Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 9
(1896)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |
Nederlandsche en andere oudheden.
| |
[pagina 17]
| |
constructie, daardoor beter geschikt voor den krijg en het slagveld. Let men op de vermaarde personen welke dat wapentuig eertijds gebruikten en wien het dat krijgshaftig uiterlijk gaf, dat wij aan deze vorsten en veldheeren op hunne portretten bespeuren, dan mag men zeker zonder te overdrijven zeggen dat het eene hoogst belangrijke, kostbare, ja unieke verzameling vormde. Van deze ‘aerdige en curieuse antiquitijten of outheden, te sien in de sael boven de koninklijke stallen van het Hof,’ had ook dikwijls hooren ‘smoesen en praeten’ Philippus van der Nolk, een Amsterdammer, die, met zijn broeder Pieter, in 1732 een reisje maakte naar Brussel, Antwerpen en Mechelen. Dat ‘smoesen en praeten’ had van der Nolk ‘erg kijklustig gemaekt naer alle die ijseren kleeren, naer alle dat moorttuyg, daer de mensen malkander meeslagten gelijk koeijen en osschen, en naer die gekke gecoleurde vaendels en wimpels, daer de mensen soo dom voor sijn omder eygen te laeten dootsteeken gelijk schaepen, ofder doot te vegten gelijk bokken voor soon gecoleurde lap van een paer stuyvers waerde.’ Onze Amsterdammer was alzoo anti-militairist! Ondanks 's mans gerechte afkeer van menschenslachten, doodsteken of doodvechten, - gruwelen en treurige gevolgen van het vreeselijke oorlogspel - was toch zijn eerste uitstapje, toen hij Donderdag 2 October te Brussel aankwam, naar.... de wapenkamer. Hij vond er een ‘vrouwke, welke haer les van hetgeene daer te sien was wonderlijk wel op sij in een dreun voort.’ Dit ‘vrouwke’ had de beleefdheid den heeren aan te bieden hen ridder te slaan! en wel voor de luttele som van slechts vijftien stuivers. | |
[pagina 18]
| |
Een buitengewoon koopje als men in aanmerking neemt, dat de plechtigheid werd voltrokken met den degen waarmede de machtige keizer Karel V eertijds voorname vorsten en edelen tot ridders der hooggewaardeerde orde van het Guldenvlies verheven had. Van dit reisje heeft van der Nolk een ‘Rijs-journal’ gehouden, doch jammer genoeg zoo beknopt, zoo in telegramstijl, dat het inderdaad de moeite niet loont, het te publiceeren. Twee zaken evenwel maken op deze beknoptheid eene gunstige uitzondering, - omdat hij ze ‘erg curieus, erg mooy en..... erg veel gelt waert vont’, namelijk de kunstverzameling van Pater Petrus Arnoldus de Licht te AntwerpenGa naar voetnoot(1) en de Wapenkamer. De laatste verzameling werd op het einde der vorige eeuw verspreid, het belangrijkste ging naar Weenen om de keizerlijke schatkamers te verrijken, terwijl het overige thans wordt bewaard in een paar museums te Brussel. Zoo wij ons niet bedriegen en voor zoover wij konden te weten komen, is van de Wapenkamer, toen ze nog in haar geheel was, geen catalogus gedrukt, zoodat men wel mag veronderstellen dat de mededeeling van hetgeen er in 1732 te zien was dén ingezetenen der tegenwoordige hoofdstad van België en vermoedelijk ook anderen zal interesseeren. Derhave volgt hier wat van der Nolk in zijn ‘Rijs-Journal’ over deze verzameling aanteekende.
‘Alle deese aerdige en curieuse antiquitijten of out- | |
[pagina 19]
| |
heden sijn te sien in de sael boven de koninklijke stallen van het Hof van Brussel.
De wapenrusting van Philippus den Goeden, hertog van Bourgonjen, gemaekt van wit of glat ijser. De statiewapenrusting van keyser Maximiliaen, vader van keyser Carel V. De statiewapenrusting van keyser Carel V, is seer mooy geëtst met ducatengout. Sijn paert draegt een kleet van het hooft tot de voeten. Een rondasse van keyzer Carel V, gemaekt van swart of gesmeet ijser, met schoone figuuren en beeltenissen voorsien. Een stormhoet van keyser Carel V, gemaekt van swart ijser, met schoone figuuren. Het malienhemt van keyser Carel V. De lans van keyser Carel V, daer hij mee op de swijnenjagt gong. Een rondasse van stael van keyser Carel V, daarin is gegraveert met de punt van een diamant (?) het beleg van Rome. De deegen van keyser Carel V, daer de ridders van het Gulden Vlies in de Nederlanden mee werden ridder geslagen. Met deesen deegen sijn wij door het vrouwke, welke het ons liet sien, ook ridder geslaegen, eerst op het hooft, dan op de linker en dan op den regter schouder. Het vrouwke hat ons dat gevraegt en wij moesten daer vijftien stuyvers voor betaelen. Twee pistoolen van keyser Carel V, welke vijf schooten schieten. Noch een rondasse van keyser Carel V. De wieg van keyser Carel V. De statiewapenrusting van aertshertog Albertus van | |
[pagina 20]
| |
Oostenrijk. Sijn paert draegt een kleet van het hooft tot de voeten. De wapenrusting van aertshertog Albertus van Oostenrijk, gemaekt van swart gebrant of gesmeet ijser. Hij heeft in het beleg van Oostende daerop drie snaphaenschooten gekreegen. De piek van aertshertog Albertus van Oostenrijk, gebruykt in het beleg van Oostende. Het opgeset paert van aertshertog Albertus van Oostenrijk. Een snaphaen van ebbenhout met silver beslag van aertshertogin Isabella, gemalin van Albertus van Oostenrijk. Het opgeset paert van aertshertogin Isabella, daer zij haer intogt mee deet te Brussel. De statiewapenrusting van den hertog van Alva. De wapenrusting van den hertog van Alva, gemaekt van glat swart ijser. Hij heeft daerop een snaphaenschoot gekreegen van een schoenlapper te Antwerpen. De statiedeegen van den hertog van Alva. De wapenrusting van Don Jan van Oostenrijk, natuerlijke soon van keyser Carel V. De statiewapenrusting van Alexander Farnese, prins van Parma. Sijn paert draegt een kleed van het hooft tot te voeten. De wapenrusting van den prins van Parma, gemaekt van swart of gebrant ijser. Hij heeft daerop vier snaphaenschooten gekreegen. De statiewapenrusting van den cardinael Ferdinand, een broer van den Spaensen koning Philippus IV. De statiewapenrusting van Leopold Willem aertshertog van Oostenrijk. Het opgeset paert van aerthertog Leopold Willem van Oostenrijk. De statiewapenrusting van Ernestus aertshertog van Oostenrijk, vol schoone figuuren en beeltenissen. | |
[pagina 21]
| |
De statiewapenrusting van Don Jan van Oostenrijk, natuerlijke soon van koning Philippus IV van Spanjen. De deegen van Hendrik IV koning van Vrankrijk, welke hij door een wapenherout aen aertshertog Albertus zont om den oorlog te verklaeren. De stantaert of vlag van Frans I koning van Vrankrijk, gewonnen in den slag van Pavia door keyser Carel V. Drie groote wimpels van het schip van keyser Carel V, toen hij in Baerbarijen tegen de mooren gong vegten. Twee Vranse stantaerten, gewonnen in den slag van Landen. Daer sijn ook drie hondert en vijftig vaendels, welke van den vijand gewonnen sijn. Het eerste model van canons, welke seeven schooten te gelijk konnen schieten. Een groot getal wapenen van Indiaenen en andere wilde volken; daer sijn vergiftige bij, gevaerlijk om aen te koomen. Nog meer andere soort van wapenen, maer alles te veel om bij naeme te konnen opnoemen.’ |
|