Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 11(1898)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 271] [p. 271] Bijlagen. Aan Prof. P. Alberdingk Thijm voor het Pinksterfeest 1897. Aan Uw voeten geknield, kus ik den zoom Uws kleeds, Mij dorstte, Heer! zoo lang, en 't leven was vol leeds, O strek Uw handen uit over 't vermoeide hoofd Dat zooveel jaren lang van peluw was beroofd. Gij zaagt het angstig uitzien naar een koele bron Van Hagar, Israëls moeder, als de heete zon Haar felle stralen zond over de zandwoestijn - En Gij schonkt lafenis en duldelooze pijn. Voor mij, o Heer! wilt G'het water doen ontspringen Het levend water - 't heil der stervelingen - Op 't Pinksterfeest voedt mij de honig van uw Woord En schenkt Ge mij een zielevrede nooit gestoord. Aan de Muzijk. O god'lijke Muzijk, waar Gij in zielen vaart Daar bloeien eeuwig schoone lente-rozen! Vol blanke reinheid, en vol passie-blozen Geen vaster snoer, die hemel bindt aan d'aard. [pagina 272] [p. 272] Avond aan het Lucernermeer. Smaragd groen stroomt de Reuss in 't grijs Lucernermeer De zilvre maan belicht de bergentoppen En trilt op 't water als een witte pauwenveer; Het alpenroosj' ontplooit haar teêre knoppen; En d'eene ster knikt d'andre toe mysterie vol! Aug. 1897. Rigi en Pilatus, Opgedragen aan den heer D.F. v. Heyst, letterkundige te 's Gravenhage. Als een steile rots veel duizend voeten hoog, Staat fier het trotsch gevaarte van den Pilatus. Ver boven wolken; als een sterk gespannen boog, En met zijn voet, rust hij aan 't zilver meer. Hij ziet op 't lieflijk beeld der Rigi neêr, Die eeuwig zich verheft in 't maagdhjk groen. Als éénmaal Abélard naar Héloise zag Zoo ná en toch zóo ver, gescheiden door het meer. Lucerne, Juli 1897. M. Zubli v.d. B. v. H. Vorige Volgende