De oudere componisten behandelden in zesstemmige gezangwerken de twee gelijke stemmen soms zoo dat zij denzelfden omvang houden. Haller behandelt de tweede sopraan als mezzo-sopraan en den tweeden tenoor als bariton.
Hij heeft zich eveneens een karakteristiek motief als karaktertrek voor de geheele compositie gekozen, doch gaat in de behandeling daarvan niet zoover als Palestrina in zijne Missa sine nomine, waarin de sopraan, bijna de geheele mis door niets anders te zingen heeft, dan de drie thema's van het Kyrie, ofschoon de hoorder ten gevolge der veranderingen van rythmus, contrapunt en harmonie de eenvormigheid niet bespeurt.
De Spiegel. Te Berlijn is, in het Thomastheater, het in den driejaarlijkschen prijskamp bekroonde drama Een Spiegel, van Nestor De Tière, opgevoerd. Het publiek heeft de eerste bedrijven geestdriftig toegejuicht, doch in het derde bedrijf het negende tooneel, waar Daniel Elvier van eenen voor hare eer gevaarlijken stap wil terug houden, niet verstaan. Toch ligt daar de wezenlijke knoop, het meest tragisch moment van het tooneelstuk. De voorstelling is echter nieuw, onverwacht, zoo kort en zakelijk, dat de toehoorders van het Thomastheater het kompas verloren; want dat publiek is gewoon aan stukken uit ‘de groote’ wereld der overspelers, die op het weefgetouw der buitenlandsche tooneelletterkunde meer en meer schering en inslag zijn.
Daarbij schijnt het dat te Berlijn de tooneelspeler, die de rol van Daniel vervulde, zelf niet genoeg opvoeding en talent bezat, tot de voordracht van dit ingrijpend en kiesch tooneel. Hij bulderde!
De Tägliche Rundschau wijdt aan het stuk een uitgebreid artikel, vol van den grootsten lof, en besluit aldus:
‘Hij, die niet de kritische bevoegdheid bezit, dwars door eene gansch ontoereikende opvoering, tot de ziele zelf des dichters te dringen, die heeft, in algemeenen zin gesproken, De Tièie's schouwspel, in het Thomastheater, niet gezien.
Voor het vertolken van Een Spiegel, zullen zij, die, daartoe alle raffinementen uitdenken, schipbreuk lijden; want in de natuur, die het drama kenmerkt, dringt men alleenlijk met een gouden, stil kinderhart en zonder eenige berekening. Neen, en nogmaals, neen: wie dit Vlaamsch drama als “berg-pijperij” aanziet, neemt de schaal voor de kern, onderscheidt niet tusschen den handarbeider en eenen gansch naïeven poëet, die in onze literarische salons als een “domme jongen” zou doorgaan, doch die een gansche poëet is, een veel betere poëet dan de esprit-rijke, groote dichters onzer dagbladliteratuur.’
Koninklijke Vlaamsche Academie. - Zitting van Augustus.
De directeur Micheels draagt eenige bladzijden voor ter eere van wijlen Matthijs de Vries. De heer Coopman geeft uitvoerig verslag van de laatste aflevering van het Woordenboek der Ned. taal. De spreker haalt een groot aantal echt Nederlandsche woorden aan, die