Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 9
(1896)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 531]
| |
Bijlagen.
| |
[pagina 532]
| |
dat de kwestie-Kollewijn weer eens aan het spoken is, en de heer P.I.M. een zekeren heer Vuurig laat uitvaren tegen het gedrochtelijke voorstel om de ph in f te veranderen. Inderdaad, de heer Kollewijn komt de eer toe een aardig vuurtje te hebben ontstoken. Hij heeft vergaderingen uitgelokt en artikels en brochuren, en zelfs boeken in zijn spelling geschreven. Hij heeft hartstochten in beweging gebracht, alsof het welzijn der natie bedreigd was. En naar het schijnt, heeft hij thans zelfs voor de kunst iets gedaan, want er is iemand gekomen, die het geschikt achtte, om de argumenten vóór en tegen Kollewijn te dramatiseeren, en de pleidooien vóór en tegen met een schildering van gezindheden te verbinden. Althans, aan zulk een dramaturgischen arbeid heeft de heer P.I.M. zich gezetGa naar voetnoot(1). Ik geloof echter, dat men de waarde van zijn brochure minder zoeken moet in de karakterschildering, dan wel in het bijeenbrengen der argumenten, die in de discussie over het vraagstuk der spelling te pas komen. En ook heeft zijn boekje de verdienste, dat het ons leert, hoe groot het verschil in opvatting is onder hen, die op de zaak invloed kunnen hebben. Ik voor mij althans krijg den indruk, dat voorhands de gansche spellingsbeweging meer moeite dan gemak in de wereld brengt. Zoolang er nog geen eenstemmigheid is, - en lang zal het duren voor zij bereikt is, - moeten wij niet één, doch vele spellingen ontcijferen en dit is een voordeel noch voor de kindertjes, noch voor de volwassenen. Vóór de eenstemmigheid er is, | |
[pagina 533]
| |
zal men jaren lang vele proefnemingen zien verrichten; er zullen Kollewijnianen zijn in vele graden van orthodoxie; menigeen zal verder gaan in den leer der vereenvoudiging en het schrijven zooals men spreekt dan de stichter der leer zelf ging, en in al die jaren zal de poging tot vereenvoudiging het tegendeel uitrichten van wat zij beoogde. En nu kan men het nemen van proeven niet anders dan goedkeuren, zoo er inderdaad een nieuw stelsel moet worden ingevoerd, doch het feit blijft bestaan, dat in den tijd van het experimenteeren het tegendeel van vereenvoudiging te zien is. En ook dit is een reden om met de pogingen tot hervorming der spelling niet zoo bijzonder ingenomen te zijn. Er is iemand, die den uitgang lijk in lik veranderen wil. Hoe zal die proef afloopen? Want meer dan een proef is het niet. Terecht merkt een spreker bij den heer P.I.M. op, dat de spelling lik geen nauwkeurige nabootsing is van de uitspraak; men zou even goed luk kunnen nemen. En hoe zal men de comparatief moeten vormen? Zal men van huiselik huiseliker maken of huiselikker? Zoo er menschen zijn die de uitspraak vinden, dan heeft men woorden te verwachten als hartelikker, feestelikker en letterlikker, en ik ben het met den heer P.I.M. eens, dat men deze woorden niet met veel genoegen aanziet. Het is dus lang niet zeker of de vervanging van lijk door lik een goede greep is geweest. En zoo lang daarover geen zekerheid, althans geen eenstemmigheid bestaat, krijgt men lijk, lik en luk te zien, alleen omdat de schrijftaal eenvoudiger moet worden en zich beter bij de uitspraak aansluiten. Dr. Kollewijn is het meer overkomen, meen ik, dat men hem dingen toeschrijft, die hij nooit gezegd | |
[pagina 534]
| |
of gemeend heeft. Het gaat hem als anderen geestelijken brandstichters. Aan zijn vuur ontsteken anderen het hunne, en voor alle vlammen wordt hij aansprakelijk gesteld. Zoo ging het anderen, en zoo ook Dr. Kollewijn. Hij deed eenige voorstellen ter vereenvoudiging der spelling, en alles wat nu aan spellingswijziging gedaan wordt, schrijft men op rekening van Dr. Kollewijn. En zoo is het niet onmogelijk, dat de heer P.I.M., al schijnt hij tegen een nieuwe spelling te zijn, het toch gedaan krijgt om de kwestie-Kollewijn nog wat uitgebreider te maken. Hij wil namelijk een campagne ondernemen tegen alle bastaardwoorden. Het is moeilijk in de spelling der bastaardwoorden een streng stelsel te volgen, en de verdwijning van alle vreemde woorden zou den eigen aard onzer taal versterken. Zóó denkt heer P.I.M. en zoo hij al niet een splinternieuw vraagstuk opwerpt, zeer zeker ligt in zijn denkbeeld wel de aanleiding tot veel gepraat en geschrijf, en er is veel kans, dat al dat gepraat en geschrijf onder de rubriek kwestie-Kollewijn gebracht wordt. Naar zijn meening zal de kwestie dan ook belangrijker worden. Maar hoe de heer P.I.M. het zal aanleggen om bastaardwoorden te vervangen, die hij zelf nog niet missen kan, zooals barbaarsch, mode, alphabetisch, commissie, artikel, terwijl hij zelf nog per ongeluk courant in plaats van dagblad schrijft, dat zie ik nog niet in.Ga naar voetnoot(1)
(De Amsterdammer). Ch.M. van Deventer. | |
[pagina t.o. 535]
| |
J.-A. VAN DROOGENBROECK
|
|