Geheel onwillekeurig doet hij dat, even zeker als een blondine zonder smaak zich kleedt in geel en rood en groen.
Maar een leuk, aardig, opgewekt mensch, een mensch met merg in zijn knoken en bloed in zijn hart, zoekt leuke, aardige, opgewekte verzen uit of andere... met echt, diep-waar menschengevoel zonder geteem, - en, vooral niet al te lang - jongens houden niet van lang.
We vinden hier inderdaad, ditmaal liegt de titel niet... 't mooie, 't allermooiste, uit de beste Zuid- en Noord-Nederlandsche schrijvers, verzen die waarlijk niet alleen door schooljongens met genot zullen worden gelezen - in Noord- en Zuidbroederlijke en zusterlijke eendracht naast elkaar.
Het boek eindigt niet zooals elke rechtgeaarde Nederlandsche chrestomatie behoorde te eindigen - bij Potgieter, Loveling, Beets en Van Beers; neen, ook de nieuwste en de allernieuwste: Swarth, Van Eeden, Kloos, Couperus, Gorter, zijn er in opgenomen. Van Duyse en Dautzenberg naast Staring, Couperus naast Kloos, Vondel naast Da Costa en Nolet de Brauwere, allen als een schoon fonkelend snoer van glinsterende, bonte sterren.
En geen van de ál te bekende verzen, die de ooms en grootooms van die nu op de banken zitten, al van buiten leerden, komen er in voor, al lang, een beetje afgerammeld, een beetje afgezaagd, hoe mooi ze ook waren.
Van Van Duyse niet de Germaansche Slaaf te Rome maar twee parelen, Ontmoediging en Vaderzucht; van Staring niet de eeuwige Adolf en Emma, maar Ariadne, en eenige kleine meesterstukjes. Van Da Costa Hagar, De Slag bij Nieuwpoort; van Bilderdijk het allermooiste uit zijn balladen en uit zijn onvoltooid epos.
En dan van Vondel! Welk een heerlijke, teeder-artistieke keus uit die schoone, glinsterende blankblonde verzen, met hun sonoren klank van Beethovensche muziek: De Rijnstroom en de Olijftak aan Gustaaf Adolf, Het Eeuwig Eden en Het Aardsche Eden, en Palamedes rechters met Hoe die van Keulen het lijk van Ursula uit het Hunnenkamp haalden.
Uit Tollens ook is een zeer nieuwe en mooie keus gedaan alsmede uit De Geyter, Hiel, Gezelle, Rodenbach, Swarth, Kloos, Gorter, Boddaert, enz., enz.
De gedichten van Luyken zijn bizonder schoon... Alles heeft zijn Mond en De Morgenstond. - Ieder Hart en ieder Huis zocht ik te vergeefs, maar misschien heb ik niet goed gezocht.
Van Swarth hebben we o.a. Als een gevangene in zijn enge cel, van Kloos het verrukkelik sonnet De Zee en van Boddaert Kindersproke en haar eenig Laat dicht de luiken.
De Verzamelaar zelf gaf een zeer, zeer bescheiden keuze uit zijn eigen werk. De voorzichtige leeraar (der jeugd) overschaduwde even, heel even maar, den dichter, en zijn aller-, allermooiste verzen staan hier niet in, als minder geschikt voor een schoolboek, natuurlijk!... en ik zal hier de namen dan ook maar niet noemen, - anders mochten de jongens ze toch eens gaan lezen! Maar we hebben toch Als Jezus zou slapen en De