Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 8(1895)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 510] [p. 510] Het Kerstjongentje. Daar was een knaap van zeven jaar; Op Kerstdagmorgen vroeg, Hij bad de Maagd voor 't hoogaltaar, Waar 't ‘Kind in 't kribje’ loeg. ‘O Maagd,’ zei hij, ‘ô Moeder teer, Gij zijt zoo mild en goed, O toon mij eens Ons Lieven Heer O toon mij Jezus zoet!’ En minzaam sprak de Moeder Maagd: ‘O knaap blijf brave en goed; Indien gij zeven jaar dit vraagt Ik toone u Jezus zoet!’ Dan, zeven jaar, de jongen teer Blijft brave en bidt de Maagd: ‘O Maagd, toon mij Ons Lieven Heer!’ - En zeven jaar dit vraagt. De zeven jaar nu waren om. 't Was Kerstdagmorgen vroeg: De jongen scheen een kranke blom Maar kwijnend nog hij loeg! In 't ziekbed ligt de jongen teer, Ter kerk trok moeder heên; Zij zal weldra ter hutte weêr: Hij mag niet lang alleen! De jongen bidt de Moeder Maagd: ‘O Maagd zoo mild en goed; Ik heb het zeven jaar gevraagd O toon nu Jezus zoet!’ De Maagd heeft 's jongens beê verhoord; Zij komt met God den Heer; Zij stuurt hem toe haar minnend woord; Zij spreekt hem zacht en teer. [pagina 511] [p. 511] ‘Aanschouw,’ zei zij, en loeg zoo zoet, - ‘Aanschouw het godlijk Kind; Aanschouw den Heer van alle goed, Dien gij zoo teer bemint!’ De Maged stond in 't goudgewaad. Zij droeg der Heeren Heer! Zij zag den knaap met zoet gelaat, Zij loeg zoo zacht en teer. Heer Jezus keek zoo godlijk goed, Hij zag den jongen aan; De jongen keek zoo welgemoed, Hij kon geen oog verslaan! Toen, minzaam boog de Maged neêr En gaf den knaap het Kind; De knaap omhelsde Jezus teer En loeg zoo welgezind. Dan, Jezus zei: ‘Ik ben uw Heer, O knaap, bemint gij mij? De jongen zei: ‘Ik minne u zeer! Gij maakt mijn hert zoo blij! - Ik minne u meer dan vader zoet En meer dan moeder teer, Gij zijt mijn God, mijn hoogste goed, Gij zijt mijn liefste Heer!’ Toen nam de Maagd het Godlijk Kind, En uit de hut verdween. De jongen, krank, maar blijgezind, Bleef in de hut alleen. Als moeder kwam ter hutte weêr, Heur knaap was 't leven heên. Zijn ziel nu zag der Heeren Heer, Voor aller eeuwigheên! Poperinghe. Vincent Lefere. Vorige Volgende