een werkend lid ter vervanging van wijlen den heer Th. J.I. Arnold. Bij de derde stemming bekomt de heer Prayon 12 en de heer W. de Vreese 9 van de 21 uitgebrachte stemmen. Eerstgenoemde is dus gekozen.
Door de heeren de Pauw, de Potter en Snieders wordt verslag uitgebracht over de verhandeling van den heer Leonard Willems, ter wederlegging van de onjuiste beweringen van den heer Discailles, dat Rogier in 1841 eene Vlaamsche Academie zou hebben willen inrichten.
Die belangrijke geschiedkundige bijdrage zal in de Verslagen en Mededeelingen worden opgenomen.
- Zitting van Juni. De heer Mr. H. Viotta wordt tot buitenlandsch eerelid gekozen.
Plechtige Zitting van 22 Juni. Voordracht van een werk getiteld Rubens en de Nederlandsche taal van Edw. van Even, bestuurder. Door ziekte belet werd de heer van Even in de voordracht van zijn werk vervangen