Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 6
(1893)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 343]
| |
Joost Cornelisz. Droochsloot en zijn zoon Cornelis
| |
[pagina 344]
| |
havige aanteekeningen gevolgd, duidt de laatste zinsnede de geboorteplaats aan. Niet lang daarna kocht de echtgenoot zich een huis op de Nieuwegracht te Utrecht, aan den noordwest-hoek der Magdalene-steeg, thans gemerkt A. 90 en bewoond door A.J. Loran en zoon, cassiers. De overdracht voor het gerecht der stad had plaats op 6 April 1620, als blijkt uit de volgende acte: ...Jan Willemsz. van Rhenen erffhuys-meyster deser stadts Utrecht, ende...... gaff.... over Joost Cornelisz Droochslooth schilder ende borger t'Utrecht...... een huyssinghe, erff ende hoff met het getimmer, bepotinge ende geboomte daerop staende..., staende ende gelegen binnen Utrecht tegens die Magdalenenbrugh over aen de oostzijde van de Nyewe-graft op den noorthouck van de Magdalenenstraet,..... met zulcke gerechtichheyt alse hij comparant d'selve van de regierders van de convente van Maria Magdalena gecoft heeft....; ende belooft hij comparant (den kooper) 't selve te vrijen ende te waeren op acht hondert gulden hooftsoms lossrenten, den penninck twyntich, alse 't voors. convent daerop ende -uut heeft, ende alle lasten off doen bij hem comparant daerop gedaen, sonder voor eenige vorder evictie, vrijdinghe ofte waringe inne te staen, zoo den voors. ontfanger hemGa naar voetnoot(1) zall moeten contenteren met die vrijdinghe ende waringe, bij die van de convente belooft..... Zie Transportenboek der stad Utrecht, 1620, I, bl. 220. Eene andere, voor ons belangrijke acte, op den zelfden dag geboekt, luidt als volgt: ...Joost Cornelisz Droochslooth schilder ende bor- | |
[pagina 345]
| |
ger t'Utrecht, ende bekende voor hem ende zijne erffgenaemen belooft te hebben, als hij belooffde mitts desen, aen Jan Willemsz. van Rhenen erffhuysmeyster ende borger t'Utrecht...., in voldoeninge van de cooppenningen der huyssinghe ende hoffstede, staende op den noorthoeck van de Magdalenenstraet binnen Utrecht, bij hem comparant van Jan Willemsz. van Rhenen gecoft..., boven die lasten van 800 Gl. hooftsoms daerop staende, bij hem comparant boven die cooppenningen tot zijne lasten genomen, alle jaers tot twaelf jaeren naesteenvolgende te leveren aen schilderijen bij hem geschildert ter zomme van 150 gulden, daervan den eersten termijn vervallen zall den 6 Aprill 1621, ende alsoe voorts van jaer tot jaer, tot twaelff jaeren toe; ende zoo hij comparant ende den voors. van Rhenen ofte zijns rechts hebbende in den prijse van de schilderijen niet en conden accorderen, sall 't selve bij hem luyden gestelt worden aen twee onpartiedige meysters, dies verstant hebben, om daervan uitspraecke te doen. Is mede geconditioneert, zoe hij comparant binnen de voors. twaelff jaeren overlede, dat in zulcken gevalle zijns comparants erffgenaemen boven de voors. 800 gulden, daerop bijGa naar voetnoot(1) hem comparant tot zijne lasten genomen, alsdan terstont aen Jan Willemsz. van Renen.... ofte zijns rechts hebbende gereet betaelen zullen die zomme van eens 1000 k. gl., mits dat daeraen affslach strecken zullen die schilderijen, bij hem comparant alsdan gelevert..... Op kant staat hier naast geschreven: Compareerde Heyndrickgen von Rijssen, weduwe ende boedelhouster van zal. Jan Willemsz. van Rhenen, | |
[pagina 346]
| |
geassisteert mit Jan Jansz. van Rhenen haer overleden mans voorsoon ende gecoren voocht in desen, ende bekenden, dat Joost Cornelisz. Droochsloot aen haer comparantes man in sijn leven voldaen had de 1800 gl. met schilderyen..... Actum 7 Julii 1634. Zie hetzelfde Transportenboek, bl. 221-2 Dat meester Joost dit huis zelf heeft bewoond, mag, naar ons dunkt, met veel waarschijnlijkheid worden afgeleid uit bovengemeld register van aangeteekende huwelijken; want op 10 Novemb. 1622 staan daar ingeschreven: ‘Jelis Janssoon van Surendonck j.g. van Uutrecht, wonende in de Joffrouwenstraet bij Geertenkerck, ende Aeltgen Cornelis Droochsloot, j.d. van Uutrecht, wonende aen de Magdalenenbrug.’ Op kant stond bemerkt: ‘In Geertenkercken den 19 Novemb. 1622 getrouwt’. - De bruid, hier vermeld, is blijkbaar eene zuster van den schilder. Doch weinige jaren slechts bleef deze laatste een bewoner van den hoek der Magdalenesteeg; want eene acte van 21 Sept. 1624 zegt ons: ...Joost Cornelisz. Droochslooth schilder, borger t'Utrecht, ende heeft voor hem ende Agnietgen van Rijnevelt sijne huysfrouw, daer hij op dese tijt blijckende geboorten bij heeft,.... getransporteert..., als hij... overgaff bij desen ten behoeve van Antonis Barentsz. Coop van Groen(ingen) secretaris tot Loenen.... eene huysinge, erff ende hoff mit het getimmer, bepotinge ende geboompte daerop staende..., bij den comparant van Ghijsbert ter Brugh mater ende convente van Sinte Maria Magdalena ende Jan Willemsz van Rhenen erffhuysmeester alhier respective vercregen..., staende ende gelegen... alhier binnen Utrecht tegens de Magdalenen-brugh over aen de oostsijde der Nieuwe-grafte op den noort- | |
[pagina 347]
| |
hoeck van de Magdalena-straet, streckende voor van de strate tot after aen 't erve ontrent deser stadts walle jegenwoordichGa naar voetnoot(1) gebruyckt wordende by Aert Dircxz bierdrager..., daer deselve Magdalenstraet zuytwarts ende de voornoemde Ghijsbert ter Brugh cum sociis noortwarts naestgelegen syn... (De verkooper belooft het verkochte) te vrijen ende te waren als erffcoop(s) recht is, (doch) op de lasten van 800 gulden hoofdsoms jegens rente den penninek twyntich den voors. convente van Maria Magdalena daerop ende -uut competerende.... (Transportenboek, 1624, II, bl. 194-6). Misschien had de schilder toen reeds aangekocht het huis, in het vervolg door hem bewoond en gelegen aan dezelfde zijde der Nieuwegracht, doch in het noordelijk gedeelte der stad tusschen de Molensteeg en Wolvenstraat; althans op 7 Octob. 1625 werd door gerechtelijke overdracht het bezit daarvan hem verzekerd bij deze acte: ...Jacques Verhouven suyckerbacker, deser stads borger, transporteerde.... ende gaff over.... aen ende ten behoeve van Joost Cornelisz. Droochsloot schilder zijnen meedeborger ende desselffs naecommelingen d'alinge huysinge ende hoffsteede, staende ende gelegen binnen deser stadt Utrecht aen den Plompentoorn mit... allen toebehoorten van onder tot boven, met zijn cluyse, kelders ende alles anders daeraen behoorende, streckende mitter cluys voor uutter stadts grafte, met het somerhuysgen ende een gangh uutgaende tot ofter deser stads walle toe, daer Adriaen Wernartsz. van Velthuysen ende d'erfge- | |
[pagina 348]
| |
namen van zaliger Gerrit van Dashorst noortwarts ende Willem van Royen suytwarts naest gelegen zijn... (De verkooper zal het verkochte) vrijen ende waren als erffcoop(s) recht is,... (doch behoudens) het jaerlijcx out-eygen van eenendetwyntich stuyvers acht penningen den convente van de Wittevrouwen alhier, item... de servytuyt van twe gul. vier stuyvers voor een taecke goede Rijnsche wijn, t'elcken reyse in de redemptie van de voorcoope den voorscreven convente, soo menichmael de voorige huysinge vercoft wordt, competerende, ende daertoe noch vier stuyvers van een pont was, ouden uuytganck, alse Ste Magdalenen broederschap alhier daer jaerlijcx op ende uut heeft... Op denzelfden dag als voren vestigde Joost Cornelisz. Droochsloot met ‘Agnietgen van Rijnevelt sijne huisfrou, daer hij op deze tijt blijckende geboorte bij heeft’, ten behoeve van gemelden Jacques Verhoeven op het nu overgedragen huis eene plecht van 1100 gl. jaarlijks te verrenten met ‘60 Caroli guld. ende 10 st., den gulden ad 20 stuyvers gereckent’.... (Transportenboek van 1625, II bl. 147-50). Een half dozijn jaren later liet meester Joost een nieuwe plecht van 200 gl. op het zelfde pand schrijven. Wij vernemen dit uit de volgende acte: Anno 1631 den XIIII Octob. (verscheen....) Joost Cornelisz. Droechsloot, schilder, deser stadts borger... ende bekende voor hem ende sijne huysfrouwe, daer hij blyckende geboorten bij heeft,.... aen.... Willem Lambertsz. van Schayck sijnen medeborger ende Margareta van Mierlo desselffs huysfrouwe..., om d'somme van twee hondert Car. gul...., bij hem comparant t'eenemael in goeden geëvalueerden gelde ontfangen, (schuldig te zijn) eene jaerl. erffelicke | |
[pagina 349]
| |
erffrente van twaelff Car. gul. ende tien st.... algeheel vrijs gelts sonder eenigerhande offcortinge..., stellende hij comparant tot speciael hypotheecq ende onderpande der voors. hooftsomme ende renten van dien seeckere alinge huysinge ende hofstede staende ende gelegen aen de Nieuwe grafte ontrent den Plompentoorn alhier,... verclarende hij comparant 't voors. hypotheecq hem te competeren ende vóór de constitutie deses nyet hoger belast off beswaert te zijn alse met elffhondert gul. hooftsoms ende renten van dien, competerende Jacques Verhoeven...(Transportenboek, 1631, II, bl. 170-2). In dit huis werden den eigenaar de volgende kinderen geboren, door ons afgeschreven uit het (met 1626 eerst aanvangende) register der gedoopten in de Protestantsche kerken te Utrecht. In den Dom. 17 August 1628: Cornelia, dr van Joost Cornelisz. Droochsloot; woont bij den Plompentoorn. In den Dom. 21 Febr. 1630: Cornelis, soon van Joost Cornelisz. Droochsloot ende Angenietgen van Rijnevelt. In de Jacobi-kerck. 11 Mei 1631: Johannes, soon van Joost Cornelisz. Droochsloot ende Annichien van Rijnevelt, wonende bij den Plompentooren. In de Geertenkerck. 25 Sept. 1632: Johannis, soon van Joost Cornelisz. Droochsloot ende Angenietgen van Rijnevelt. In de Jacobi kerck. 23 Febr. 1634: Johannes, soon van Joost Cornelisz. Droochsloot ende Angenietgen van Rijnevelt, bij den Plompentoorn; get(uige) de vader. Doch een na ander ontvielen den ouders hunne kinderen. In het register der dooden werd op 29 Januar. 1627, 1 Sept. 1628, 31 Mei 1631, 15 Octob. 1632, 9 Juni 1634, 11 Juni 1638 een kind van Joost Cornelisz- | |
[pagina 350]
| |
Droochsloot ingeschreven. In het droeve pestjaar 1636 betaalde de meester tot driemaal toe den kostbaren tol. Want op 15 Augusti vermeldt het register ons: ‘Een kynt van Joost Cornelisz. Droochsloot, nalatende echte vader en moeder. St Jacob.’ En op 3 Octob. luidt het: ‘Twee kynders van Joost Cornelisz. Droochsloot, nalatende echte vader en moeder. St Jacob.’ Op 21 April 1645 staat het overlijden geboekt eener zuster des schilders: ‘Petergen Cornelis Droochsloot, huisfr. van Jan Claesz. van Coelenborn, nalatende heur man mit echte mundige kynderen. S. Geert. 3-0.’ Op 20 Maart 1665 staat in hetzelfde doodenregister opgeteekend: ‘Angenietgen van Rijevelt, huysfr. van Sr Joost Cornelisz. Droochslooth constschilder aen den Plompentoorn, nalatende haer man ende een mundigen soon. In de Buerkerk 12 dr.’ Eindelijk op den 14n der 5e maand (Mei alzoo niet April) 1666 vinden we in hetzelfde register vermeld: ‘Joost Cornelisz Droochsloot, constschilder aen den Plompentoorn, nalatende een mundige soon. Gesoncken in de Buerkerk. 9 dr.’ Hierbij moet echter worden opgemerkt, dat hij die tot dusver het register bijhield, alleen op Maandag inschreef al de sterfgevallen, die in de laatste acht dagen waren voorgekomen; zoodat de juiste overlijdensdag onbeslist moet blijven. De eenige zijnen vader overlevende zoon, Cornelis genaamd, hiervoren op 21 Febr. 1630 uit het doopboek aangehaald, sloot op 3 Mei 1666 in Sint Jacob te Utrecht den echt met Johanna de Vries en als getuigen staan daarbij vermeld: ‘Joost Cornelisse Droogslooth ende Geertruy van Rijnevelt.’ Na 's vaders overlijden, dat spoedig hierop volgde, droeg de zoon op 29 Octob. van 't zelfde jaar het ouderlijk huis aan den Plompentoren in andere handen over, luidens deze acte: | |
[pagina 351]
| |
....Cornelis Droochslooth borger t' Utrecht, eenige erfgenaem van wijlen Joost Cornelisz Droochsloot ende Agneta van Rijnevelt sijne zal. vader ende moeder, nevens Johanna de Vries des comparants huysvrouw alhier present, ende hebben in dier voors. qualite voor haer ende haerlieder erfgen. gecedeert... ende overgegeven, als sijl. deden bij desen, aen ende ten behoeve van Cornelis van Schaick borger ende backer t' Utrecht.... seeckere huysinge ende erve, staende ende gelegen aen de oostzijde van de Nieuwegrafte omtrent den Plompentoorn, daer noortwaerts d' erfgenamen van Aert van Oostweert ende zuytwaerts d' Hr Paulus Heurnius raed in de vroetschap ende schepen deser stadt naest gelegen sijn....; belovende sy comparanten.... de voorseyde huysinge ende erve met alle sijnen toebehoren, op de laste van 1 gl. 1 st. 8 penn. den Convente van Witte-vrouwen daeruyt competerende, het jaerlix huysgelt ende heerstegeltGa naar voetnoot(1), boven een capitaell van 1100 gl. d' erfgenamen van Jaques Verhoeven, Gysbert van Beeck wijncoper 200 gl. capitaels, Judith Vereem wede van den adv. Zaell gelijcke 200 gl., mistgaders noch de twee ongetrouwde dochters van den deurwr Claes Dionysz. wonende in de Lichte-guarde naest het Radt-van-Avonturen de somme van 300 gl. respectivelyck op de voors. huysinge gevesticht, te sullen vrijen ende waren.... als huys ende erfcoop recht is.... (Transportenboek van 1666, II bl. 319-21). Eene acte van 11 Juli 1667 leert ons dat Cornelis Joosten Droochsloot mede een schilder was. Daarom laten we deze ten slotte hier nog volgen. | |
[pagina 352]
| |
Cornelis Droochsloot schilder, deser stads borger, voor sijn selven ende als man ende voocht van Johanna de Vries sijn huysvrou, daer hij op dese tijt blijkende geboorte bij heeft ende verclaerde bij desen te cederen.... ende over tegeven aen ende ten behoeve van Leendert van Wassenberch.... seeckere plechte van 700 gl. capitaell..., den 1 Mey 1644 voor den gerechte der stad Utrecht ten behoeve van Herman Gerritsz. van Cuylenburch.... geconstitueert op de hipoteecquen,.... daertoe hij comparant nomine uxoris bij den accoorde, op den 2 Julij voorleden tusschen Goossen de Vries sijn schoonvader ter eenre ende hem comparant ter andere zijden.... gepasseert,.... 't recht becomen heeft tot voldoeninge van sijn vrouws moeders goet, ende waertoe den voorn. de Vries ende sijn overleden huysvrouw Henrica van Cuylenborch 't recht bij maechgescheyt becomen hadden.... (Transportenboek van 1667, II bl. 187-9). Hieruit mag rechtens worden afgeleid, dat de schilderij in het museum te Amersfoort, gemerkt ‘C. Drooghsloot 1664’, aan den zoon toekomt. Verder zal de kunstminnaar na 1650 op zijn hoede moeten zijn met de schilderijen, die tot merk voeren de dooreengevlochten letters J.C.D.S., op de wijze als in het derde deel van Immerzeels werk bl. 274 wordt aangegeven. Gelijk ze daar staan, beletten ze niet dat men leest: Cornelis Joosten Droochsloot. Aanvankelijk bleef de zoon in zijne vaderstad gevestigd. Daar werd op 12 Januari 1667 in Sint Jacob eene dochter van hem gedoopt, Henrica genaamd; op 22 August. 1669 vinden we als doopeling in dezelfde kerk aangeteekend: ‘Justus, zoon van Cornelis Drooghsloot en Johanna de Vries, woonende in de Potterstraat;’ een derde en vierde kind dezer zelfde | |
[pagina 353]
| |
ouders staat nog geboekt op 30 August. 1670 en op 19 Januari 1673. Sedert dien vinden we in de Utrechtsche registers van den tweeden Drooghsloot geen melding meer. Vermoedelijk is hij om den bitteren druk der Fransche tirannie uit zijne vaderstad geweken. Zou hij niet de Droogsloot zijn, van wien Houbraken, Schouburgh, III bl. 288, gewaagt als hebbende ‘te Dortrecht gewoont en ook zijn meeste konst daar verspreit onder de borgers’? Dat hij meestal ‘boerekermissen’ leverde en alzoo werkte in den trant van J.C. Droochsloot, geeft wel eenigen grond voor dit vermoeden. |
|