Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 6
(1893)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina t.o. 435]
| |
THEOFIEL LYBAERT.
In September 1893. | |
[pagina 435]
| |
Schilderkunst
| |
[pagina 436]
| |
Wij denken het niet. Aan den man moeten de indrukken van het kind, wiens verbeelding van jongs af reeds in eene bepaalde richting opgewekt was, bijgebleven zijn.
Langs de Leie, die te Gent wel hare frischheid maar niet al hare dichterlijkheid verloren heeft, staat de oude St Michielskerk, bijna schuins over het wereldberoemd Schippershuis, dat ongelukkiglijk in puin dreigt te vallen. Die tempel, met zijnen afgeknotten vierkanten toren en zijne zwarte muren, is als het zinnebeeld der gothiek, verlaten en veracht door de heidensche ‘mis’ geboorte. In zijne onmiddelijke nabijheid woont ‘de hedendaagsche Memling’, zooals velen Theofiel Lybaert noemen. De vervallen gothieke kerk moet den schilder eene blijvende suggestie zijn; hare kroppende bronzen stemmen herinneren hem lang vervlogen tijden, toen de christen kunst haar toppunt bereikte en de primitieven hunne ideale beelden schiepen, zoo innig, zoo naief en zoo roerend. Het Belfort, St Baafs, St Niklaas, St Jacobs, het Gravenkasteel, de Vrijdagmarkt, het nu verlaten forum van 't Gentsche volk, zijn herinneringen, die zooveel indruk maken op den schilder, als relikwieën van vader en moeder op het kind. Laat ons Lybaerts werkplaats vrijmoedig binnentreden; de kunstenaar is zoo vriendelijk! 't Is een echte schilderstype. Hij heeft een flinke, verstandige kop, met schoone mannelijke wezenstrekken, kastanjebruinen baard en zwierig haar van dezelfde kleur. Zijne zwarte oogen trekken u aan. Een bruin fluweelen ateliercostuum omsluit zijne middelbare gestalte. Zijne werkplaats is het zien waard; | |
[pagina 437]
| |
maar eens binnen vergeet gij allicht het architectonische; gij ziet slechts de schetsen en tafereelen, die aan de wanden hangen en op den schilderezel staan en gij mompelt - anders zoudt gij de nederigheid des kunstenaars kwetsen: ‘De lof, dien men Lybaert toezwaait is niet overdreven: 't werk is eenvoudig, lief en prachtig!’
De studiekamer zijns broeders, den talentvollen letterkundige, Karel Lybaert, bevat verscheidene schetsen uit den tijd, toen de jonge kunstenaar de lessen volgde van Th. Canneel, den bestuurder der Gentsche Academie. Alhoewel zij ontegensprekelijk aanleg verraden, zou het vermetel geweest zijn van dan af, te voorspellen dat Theofiel Lybaert de eigenaardige gothieker zou worden. Men kon toenmaals alleen de heimlijke neiging voor godsdienstige onderwerpen bespeuren. Ten andere, de jongeling was verplicht tafereeltjes uit den pruikentijd en de rococo-eeuw te schilderen, wilde hij zijne studiën grondig voortzetten. Het was in den salon van Gent, ten jare 1877 - hij was toen 29 jaar oud - dat Lybaert naam begon te krijgen met zijne schildering: ‘Wat waart ge? Koning of bedelaar?’ De Illustration Européenne, die in haar nummer van 2 Februari 1878 het tafereel verbeeldde, schreef dat men Lybaerts schilderij fel had opgemerkt. ‘Het doek van den Gentschen schilder munt uit door groote hoedanigheden van uitvoering. De keus van het onderwerp duidt overigens de lofwaardige begeerte aan zich boven alledaagsche gedachten te verheffen, werken voort te brengen, voor welke de bezoeker stilstaat om te denken en niet alleenlijk om een kunstige kleurschakeering te bewonderen.’ | |
[pagina 438]
| |
De gloeiende zon van het Oosten en de luchtspiegelingen der woestijn hebben insgelijks Lybaert als zooveel andere schilders bekoord. De Berberische of de Levantijnsche landen waren een vijftiental jaren geleden het Mekka en de Caäba, waar ontelbare kunstenaars hun heil zochten. De Gentsche schilder penceelde er menig tafereel zoo wel, dat hij de Fransche luministen van naam nabijstreefde en veel bijval verwierf. Nochtans moesten de hevige oogverblindende tonen, de ruwe schrille kleuren van de door de zonne verzengde landen de Vlaamsche innigheid en het mystieke, het droomerige van den Noorderling bezeeren en kwetsen. Tot eenieders teleurstelling zegde hij aan dit ‘genre’ vaarwel, om zich toe te leggen op het portret en de geschiedenis. Zijn Dag van het gehoor en het Hof van den Alhambra, na den moord der Abenceragen dienden als overgang, een overgang die meesterlijk was, de Goddelijke eerbewijzingen aan Keizer Caligula meegerekend. Zijne treffende Bladzijde uit den Boerenkrijg, Pepijn de Korte, maar vooral St. Elisabeth van Hongarië in gebed verzonken, die de Keizerlijke hofkapel van Weenen versiert, verkondigen zijne faam als historieschilder.
Dit laatste tafereel zou voor den knappen, godsdienstigen kunstenaar eene veropenbaring zijn, en hem zelven om zoo te zeggen, den weg aanwijzen, dien hij reeds jaren zocht. Meer dan eens zou hij het dichterlijk wezen van de reine Hongaarsche vorstin, door Montalembert, Alban | |
[pagina 439]
| |
Stolz, enz. zoo aanminnig geschets, op doek tooveren in verschillige houdingen en toestanden Inmiddels bestudeerde hij de gothieken der middeleeuwen: Memling, Van Eyck, Dürer, Schön, Rogier Van der Weyden, Mabuse en de Florentijnsche meesters Giotto, Orcagna en fra Giovanni Angelico, wiens innigheid den zoekenden kunstenaar vooral trof. Voor velen scheen Lybaerts nieuwe werkwijze een waagspel. Het was immers ongehoord onze eeuw van realisme, van naturalisme in de kunst, van practische machienen, waar ‘Le fer use le fer et l'homme use les hommes’
(gelijk Barbier zegt), nog symbolische godsdienstige tafereelen te malen. Theofiel Lybaert liet de menschen praten! Evenals Leys iedereen verstomde met zijne eeuw van Luther, verbaasde hij de versteende twijfelachtigen met zijne madonna's, sancten en sanctinnen. Ei! 't is om er bij te krijschen van blijdschap! Zoo frisch, zoo levend gevoeld, zoo hemelschoon! Laat ons eens zijne Lieve Vrouw met het kindeke aanschouwen, zijn laatste meestergewrocht. Hoe gracelijk is het Goddelijk wicht op moeders arm! Hoe betooverend is de Moedermaagd, die met Jesuken wandelt. En in de verte een van die boeiende landschappen het kenmerk der gothieke meesters. Het oude Gent met zijn Belfort, zijn St-Niklaas-en St-Baafstorens, zijne huizen en stadspoort met een steenen brug, een stuk meersch en een banaanboom, met zijne gestyliseerde bladeren!
De groene boomen, de roode en grijzen steenen huizen | |
[pagina 440]
| |
en muren, de blauwe schaliedaken, de gouden windhanen, de zilverachtige lichte nevel, die boven een rivier drijft, het dansen van het zonnelicht op kaden en op weiden, licht en donker, geven aan de meesters der XVe eeuw eene afwisselende bekoorlijkheid, die men bij vele andere schilders niet vindt. Gansch persoonlijk zijn Lybaerts vrouwentypen. Hij heeft in het uitkiezen en drapeeren zijner beelden zijn eigene persoonlijkheid getoond. Zijne vrouwen hebben het gebombeerd of gewelfd voorhoofd der schoonen van Memling niet, maar 't zijn fraaie Vlaamsche moeders en maagden uit onzen tijd. Lybaert bezit, gelijk Memling, eene eenigeGa naar voetnoot(1) vrouwentype, vol verhevenheid en bevalligheid en zelfs ideaal schoon. Haar schuchterheid, engelreinheid en eenvoud zijn onbeschrijfelijk. Hij heeft de hinderpalen vermeden waar tegen zoovelen gebotst zijn. Zijne menschen blijven menschen; doch waar de heiligheid wil symboliseeren stemmen zijne heiligen, madonna's en Christussen tot ingetogenheid. Zij boezemen geen afkeer in als de graatmagere, kromme en gewrongen voortbrengsels uit de werkhuizen van neogothieken, met een houten wezen, stijf als stokken en zondigende tegen de eerste beginsels der ontleedkunst. Op den voorgrond bloeit soms eene zinnebeeldige bloem, die het mystieke nog verhoogt. Zijne teekening is onberispelijk, wat men niet altijd van de Noordsche schilders mag zeggen. In één woord, waar en dichterlijk is de kunstenaar. Hij is daaarboven een van de zeldzame Vlaamsche | |
[pagina t.o. 441]
| |
JEZUS DE WERELD ZEGENEND,
door Theofiel Lybaert. | |
[pagina 441]
| |
artisten. die aan de overleveringen der Vlaamsche school zijn getrouw gebleven. Meer en meer, eilaas! worden de Belgische schilders verzwolgen door de groote wereldburgerlijke Europeesche schilderschool. De kunstenaars - en 't zijn gelukkiglijk de beroemdste - die hunne persoonlijkheid behouden hebben, kan men op de vingers tellen. Lybaerts kleur is schitterend, vroolijk, rijk en warm. Ook daarin is hij degelijk Vlaamsch.
Zijn standaardwerk is gewis de kruisweg van H. Kerst te Gent. De indruk, dien men gevoelt, is onbeschrijfelijk. De figuren zijn prachtig, de groepen levendig en indrukwekkend, en steken zoo schoon af tegen het landschap eener middeleeuwsche stad. In dezen kruisweg heeft de kunstenaar een bewijs gegeven hoe machtig zijn talent is. Spijtig dat de H. Kerstkerk zoo dikwijls gesloten is; de vreemdeling zou anders meer Lybaerts meesterstuk mogen bewonderen.
Ziehier de lijst van zijne bijzonderste schilderijen uit de gewijde historie: 1o De heilige Elisabeth van Hongarië (rijksmuseum van Weenen); 2o Het kind Jezus de wereld zegenende, (museum van Brugge); 3o De H. Franciscus Borgia en De H. Franciscus Regis (kerk der paters Jezuïeten te Brugge); 4o De heilige Maagd in gebed verzonken (museum van Brussel); 5o De Maagd van Vlaanderen (kerk van Assenede, Oost.-Vl.); 6o De Moeder van smerten omringd door St Anna, St Joachim en De opdracht in den Tempel (H. Kerstkerk te Gent); 7o Troosteres der bedrukten (Tentoonstelling van Chicago) en ten laatste de Moeder- | |
[pagina 442]
| |
maagd met het kind Jezus, in den achtergrond het oude Gent. Laatst heeft de kunstenaar de H. Elisabeth in hare huiskapel met twee harer hofdamen, een zoontje, enz. afgemaald. Dit lief tafereel hebben wij in zijne werkplaats bewonderd. Zijne tafereelen uit de ongewijde geschiedenis zijn overal verspreid. Onder zijne voornaamste worden de volgende gerekend: Door den kop geschoten patriotten (museum van Kortrijk); Pepijn de Korte (Kunsthalle van Hamburg). Wat waart gij? Koning of bedelaar? (Senator Vercruysse-Bracq, Gent); De Alhambra na de onthalsing der Abenceragen (museum van Montpellier); Een dag van openbaar gehoor bij den Emir (Van Hattum-museum Dordrecht); Keizer Caligula (in Engeland) enz., enz. Gelijk anderen noemt Die Kunst für alle hem den ‘hedendaagschen Memling.’ De meester is de eerste om te grimlachen als men hem dien lof toezwaait. Stellig is het dat hij het met zijn groot talent en zijne eigenaardige doenwijze ver zal brengen om later als een Memling gehuldigd te worden. Theofiel Lybaert heeft in de laatste tentoonstelling te Munchen willen bewijzen dat het mogelijk is gothieke figuren te beeldhouwen, die de moeilijkste beoordeelaars bevredigen. Tot nu toe hebben de nieuwerwetsche gothieke beeldhouwers werken voortgebracht, die verre van het vermaard St-Catharinabeeld van Kortrijk (in de Gravenkapel, O-L.-Vrouwkerk) nabij te komen, zelfs aan de beelden niet gelijken, die de nissen onzer stadhuizen bevolken. Lybaert heeft daarom buiten prijskamp eenen vrouwenkop uit de XVe eeuw tentoongesteld - zijn eerste beeldhouwwerk - die de ongeloovigste Thomassen overtuigt van de mogelijkheid de voortreffelijke eigenschappen der middeleeuwen aan moderne begrippen te paren. | |
[pagina 443]
| |
Nu is de gevierde schilder aangewezen om Canneels schoone muurschilderingen in St-Annakerk te Gent te voltooien. Wie eene nieuwe christene gothieke kunst droomt, een kunst, die aan alle vereischten voldoet, volge Lybaert na. Hij is de beste en zekerste meester. |
|