Christusfiguren te Berlijn.
(Ingezonden.)
In 1895 gaf de kunsthandelaar Théodore Bierck te Munchen aan een zeker getal Duitsche kunstenaars den wensch te kennen dat zij een Christusfiguur voor zijne rekening zouden schilderen. Negen kunstenaars beantwoordden aan dezen oproep.
De heer Bierck had hun geheele vrijheid van opvatting gelaten; slechts aan eene voorwaarde hadden zij te voldoen: Christus moest geheel alleen worden voorgesteld.
Deze negen beelden zijn in het oude gebouw van den Reichstag tentoongesteld, en wekken veel belangstelling op, door de verschillende opvattingen. Toch bestaat er onder de verschillende tafereelen in eenige punten overeenstemming: lange hoofdharen, baard, en weinig van het joodsche type. Op niet een enkel doek is de lijdende Heiland te zien; alle kunstenaars trachtten meer het krachtig handelen weer te geven. Deze opvatting hangt met de ontwikkeling der tijden samen, en bewijst in deze meesterstukken het verband dat tusschen de kunst en de maatschappelijke toestanden bestaat.
De uitnoodiging van den heer Th. Bierck is beantwoord door de professors Karl Marr, Gabriël Max, Franz Stuck, Fritz von Uhde en Ernst Zimmermann uit München, professor Arthur Kampf en Ferdinand Brüt uit Düsseldorf, prof. Franz Skarbina uit Berlijn en Hans Thoma uit Frankfurt a.M. Allen geven van Jezus een levensgroot beeld.
De schepping van Fritz von Uhde spant de kroon: Jezus vol leven en heilig vuur, schijnt als voor eene gemeente te prediken. Uhde laat ons den Heiland aan den ingang van een donkeren gang aanschouwen, waarin het zonnelicht straalt. Daarna komt Ernst Zimmermann. Zijn Christus is rustiger opgevat, het aantrekkelijke hoofd drukt de hoop der jeugd en den moed en de wilskracht van den manlijken leeftijd uit. Het faalt Karl Marr's Jezusbeeld aan uitdrukking, even als aan Gabriel Max' ‘gekruisigde Christus’. Franz Stuck geeft den Heiland van terzij gezien met krachtigen en energieken blik, naar ons oordeel echter te scherp. Dit laatste kom nog meer uit,