| |
| |
| |
Omroeper.
Congresbrokkelingen.
Arnhem's Congres. Wie er al niet waren? Zij zijn talloos! Aan officieele zendingen, het zij van Staats-, het zij van bijzondere besturen, van letterkundige genootschappen had het Congres een aantal deftige letterkundigen en begaafde sprekers te danken, doch degenen die er eigenlijk verwacht en niet gekomen zijn, waren bij dozijnen te tellen.
De werkzaamheden hebben dan ook tot eene zeer karige uitkomst geleid. Practische voorstellen, die aan een of ander bestuurlid niet bevielen, zijn verdonkerenmaand, gelijk men zegt, andere in de geheime doos der bestendige commissie verdwenen.
Men heeft niet gepoogd aan een enkel punt van gewicht onmiddellijk eene practische uitvoering te geven en zich dikwerf van voorstellen tot verbetering, met algemeene stemmen in eene afdeeling aangenomen, afgemaakt met een: ‘'t Bestaat reeds.’ Zoo bijv. met de vraag over den internationalen boekhandel, die zoo uiterst gebrekkig is. Het woord ‘broeders van 't Noorden’ en ‘broeders van 't Zuiden’ was op ieders lippen, vooral bij het banket; maar broederlijke samenwerking met ontzag van wederzijdsche belangen scheen velen nog een vreemde klank. Zoo sukkelt men dan reeds omtrent vijftig jaren voort. Weldra zal men een jubilee kunnen vieren voor alle de zaken die de nederlandsche congressen niet tot stand hebben gebracht. ‘Difficile est satyram non scribere’, dacht zeker Dr. H. Claeys aan 't einde, en schreef een hefelijk, aandoenlijk loflied op..... Arnhems omstreken. Een ander dichter moge de gastvrijheid bezingen die bij de bewoners der heerlijke stad voorzat, en waarvan de schrijver dezes in de eerste plaats heeft genoten!
Nog meer uit Arnhem. De Gids en de Ned. Spectator hebben aan Lucie van Mevr. Snyder Van Wissenkerke de eer gedaan de eerste het ‘drama in drie bedrijven’ af te drukken, de tweede eene onvoorwaardelijke goedkeuring daarover uit te spreken. Ja, de eenige fout van het stuk scheen: dat Mevr. Ro͘ssing-Sablairolles, die voor Lucie speelde, ‘hare rol niet had begrepen’, want zij stelde Lucie als eene coquette-vrouw voor.
| |
| |
Men weet heden uit andere tijdschriften genoeg wat er in 't stuk gebeurt. Korte herinnering: Aernout van Hoogduyne is verliefd op eene getrouwde vrouw, Lucie de Waert en zij op hem. Ritmeester de Waert, de echtgenoot, raadt haar met harde woorden af van zulke eigenaardige gevoelens. Lucie gaat een tijdlang op reis.
Hierop knoopt de minnaar een liefdeband aan met de onschuldige Ada van Hemstede, die bij oom en tante van Hoogduyne logeert.
Lucie komt plotselijk terug Ontsteltenis! De liefdesverklaring aan Ada gedaan wordt vergeten. De ritmeester is woedend op zijne vrouw. Tweegevecht - waarin Aernout gedood wordt.
Het nieuwe in dit stuk is dat Ada's tante, die niet weet waarom nichtje ontste't en bekommert is na de terugkomst van Lucie, zelve Lucie komt verzoeken op Ada te werken, zoo dat deze haren kommer vergete. Lucie belooft dit, spreekt werkelijk Aernout over zijne verhouding tot Ada, maar den trouwelooze knielt voor Lucie neder en wordt aldus door den ritmeester ontdekt.
De lofzíngende Spectator meent nu dat Mevr. Rossing Lucie verkeerd heeft voorgesteld. Immers zij was eene edelmoedige overspeelster!
Mevr. Rossing had zeker den echtbreuk moeten redden en de pleegster als eene heldin, ofschoon geene rouwmoedige, moeten voorstellen. Wij voor ons danken Mevr. Rossing dat zij de rol gespeeld heeft, zooals zij die heeft verstaan.
Zij gaf daardoor blijken van wezenlijk zedelijk gevoel.
Arnhem alweer. Ganzen en uilen; in de verte eene magere koe, enz. Zoo geeft de Nederlandsche Spectator in Nr 34 een huldeprint, waarboven geschreven staat: ‘Het Arnhemsche Congres’. Is dit een huldegroet voor Beets, Schaepman en de andere Noord- en Zuid-nederlandsche Congresleden? Proficiat!
Broeders te Arnhem. Dan is Het Belfort toch hebbelijker. Belfort ‘wil toonen hoe men te Arnhem heeft verbroederd...’ ‘Want’, zegt het schrandere tijdschrift, ‘het valt zeer te betwijfelen of die ernstige en leerrijke redevoeringen in de Afdeelingen en op de Algemeene Vergaderingen, wel de hoofdzaak zijn op een dergelijk Taalcongres?’
Ik vraag aan het Belfort of men dan hierbij niet denkt aan den berg in barensnood, of aan den omhaal voor een eierkoek? Zeg!
Zeer vernuftig spreekt het Belfort over de jonge, noordsche strijders voor eene nieuwe spelling die so luide sal as fele spreke. Doch reeds lang is er aangetoond dat velen ook anders praten, en dat wel in den geest van ‘hopen en hoopen’, ‘deelen en leven’ van J. Bols.
De nieuwe spelling is de aartsvijand der ‘verbroedering’. Dat is volkomen zeker.
| |
| |
De September-aflevering der Dietsche Warande is reeds den 31n Augustus verschenen. Er was geene gelegenheid het nieuws van den aanvang der aloude Pietmaent op te nemen.
Brugge. Wij danken dus nog maar uit de verte de heeren J. Bols, Dr Claeys, Dr Coremans, Dr De Ceuleneer, De Visschere, Helleputte, Janssens, Obrie, Pauwels, Van Steenkiste en verdere voorname deelnemers aan den landdag te Brugge, voor hunnen ijver en zelfopoffering.
Dendermonde bleef om de zelfde reden onbesproken. Heil aan het standbeeld van van Duyse, en aan de wakkere commissie, met Jan Broeckaert tot grooten werkman en ‘ziel van gansch de plechtigheid’, aan 't hoofd. Dat ‘natgeregende meisjes zongen om er van af te zijn’ (zegt Belfort) en dat de gauwdieven 's avonds lustig hunne zakken met vreemde horlogies vulden stoorde een weinig den indruk van het feest, hetwelk door de tegenwoordigheid van den minister, van den burgemeester, van de familie van van Duyse en vele andere uitstekende deelnemers was opgeluisterd.
Damme. Hier (zegt het Belfort) was er integendeel zonneschijn: Edoch - ‘Eenige deuntjes van een welwillende dorpsmuziek, en een paar redevoeringen... neen, van Maerlant had recht op meer’. Hulde echter aan Jan de Block, eerw, heer Merville, en eenige anderen die het ontbrekende aanvulden.
Nederlandsch Congres te Antwerpen. Pol de Mont heeft te Arnhem in de eerste afdeeling van het Congres, ter laatste Zitting, in naam van de bestuurders der Scheldestad en andere vrienden, het voorstel ter tafel gebracht, het eerstvolgend letterkundig congres te Antwerpen te houden, en dat wel reeds in 1894 Het voorstel heeft veel kans van slagen.
Kunstcongres. Einde September had te Neurenberg een kunsthistorisch Congres plaats. Men besloot tot geregelde bijeenkomst; (in 1894 te Keulen); ook tot eene verzameling van boeken en photographiee͘n, te... Florence. Men bezocht in 't Germaansch museum eene kleine tentoonstelling van oude schilderijen uit bijzondere verzamelingen bijeengebracht.
Overigens werden nog vele andere ‘wenschen’ geuit.
Hoop doet leven!
Jan Sterck gaat voort met de uitgave der Briefwisseling van J.A. Alberdingk Thijm met J.J.L. ten Kate. Zij loopt tot einde 1853, in Nederland, aflev. no 10, en tot september 1870 in de elfde aflev. van genoemd tijdschrift. Daar houdt zij op.
Wij leeren uit die brieven hoe mannen die een en hetzelfde
| |
| |
groote doel voor oogen hebben: De Kunst A.M.D.G., elkander kunnen sterken in liefde, vertrouwen en hoop op de eeuwigheid, ondanks alle ‘geloofsverschil’.
De uitgever besluit dan ook het werk met de volgende woorden: ‘Hun briefwisseling geeft een treffend voorbeeld van hooge godsdienstige verdraagzaamheid bij veelal uiteenloopende richting.’
| |
Toonkunst.
Franciscus van Tinel is den 6n November te Leipzig en te Berlijn uitgevoerd. Duitsche organen verzekeren dat in 't Rijk geene uitvoeringen volkomener, geene ontvangst eens toonkunstenaars ooit schitterender was.
Gounod en de kerkmuziek. Kort voor het afsterven van Gounod is een ernstige pennestrijd uitgebroken over de toekomstige Liturgische Mis van den toonzetter van den franschen Faust, die hem uit Rome was besteld. De hoofdopsteller van de Scuola Veneta, G. Tebaldini, valt krachtig den geest van Gounods kerkmuziek aan. De meester ve dedigde zich daartegen in eene soort van Credo artistique. Naar onze meening is dat Credo alleen daarop berekend, de wat te lichtzinnig geschreven Messes, Rédemption, Mors et vita, enz. in eene theoretische omlijsting te dwingen, zonder aan de aloude beginselen der kerkmuziek te willen te kort doen; beginselen die door de meest moderne conciliën zijn uitgesproken. (Verg Collectio Lacensis, Acta et decreta, op de woorden Liturgia, Musica, enz.) Dit doel van Gounod wordt door Dom Laurent Janssens klaar in 't licht gesteld in Musica Sacra No 2. September, 1893. Het had nog niet gebleken dat Gounod de herhaalde uitspraken der kerkvergaderingen streng heeft toegepast, noch in zijne toonwerken, noch in zijn Credo artistique. Plotselijk is de strijd en de bestelling door den dood des meesters nedergeslagen.
Het Magazin für Literatur (1893, bl. 693) geeft uit Anton Roberts pen, ter gelegenheid van Gounods dood te lezen: ‘Wij hebb u in Duitschland geen recht meer tegen Faust van Gounod uit te vallen, want wij hebben dien 33 jaar op onze tooneelen geduld. Er bestaat geen duidelijker teeken voor de onverschilligheid des duitschen karakters en voor het gebrek aan een esthetisch orgaan bij ons volk, dan de honderden uitvoeringen, die het heeft gezien en toegejuicht. Geen ander volk der aarde zou eene zoo stoutmoedige beleediging zoo dankbaar opgenomen hebben.’
Dit komt op 't zelfde neder als hetgeen wij in de Dietsche Warande zoo menigmaal hebben gelezen: karakters als Faust, Macbeth, Hamlet, Don Carlos, Mignon, enz. kunnen niet in muziek gezet worden of zij verschijnen als water en-melk figuren en koren als de bekende Zwaabsche parodie:
‘Bratwurscht mit Appelkartoffelsalat’
‘Gloi - re é - ter - nelle de nos aïeux’
| |
| |
Prijs van Rome. ‘Van Rome’ een schoone maar wel verouderde titel voor een wedstrijd in de kunst.
Aan den overwinnaar wordt ‘de weg naar Rome’ gewezen, en bij het uitreiken van den prijs wordt hem in eene sierlijke redevoering door den directeur der kunst-classe van de academie, den heer Samuel beduidt (L'art libre et l'enseignement libre de la musique), dat niet de anarchie. de regelloosheid, de allerbeste raadsman is om te slagen in de toonkunst. Dat de geeerde directeur daarbij gedacht heeft: ‘Tous les chemins conduisent à Rome,’ is te betwijfelen. Doch zooveel is zeker: beter is 't genie te bezitten en regelen niet schoolsch geleerd te hebben, dan regelen zonder genie. Evenwel een professor behoeft geen genie te zijn, maar moet wel regelen kennen, dat is - den weg kunnen aanwijzen om iets degelijks in de muzikale wereld te worden, al heeft men ook geene scheppingskracht, geen genie.
De regelloosheid is de pest voor de jonge toonkunstenaars. Zij is zeer aanstekelijk, maakt verwaand en hoogmoedig; want de meeste zijn geene genies, en meenen het vaak te zijn.
Wat er van zij! Men heeft aan Lodewijk Mortelmans, eenen leerling van onzen Peter Benoit, den Rome-prijs van toonkunst toegewezen, voor de muzikale bewerking van eenen tekst getiteld Lady Macbeth. Deze tekst, in 't fransch geschreven door J.-B. de Snerck en bekroond, is later vertaald door Em. Hiel; hierop werd de muziek gebracht. Den 25n October had de proef-uitvoering plaats in de groote academiezaal. De ontvangst van het werk was gunstig.
De compositie verdiende die. Vooral heeft de jonge toondichter ons verwarmd en geroerd door zijn Marsch in 3/4 maat, getiteld Feest ter eere des Konings.
Niet dat hij met fagotten en basclarinetten, met paukensolos en andere huiveringwekkende klanken ons Macbeths heksen zelven niet wel heeft geschilderd, zoogoed als dit door tonen kan geschieden, jawel, maar Macbeth is nu eenmaal, (gelijk hierboven gezegd is) geen onderwerp om in muziek te zetten. Shakespeare's schoonheden zijn onmuzikaal, want zij bestaan in de fijne ontwikkeling der hartstochten, die de grenzen der toonkunst overschrijdt.
Zoo goed als 't ging heeft Mortelmans het echtpaar gekarakterizeerd en even karakteristiek hebben Mevr. Soetens-Flament en de heer Fontaine die rollen voorgedragen. De uitvoering in 't algemeen was zeer wel verzorgd en als zoodanig indrukwekkend.
Wij hopen echter den jongen toonzetter nu eens op een gebied te ontmoeten waar hij zonder overmaat van koper en trom de fijnere, meer ideale zijde van zijn talent of genie kan toonen.
Ons was het als of hij hier aan de zangers het woord betwistte, door hen zooveel mogelijk met geraas te bedekken. Hier en daar was het geheel onmogelijk het koor zelfs te hooren.
Leere men dit toch ten minste van Wagner dat hij voorgeschreven heeft het orkest (voor zijne instrumentatie) in den grond te verbergen!
| |
| |
In plaats van zijne gebreken, bestudeere men zijne voortreffelijkheden. of wij komen tot de anarchie waarvan hierboven is gesproken.
Alb. Th.
P. Benoits Rubenscantate zal eerstdaags te Berlijn worden uitgevoerd.
Duitsche Russen Gedurende de groote vasten zal het keizerlijk-Russisch opera-gezelschap met al het daaraan verbonden personeel naar Parijs komen om in de groote opera een reeks gastvoorstellingen te geven, van de beste werken der Russische componisten. Deze voorstellingen zullen in Parijs zeker veel geestdrift verwekken; er wordt zelfs verwacht dat eenige Russische componisten zelven hunne werken zullen komen dirigeeren, zooals Rubinstein zijn Da͘mon en Tschaikowsky zijn Jewgenij Onegin. (Zie bl. 636.)
Alleen schijnen de Franschen niet te weten dat de meeste leden van het orkest en van het ballet der Russissche opera Duitschers zijn.
Nederlandsche Opera Voor eenige weken had te Antwerpen in den Nederlandschen Schouwburg de eerste opvoering plaats van het nieuwe opera-gezelschap dat in Belgie uitvoeringen in 't Nederlandsch geeft. Vertoond werd een vertaling van Der Freischu͘tz.
Leider der onderneming is de heer Fontaine, de voortreffelijke concertzanger, die zich thans ook als uitstekend tooneelzanger en tooneelspeler heeft doen kennen. De koren bestonden uit leerlingen of ex-leerlingen der muziekschool en zongen zuiver en zeker.
De eerstvolgende zangstukken die zullen opgevoerd worden, zijn oorspronkelijke werken Leiden ontzet, door Van der Linden, en Liederik De Buck, door Mertens, Charlotte Corday, van Benoit, op tekst van Gittens.
Schumann. Brahms zal eenige nagelaten werken van Schumann uitgeven: vijf symphonische studie͘n, een ‘Scherzo’, een ‘Thema’, het laatste dat Schumann schreef alvorens hij krankzinnig werd, en de Variaties op. 46 in hun oorspronkelijken vorm.
Nieuwe duitsche opera's. Eene reeks nieuwe dramatische toonwerken zijn aan den muzikalen horizon opgedaagd. Zij zijn van germaanschen aard. Laat ons hopen dat onze Nederlandsche schouwburgen (de Belgische Monnaie voorop) niet al te lang zullen aarzelen eene keus daarin te doen. Hier is bij voorbeeld Schach dem Konig van Brull, verder Hansel und Grethel, van Humperdink; Die verkaufte Braut, van Smetana; Guntram, van Richard Strauss, Kunihild, van C. Kistler. Alle deze opera's zullen den volgenden winter hare wandeling beginnen. Vervolgens denke men nog er aan Les Troyens van Berlioz ten gehoore te brengen.
Fransche opera. Gounod heeft eene afgewerkte opera in handschrift nagelaten getiteld: Maítre Pierre.
Concertmuziek op de ‘planken’. Dat de muziek zich meer en meer in dramatischen vorm wil gieten, blijkt o.a. hieruit, dat ver- | |
| |
schillende, oorspronkelijk voor de concertzaal berekende werken in den laatsten tijd op het tooneel met decoratief en costumen worden uitgevoerd; zoo o.a. Die Legende der h. Elisabeth van Lisst, te Weenen Keulen en elders en La damnation de Faust, te Monaco. Thans meldt men uit Berlijn, dat in de koninkl. opera aldaar Die Walpur gisnacht van Mendelssohn dramatisch vertoord zal worden
Mozart. De onlangs gestorven Oostenrijksche kapelmeester Hellmesberger had steeds allerlei geestige invallen. Toen iemand hem eens vroeg hoe het mogelijk was dat de eene orkestmeester de tempi der G-mol symphonie van Mozart te gauw, en de andere die te langzaam scheen te nemen, antwoordde hij: ‘Och, dat is heel natuurlijk, het zijn tempi passati.’
Tantris. Liszt vergelijkt Wagners Tristan en Isolde bij een upasboom, waarbij men in slaap kan vallen, en zegt dan: ‘De groote uitingen van het genie moeten werken als de zon: verlichten en vruchtbaar maken’ Briefwisseling 1869.
Wagner-leerlingen. Mej. Esser te Amsterdam gaf eene uitvoering van enkel Wagnermuziek met de leerlingen harer zangschool. De jonge meisjes hielden voordrachten van brokstukken uit Tristan en Isolde, Die Walkure enz.
In onze jeugd leerde men op conservatoren en muziekscholen allereerst den bel canto. Is die heden niet meer salonfahig?
H. Schaefels. In de Vlaamsche School van verleden maand komt een puik artikel voor over de werken van onzen vlaamschen meester Hendrik Schaefels, alsmede een zeer schoon portret van den vermaarden schilder en eenige zijner werken in lichtdruk weergegeven.
Faust. In den loop van verleden zomer heeft er eene ‘Fausttentoonstelling’ te Frankfort a.d. Main plaats gehad. Boeken, van oude en nieuwe uitgave, prenten, handschriften van allerlei aard, muziek, enz vond men er bijeen. Maar men bleef verre van de 2700 Faust-nummers die Engel in zijn lijvig boekdeel over de Faust-litteratur bijeenbracht.
Ondertusschen herinnerde deze bijeenstelling o.a. aan het feit dat E.-C. Marlowe de eerste dramatische bewerking van Faust leverde, die (naar men meent) reeds in 1594 te Londen op 't tooneel verscheen, en, in Engelsche taal, in 1608 te Graz, in Stiermarken werd gespeeld. Dit blijkt uit eenen brief, door de aartshertogin Magdalena van Oostenrijk toen ter tijd geschreven aan haren broeder Ferdinand, later keizer Ferdinand II. Deze brief werd door Joh. Meisener in 1882 uitgegeven. Verg. hierbij P. Alberdingk Thijm, Faust in de Nederlandsche letteren. Gent, Siffer, 1892.
| |
| |
Torso. Dr Bruno Sauer uit Giessen heeft eene nieuwe verklaring gevonden van den beroemden Griekschen Torso in het Vatikaan, welke tot heden voor eenen Hercules werd gehouden. Het punt van uitgang der studie was de dierenhuid om de heup. Deze is geen leeuwenvel, maar een tijgerhuid, eigenaardig aan Bachus en de zijnen. De Torso is die van Polyphemus, op het oogenblik dat de eenoogige reus zijne beminde nymf Galathea uit de zee ziet opstijgen. De ontdekking en de redevoering des schrijvers, is buitengewoon vernuftig. Moge zij weldra in druk verschijnen.
Verschenen: De Hagelander. ‘Tijdschrift toegewijd aan de herovering en het behoud van “Eigen taal en eigen zeden” en aan de verheerlijking van het Hageland’. Zout-Leeuw, Karel Peeters. 1893-94. Eerste jaar, No 1. Oogst 1893. 40 blz. 12o. Met prijsraadsels, enz. enz.
De la Vigne Bij Didot en Cie te Parijs is eene keuze uit de werken van Casimir de la Vigne verschenen, onder den titel: Edition du Centenaire, met kennis van zaken door het Comité bezorgd.
Mesthoop. Georges Ohnet heeft onlangs eenen nieuwen roman Le lendemain des amours, bij Ollendorff te Parijs laten verschijnen. Het is een werk wat aan gemeenheid en smakeloosheid niets te wenschen laat. Mogen onze jongelingen zich aan zulke bombastische Batailles de la vie des schrijvers van Le maître des forges, niet vergapen; des te minder dewijl Le lendemain als karakterschildering eveneens beneden de kritiek staat.
Academien. Koninklijke vlaamsche Academie. Prijsvragen voor 1895. Eerste vraag. Oud-Germaansche Taalkunde. Men vraagt eene oud-Nederfrankische grammatica (klank- en vormleer), op te stellen naar het voorbeeld van ‘Sammlung kurzer Grammatiken Alt-Germanischer Dialecten’. - Tweede vraag. Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde. Men vraagt eene opgave van bewijsplaatsen uit taalbronnen, d.i. uit gedrukte of ongedrukte geschriften, alsmede uit gewestspraken, voor elk der woorden, door Kiliaan als ‘vetus Flandricum’ opgegeven. - Derde vraag. Nieuwere Taal- en Letterkunde. Men vraagt eene zoo volledig mogelijke lijst van de verwerpelijke ‘neologismen’, die heden gebruikt worden in de Nederlandsche taal, met aanwijzing van hunnen oorsprong en hunne onnauwkeurigheid, alsmede van de juiste Nederlandsche woorden, uitdrukkingen of zegswijzen. Vierde vraag. Geschiedenis. Men vraagt de geschiedenis van de Nederlandsche drukpers (dag- en weekbladen en tijdschriften) in Vlaamsch-Belgie͘; dezer invloed op de taal- en letterkunde, alsmede op de zeden en de ontwikkeling van ons volk. - Vijfde vraag. Buitengewone prijskamp. Geschiedenis. Men vraagt een Volksboek over de geschiedenis van Belgie, van 1792 tot 1814. - Voorwaarden. Voor de wedstrijden worden enkel handschriften en niet te voren uitgegeven stukken aanvaard. De werken moeten leesbaar in het Nederlandsch geschreven zijn.
| |
| |
De Schrijver stelt zijnen naam op zijn opstel niet; hij voorziet dit slechts van eene kenspreuk, welke hij, met opgave van zijnen naam en woonplaats, in een gesloten briefje, dat dezelfde spreuk tot opschrift heeft, herhaalt. Voldoet hij aan de laatste bepaling niet, dan kan de prijs hem geweigerd worden.
Eene belooning van 600 frank, ofwel een gouden gedenkpenning van gelijke waarde, zal gegeven worden aan den Schrijver van elk bekroond werk.
De mededingende handschriften moeten ten huize van den bestendigen Secretaris (den heer Fr. de Potter, Godshuizendreef, 29) vrachtvrij ingezonden zijn vóór den 1 Februari 1895.
De stukken, na den voorgeschreven dag ontvangen, of zulke, welker Opstellers zich op eenige manier zullen doen kennen, worden uit den wedstrijd gesloten.
De Academie eischt voor de werken de grootste nauwkeurigheid in de aanhalingen en vraagt uit dien hoofde dat de mededingers de uitgaven, alsook de bladzijde der door hen aangehaalde boeken, aanduiden. - Zij meent den mededingeren te moeten berichten dat al de handschriften, aan haar oordeel onderworpen, als haar eigendom in hare archieven bewaard blijven, en zij zich het recht voorbehoudt deze, geheel of gedeeltelijk, in druk te geven.
Van de niet ter uitgave aangenomen stukken zullen de mededingers, op hunne kosten, een afschrift kunnen bekomen, mits overeenkomst met den bestendigen Secretaris.
In de zitting van September geeft de heer Obrie rekenschap als vertegenwoordiger der Academie op het Ned. Congres te Arnhem. Hij meldt den dank door den voorzitter Slotenmaker uitgesproken voor de welwillendheid waarmede de Academie de plaat van 't portret van M. de Vries ter leen heeft afgestaan, voor het program van 't Congres
In de zitting van October droeg de heer Em. Hiel een gedicht voor Vlaamsche herberg getiteld, dat schilderachtig als een taferee van Ostade en Jan Steen, in keurigheid en adel van teekening, trots alle realisme, daarboven staat.
Hel Biographisch Woordenboek werd besproken en diens verhouding tot de Biographie nationale, waarvan slechts zeer enkele namen in het vlaamsche werk zullen voorkomen, dewijl de schrijvers in Nederlandsche taal daarin slecht zijn vertegenwoordigd. Anders ware het ook wel dubbel werk.
Prijsvragen der kon. belg. academie te Brussel:
1. ‘De invloed der fransche letteren op de nederlandsche dichters der 13e en 14e eeuw’. Te beantwoorden vóor 1o Februari 1894.
2. Hoe hebben Spanje's staatkunde en legers in de Nederlanden de fransche staatkunde van 1635 tot 1700 bestreden? Id. 1o Febr. 1894.
| |
| |
3. Welke invloed hadden de groote steden in Vlaanderen, vóor de komst van het huis van Burgondie, en hoe is die invloed uitgeoefend? Id. 1e Febr. 1895.
4 (St. Genois-prijs.) Schilder den invloed der zoogenaamde pléiade française op de nederlandsche dichters der 16e en 17e eeuw.
In 't Nederlandsch te beantwoorden, vóor 31 Januari 1897.
5. (Bergmans-prijs) De geschiedenis eener brabantsche gemeente van minstens 5000 zielen (niet uit het atrondissement van Nijffels). Id. vóor 31 Jan. 1897.
6. (Tenlinck-prijs.) De geschiedenis der vlaamsche proza vóor de Burgundiërs, dat is: tot aan het tijdperk der vereeniging der provincien onder Philips v. Burg. omtrent 1480. Id 31 Jan. 1896.
N.B. Naar keuze in de nederlandsche, fransche of latijnsche tale.
Koninklijke Akademie. Afdeeling letterkunde. Verg. v.d. 9n October.
Levensbericht van wijlen prof. Buys, door prof. Quack. ‘Buys was de type van een goed professor... edel en onzelfzuchtig...’ ‘Welk een waarde heeft het, een gansch leven door goed te zijn geweest!’
David. Eerw. heer P.V. Bets, pastoor-deken te Zout-Leeuw, houdt zich bezig met het vervolg van kanunnik J. David's Vaderlandsche historie, welke omtrent 1576, door den dood des Schrijvers is afgebroken.
† P. Tschaikowsky. Den 6n Nov. is te St Petersburg aan de cholera overleden de Russische componist Tschaikowsky. Hij was den 25n April 1840 te Wotkinsk in het gouvernement Wiatka geboren, studeerde later te St. Petersburg de rechten en bekleedde tot zijn twintigste jaar eene betrekking als staatsambtenaar. In 1862 verliet hij den staatsdienst en wijdde zich geheel aan de toonkunst.
In drie jaar tijds voltooide hij aan het Conservatorium zijne theoretische studien, onder leiding van Zaremba en Rubinstein. Bij het verlaten van het conservatorium behaalde hij een prijs met zijne cantate op Schiller's Ode An die Freude. Hij werd tot leeraar in de compositie aan het nieuwe conservatorium te Moskou benoemd, welke betrekking hij twaalf jaar lang bekleedde. In 1878 nam hij zijn ontslag en doorreisde verschillende landen van Europa.
In zijne compositien, waarvan er ongeveer zeventig in druk zijn verschenen, maakt hij vaak gebruik van de melodieen en rythmen der Russische volksliederen.
Zuid-Nederlandsche maatschappij van taalkunde. Zitting van den 22n October. Voordracht van den heer D. Claeys over de juiste beteekenis van immer, nimmer, ooit, nooit, en van den heer P. Willems over klankverschuiving en Umlaut.
| |
| |
| |
Splinters.
Schumann zeide: Men moet met de kunst geene schatten willen verwerven. Leg u erop toe als kunstenaar steeds grooter te worden, al het overige zal van zelf wel volgen.
Talent is een edel metaal wat God in de menschelijke ziel heeft gegoten. Geestdrift is het vuur, wat dit metaal in gloeienden vloed brengt en van vuilnis reinigt. Scheppingsgeest en energie zijn de hamers die het metaal tot gangbare munt stempelen.
Tottmann.
Talent is eene veredelde menschelijke eigenschap, Genie eene gesluierde goddelijkheid in den mensch.
Id.
Société d'Archéologie de Bruxelles. Sous le patronage du Roi et la présidence d'honneur de S.A.R. Mgr le Comte de Flandre. Secrétariat: rue des Palais, 63, Bruxelles.
EXPOSITION DE DENTELLES DE 1893.
Deze tentoonstelling zal plaats vinden in het aloude, herstelde gebouw van Ravenstein, en bevatten alles wat op het kunstvak van 't kantwerk betrekking heeft en voorafgaat aan 't jaar 1830: schilderijen, etsen, afgietsels, werkfuigen en boeken.
Opening op den 23n December, e k.
De personen welke dergelijke voorwerpen bezitten worden vriendelijk om hunne medewerking verzocht.
Het bestuur bestaat uit de volgende heeren ˙ Graaf Maurin de Nahuys, voorzitter; Mme Daimeries, ondervoorzitster; G. Hecq: Leden: Jonkvrouw Frère; J. Baes; J. Destrée, A. Evenepoel; Bon Liedts; F Luyten, P. Saintenoy.
De namen van alle inzenders zullen worden bekend gemaakt.
Men zie verder het Rêglement d Ordre Intérieur alom rondgezonden, alsook verkrijgbaar bij den algemeenen secretaris: P. Saintenoy, Paleisstraat, no 63, te Brussel.
| |
Een vriend die mij mijn feilen toont..
Bl. 481 staat gedrukt: ‘Slai’, in plaats van ‘Mai’ Dat is al te dom! En op bl. 526, ‘gindsche kunst’ voor ‘kust’.
|
|