| |
| |
| |
Omroeper.
Oud-Holland. Eerste aflevering van den 10n jaargang.
De heer G.H. Veth zet zijn aanteekeningen over Dordtsche schilders voort met Godfried Schalcken; hij geeft toevoegsels tot de levensbeschrijving van Aert Schouman en eene korte notitie over Cornelis van Slingelant. De heer J. Gimberg: bouwsteenen tot de geschiedenis van de klokkengieters François en Pierre Hemony en den uurwerkmaker Juriaan Sprakel. Dr. A. Bredius schrijft over den schilder Johannes van de Capelle, die Willem van de Velde naar de kroon steekt, uit archiefstukken opgediept, met afbeelding van een kalme zee, in het bezit van baron von Carstanjen te Berlijn. Johannes van de Capelle was een van de weinige oud-Hollandsche schilders, die geen Kampf um's Dasein te strijden hebben gehad. In den inventaris van zijn inboedel treffen we aan: ‘Een Conterfeytsel, sijnde den Overleden, van Rembrant’, ‘Een dito Conterfeytsel van Frans Hals’ en ‘Een conterfeytsel, sijnde den Overleden van Eeckhout’. Het is nu de taak van Dr. Bredius, onder de vele portretten, die hem van Rembrandt, Hals en van den Eeckhout bekend zijn, drie terug te vinden, die denzelfden persoon voorstellen; dan hebben we de beeltenis van een der grootste schilderhelden van het Amsterdam der zeventiende eeuw. We vinden in den inboedel over de 1100 teekeningen van Simon de Vlieger, ook over de 400 van Jan van Goyen, en 780 van Rembrandt.
Prof. dr. H.C. Rogge beschrijft een Amsterdamschen heiligenkalender van de 16e eeuw, naar het exemplaar op de Amsterdamsche Universiteits-Bibliotheek. De inboedel van den schilder Jacob Marell wordt door den heer A.C. de Kruyff afgedrukt, terwijl dr. S.G. de Vries een brief van den etser en woelwater Romeyn de Hooghe mededeelt.
Ten slotte is de verhandeling over de schildersfamilie Ravesteyn, in een vorigen jaargang begonnen, in deze aflevering voltooid.
De barbaarsche middeleeuwen. Hoe luid, hoe herhaald, met welke standvastigheid, die eene betere zaak waardig was, heeft men niet de geheele negentiende eeuw door geprutteld tegen de ‘barbaarschheid’, en ‘duisterheid der middeleeuwen’.
Wat de kenners dier eeuwen ook al opstelden, om te bewijzen dat slechts de onkunde over die ‘duisterheid’ kan klagen... dat hielp alles niets.
Wie anders dacht werd zelve voor eenen duisterling en halven barbaar, eenen ultramontaanschen Crétin gehouden:
Heden, na veel zwoegen en tobben, begint men meer algemeen te begrijpen, dat die duisternis niet ligt aan de zaak, maar aan den persoon die haar niet kent. Een medearbeider van den Nederlandschen Spectator, Z.M. (bl. 117) getuigt wezenlijk dat de 13e eeuw onvol- | |
| |
komen bekend, en het Bullarium Trajectinum, waarvan de 3e aflevering (tot 1330) verscheen, een uitmuntend werk is tot kennis der waarheid over dat tijdperk.
Van Vianen. Martinus Nyhoff, te 's Gravenhage, zal eene reeks van werken uitgeven om de goudsmeêkunst van de 16e tot de 18e eeuw in Nederland beter te doen kennen.
Deze werken zullen gravuren bevatten van Fl. Balthasar, Michel le Blon, Corn. Bos, A. de Bruyn, Nic. de Bruyn, Theod. et J.Th. de Bry, Nic. Chevalier, A. Claesen, J. Cock, A. Collaert, H. Collaert, L. van den Cruycen, G. van den Eeckhout, Corn. Floris, J.J. Folkema, Alart du Hameel, A. Hecke, Abrah. Heeck, J. Honnervogt, Hendrik Janssen, G. de la Quewellerie, Hans Liefrinck, Lutma, A. Muntink, C. de Passe, Balt. Sylvius, van Vianen, J. Wichman, enz.
Elke meester zal een bijzonder deel vormen. Men begint met de werken van Adam van Vianen, tegen den prijs van fr. 50. - 48 platen met tekst.
De Keuzetentoonstelling van hedendaagsche Nederlandsche Schilderkunst in Arti et Amitiae is zeer belangrijk. Er zijn zes, nog niet geëxposeerde werken van Matthijs Maris, negen stukken van Josef Israëls, tien van Jaap Maris (waarvan de meeste kleinere), zes, van Bosboom, vijf van Willem Maris, twee, van Albert Neuhuijs, zes, van Breitner, een prachtige collectie faience van Colenbrander, enz.
De commissie van beheer bestaat uit de heeren J.F. Ankersmit, G.J. Boissevain, A.C.H. Graafland, P. Tideman en G.P. van Tienhoven; de commissie van uitvoering uit de heeren G.H. Breitner, A.J. Derkinderen, R.N. Roland Holst, Jan Veth en Willem Witsen.
Tholen. Voor de koninklijke Pinacotheek te Munchen werd op de tentoonstelling aldaar door de Beiersche regeering aangekocht de schilderij van Tholen: Zandgravers in de Duinen.
Rijksmuseum. Dr. A. Bredius, directeur van 't koninklijk kabinet van schilderijen te 's Gravenhage, heeft twee schilderijen aan het rijksmuseum ten geschenke aangeboden, van Hollandsche schilders, die niet in onze nationale verzameling vertegenwoordigd waren. Het eene is een bergachtig landschap van den Amsterdamschen schilder Pieter Stalpert, Stalpeert, of Stalpaert. Het is afkomstig uit de verzameling Philips-Neven te Maastricht en het eenige bekende werk van den schilder, die in 1572 te Brussel geboren werd, van 1599 tot 1629 in Amsterdam voorkomt en daar vóór 1649 gestorven is. Zijn werk gelijkt in stijl en compositie sterk op de schilderijen en gekleurde prenten van Hercules Seghers en op de schilderijen van Esaias van de Velde, wier oudere tijdgenoot hij was. Het stuk is gemerkt met het monogram P. Stalp, met den vollen naam Stalpeert en met het jaartal 1635.
Het tweede stuk is eene mythologische voorstelling van Adriaan van Nieulandt, den schilder wiens voornaamste werk hier te lande de
| |
| |
optocht der Amsterdamsche Leprozen over den Dam is, dat ten stadhuize te Amsterdam berust. Eene sterk aan dezen stoet van zeegoden en zeegodinnen verwante voorstelling, ter eere van den Westphaalschen vrede, berust in het museum te Middelburg.
Dr. A. Bredius, heeft aan 's Rijks-Museum te Amsterdam tevens geschonken eene schilderij van Pieter des Ruelles, een in April 1658 op 28jarigen leeftijd te Amsterdam overleden schilder, voorstellende een oud kerkje met aangrenzende kloostergebouwen, vermoedelijk het Agnietenklooster te Utrecht.
Hij heeft in Parijs, in een particuliere verzameling een portret van Rembrandts vader ontdekt, dat omstreeks 1530 geschilderd moet zijn.
Bas-bleu. Een ‘blauw-kous’ noemen wij, mannen van het ‘sterke geslacht’, ‘zegt Firmin van den Bosch elk vrouwelijk wezen, dat zich veroorlooft hier en daar hare oogen van den breikous of den hutzepot af te wenden en in 't voorbijgaan een gedacht heen te werpen wat naar letteren of wijsbegeerte riekt.’
Ons Huis, te Amsterdam, aan de Rozenstraat bij de Prinsengracht, is gereed en den 10n Mei ingewijd. Bij deze inwijding werd uitgevoerd eene cantate op woorden van J.A. Tours, gecomponeerd door S. van Milligen. Zij wordt algemeen geprezen en is met bijval bekroond.
Jahveh's wraak. Onder dezen titel heeft de heer W.F.G. Nicolaï, bestuurder der koninklijke muziekschool te 's-Gravenhage, een toonwerk voleindigd, wat onlangs voor de eerste maal werd uitgevoerd. De tekst is van P.A.M. Boele van Hensbroek. Het gedicht is gewerkt naar de apocriefe boeken van Henoch (zooals de Ondergang van Bilderdijk). Men zegt algemeen veel loffelijks van de compositie. Wij zijn zeer verlangend een eigen oordeel daarover te kunnen vormen. Zou men 't werk te Antwerpen niet kunnen opvoeren? Er bestaat een dankbaarheidsplicht.
Schrijnwerkersboek. De stad Antwerpen schrijft eenen prijs uit voor een boek om aan schrijnwerkers, meubelmakers, enz. de beginselen en de toepassing der schoonheidsleer te onderwijzen. Het werk moet met practische voorbeelden zijn toegelicht. H. Jacobs, burëeloverste van het prov. bestuur wacht namelooze antwoorden tot den 1n December 1893. Belooning fr. 2,000.
De Académie d'archéol. de Belgique zal den 16n Aug. te Antwerpen, haar 50 jarig bestaan vieren en richt het achtste congres in der Fédération des sociétés d'histoires et d'archéologie, dat van 10-14 Aug. zal gehouden worden.
Daarna zal op den 16n Aug. het feest van 1561, het landjuweel, de optocht plaats hebben, met historische kleeding en historische muziek, gevonden en gedeeltelijk geharmoniseerd door den heer A. Govaerts,
| |
| |
tweeden archivaris des rijks, wiens missa solemnis, den 15n Aug. in O.L.V. Kerk te Antwerpen zal worden uitgevoerd.
Koninklijke Vlaamsche Academie. Zitting van Mei. De heer Coopman geeft verslag over de werkzaamheden der afdeeling voor nieuwere taal en letterkunde. De afdeeling beveelt eenen wedstrijd over vakwoorden betreffende timmer-, smids- en metselwerk aan.
De heer Broeckaert is gekozen tot secretaris der commissie voor geschiedenis en bibliographie.
Nestor de Tière is overwinnaar in den wedstrijd voor tooneelletterkunde, met zijn drama Een Spiegel. Keurraad: HH. Hiel, voorz., Micheels, onderv., de Potter, Mathot, Alberdingk Thijm, secr. verslaggever.
Het verslag zal verschijnen in de Verslagen en Mededeelingen der Kon. Vl. Academie.
De Academie beraadslaagde in hare zitting van den 22n Juni l.l. over het toekennen der prijzen aan degenen die deel genomen hadden aan de uitgeschreven prijskampen.
Drij der inzenders werden bekroond, en dat wel, in de eerste plaats, eerw. h. Ernest Soens (uit Aspelaere, bij Ninove), kandidaat in wijsbegeerte en letteren van de Hoogeschool van Leuven, voor een werk over De rol van het Booze beginsel (Lucifer, Satanas, Sinnekens) in het middeleeuwsche drama.
De eerw. h. Soens is een leerling van prof. Alberdingk Thijm. Andere studiën over de geschiedenis der beschaving irr de middeleeuwen volbracht de heer Soens in het ‘Genootschap ter beoefening van de christelijke, nationale beschaving’, door den heer Alberdingk Thijm in 1882 gesticht.
De verslaggevers over het naamloos ingezonden werk waren de heeren Alberdingk Thijm, Génard en Hiel.
Een andere prijs werd toegekend aan eerw. P. Van de Ven, S.J., voor eene studie over de naamvallen, de tijden en wijzen van den Heliand. Ook deze studie werd met algemeene stemmen bekroond, na een uitvoerig verslag van de heeren P. Willems, Duflou en Gezelle.
In de derde plaats werd bekroond eene studie over de geschiedenis der nederlandsche letteren in België, gedurende de zeventiende eeuw.
De kroon werd toegekend aan den heer Hauwaert, leeraar te Gent. De verslaggevers waren de heeren Alberdingk Thijm, Micheels en Génard.
Vervolgens werden de volgende benoemingen gedaan:
1o De heer Dr. Simons, leeraar van 't atheneum te Leuven. 2o De heer de Ceuleneer, hoogleeraar te Gent; beiden als briefwisselende leden. 3o De heer Burgersdijk, van Amsterdam. 4o De heer hoogleeraar Quack, van Amsterdam; deze twee laatsten als buitenlandsche eereleden.
Donderdag, 23 Juni, had in het lokaal der Academie (voormalig
| |
| |
Dammansteen of huis van Oombergen), in de Koningstraat, de plechtige jaarlijksche zitting plaats.
Ziehier het programma dezer zitting:
1. De geschiedenis beschouwd als de beste leerschool voor vorsten en volken; redevoering uitgesproken door den heer J. Micheels, bestuurder. - 2. Prudens van Duyse. 1. Schoonheid, Kunst. II. Waarheid, Godsdienst. III. Liefde, Vaderland; feestzang door den heer Em. Hiel. - 3. Vondel en het herbloeien der Catalaansche Dichtkunst; redevoering door den eerw. heer J. Brouwers, buitenlandsch eerelid der Academie. De heer Brouwers wees er op hoe die herbloei, ongeveer met 1839 aangevangen, heden eene groote hoogte had bereikt. Hij wees bijzonder op den dichter Verdaguer welke door oorspronkelijkheid en innigheid uitmuntte. Spreker gaf daarvan eenige proeven in eigen daartoe vertaalde verzen. Verdaguer had ook Vondel bezongen, ter gelegenheid dat diens standbeeld te Amsterdam werd opgericht, daarom wenschte de spreker dat men door vertaling in 't fransch, onzen Vondel aan den spaanschen dichter nader bekend zou maken. De geestdriftige redevoering werd algemeen toegejuicht. - 4. Bekendmaking van den uitslag der letterkundige wedstrijden voor 1891 en 1892.
Ook aan den heer Nestor de Tière werd de eerepenning uitgereikt. (Zie hierboven.)
Koninkl. Akademie. Afdeeling Letterkunde. Verg. van Maandag, 9 Mei, 1892. Voordracht van den heer Quack, over Sociale beweging in de 17e eeuw, voorgesteld door de Labadisten en Pieter Cornsz. Plokhooi, een vriend van Cromwell, wien hij o.a. zes werkuren voor den arbeider voordroeg.
De heer Houtsma deed mededeelingen over de Seldjuken in Klein-Azië.
Zitting van d. 13n Mei. De heer Asser: Brief van Jeremias Bentham aan koning Willem I. De heer Beets: Academische reis onder de fransche overheersching. Zitting van d. 13n Juni. Voordracht van C.P. Tiele, over de studie der joodsche oudheden, ter gelegenheid van het afsterven van prof. Kuenen ‘the prince of critics’ genoemd.
Maatschappij der Nederl. letterkunde te Leiden. Zitting van den 16n Juni. Voordracht van den voorzitter Acquoy over het geestelijke proza vóór de hervorming en van eene Maria legende Des herders dochterkyn.
Het verslag der werkzaamheden van het Friesch genootschap, is voor eenige weken verschenen, waaruit blijkt, dat in den afgeloopen winter voordrachten over de geschiedenis en de kunst van Friesland zijn gehouden, door de heeren Dr. F. Buitenrust Hettema, Mr. A.-J. Andreae, Prof. J. Reitsma, J.E.G. Noordendorp, en Dr. L.K. Wagenaar.
| |
| |
Waalsche letteren. De heeren walen willen, door belooningen in prijskampen voor tooneelletterkunde (!) enz. door de regeering op gelijken voet gesteld worden met de nederlandsche-vlaamsche schrijvers.
Mr. Obrie. In een voordracht, gehouden ter ‘Vlaamsche Conferentie der Balie van Gent,’ in de maand Juni ll., waarschuwt de heer Obrie te recht de jonge advocaten tegen het uitvinden van woorden, al geschiedt dit ook met het goede doel bastaardwoorden te vermijden. - Het onnoodig gebruik van bastaardwoorden is eene fout; maar nog gevaarlijker voor den geest der taal is het vervaardigen van woorden; omdat de meeste fabrikanten daartoe onbekwaam en geen genieën zijn zooals Bilderdijk, die zich hier en daar eene woordvinding mocht veroorloven.
Volksliederen. In aflevering 2 en 3, 1892, van den Navorscher komen nieuw ontdekte volksliederen voor: 1o Een lied in fransche taal, ter eere van koning Willem I, 2o Een omwentelingslied van 1797, in 't Nederlandsch, op de wijze der Marseillaise.
Talen in België. - Volgens het laatst verschenen Statistiek-Jaarboek spreken 2,485,384 Belgen geene andere taal dan de Vlaamsche, en 2,230,316 slechts Fransch; 423,752 inwoners spreken beide talen: die zijn natuurlijk bijna allen Vlamingen, waaruit blijkt, dat het land meer dan 600,000 Vlamingen meer telt dan Walen; hetgeen niet belet dat wij ons maar al te dikwijls laten onder den voet helpen door deze. 39,550 Belgen spreken enkel Duitsch: dit zijn meestal Luxemburgers. 35,250 kunnen Fransch en Duitsch; 2,956 Duitsch en Vlaamsch; 13,331 spreken Vlaamsch, Duitsch en Fransch. Langs eenen anderen kant leert het Jaarboek, dat 6,412 Belgen geene taal spreken: bij dit getal komen de doofstommen.
Te Maastricht worden de werkzaamheden aan de drie westelijke torens der St-Servatiuskerk met kracht voortgezet en zijn reeds twee torens geheel voltooid.
Zooals men weet, waren deze torens in fantasiestijl opgetrokken en heeft men ze afgebroken, om ze door andere met den gemeenschappelijken onderbouw overeenkomende, te doen vervangen.
Het trotsche gebouw, een meesterstuk uit de 11e eeuw, verkrijgt hierdoor uitwendig een aanzien, dat geheel met het inwendige strookt
Bijzondere boekerij. De Catalogus der boekerij van het begijnhof, te Amsterdam, door A.J. Flament, fr. 2.40. Uitgever: C.F. van Steyn, Warmoesstraat, 75, te Amsterdam.
Oude boeken te koop. Librairie ancienne: C.L. van Langenhuysen, Amsterdam, Cingel, 434, hoek Beulingstraat. Bulletin nr 41: Theologie, Geschiedenis en Aardrijkskunde, Kaarten, Taal- en Letterkunde, 479 nummers.
|
|