Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 3
(1890)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 557]
| |
Bijlage.
| |
Feestzang.
| |
[pagina 558]
| |
Vrouwen.
De felle zonnegloed
Is niet als ons gemoed,
Vol warmen overvloed
Van liefde
Voor onzen vromen Vorst!
Mannen.
Heil! heil den Koning!
Wij lieten werk en woning,
Vergaten wat ons griefde...
De zorg is opgeschorst!
We willen alles geven:
De vreugde, liefde, 't leven
Voor onzen vromen Vorst!
Volle Rei.
Heil! heil den Koning!
Den Koning heil!
| |
II.
Kinderen.
Laat wuiven palmen, bloemen!
Hij, die ons teer beschermt,
Dien zullen wij thans roemen.
| |
[pagina 559]
| |
Vrouwen.
Hij, die 't gemoed verwermt,
Hij, die zich diep erbermt,
Daar, waar men klaagt of kermt,
Dien zullen wij thans roemen!
Wij strooien zwierig bloemen.
Mannen.
Hij, die ons land beschermt,
Ja, in de wildste streken,
Waar woeste wildheid zwermt,
Een vaderland durft stichten.
Allen.
Heil!
Mannen.
Den dommen dwang durft breken,
Durft strijden voor ontslaving!
Durft strijden voor beschaving!
In verre vreemde streken.
Allen.
Heil!
Mannen.
In onze schoone streken,
Getrouw aan wet en plichten,
| |
[pagina 560]
| |
Nooit heeft het recht ontweken;
Ons Volk blijft mild verlichten,
Dien zullen wij thans roemen.
Allen.
Heil!
Dien zullen wij thans roemen,
Dien kronen wij met bloemen.
Heil! heil den Koning, heil!
| |
III.
Kinderen.
Frisch op stap,
Knap en rap!
Rijken viert met ons de feest,
Armen jubelt om het meest.
Handgeklap, bij handgeklap
Roept de vreugd in ieders geest.
Buiten feest en binnen feest!
Ieder juicht met vollen mond:
Onze Koning is gezond,
Als de reine zonnegloed,
Brave Koning wees gegroet.
Vrouwen.
Een vaderhert, een vaderoog,
Een geest, die nooit bedroog of loog.
| |
[pagina 561]
| |
Ook eene schoone Koningin,
Een milde moeder, engelin!
En telgen, rein van ziel en zin,
Dat vormt het edel huisgezin,
Vol vroom gevoel en godsdienstzin.
Een toonbeeld voor de heilge min,
Die wij aan elken zuigeling,
Met moedermelk, met moedermoed,
Doen vloeien in zijn jeugdig bloed.
Allen.
Heil!
Vrouwen.
Kom op, dan volk, o zing, ja zing,
Het herte vol met zonneglans:
Braaf vorstenhuis gegroet, gegroet!
Gegroet, gij, roem des vaderlands!
Mannen.
Dat nooit een bloedgeest, in zijn booze stormen,
Het vaderland en onzen Koning naak'!
Wij zouden, ras, een heir van helden vormen,
En dondrend vloekten wij den strijdkreet: wraak!
Vrouwen en kinderen, verschrikt en smeekend.
Wraak! wraak!
O wee!
Thans geen haatgeschreeuw!
| |
[pagina 562]
| |
Verheugd { Maar vredezang, met vreugdeglans
Verheugd { Voor 't vorstenhuis, den roem des vaderlands.
Allen. Slotmarsch.
De Koning staat aan 't hoofd van 't volk,
Te waak, te weer!
Hij vreest verraad, noch onweerswolk,
Geen vreemd gesmaal, geen kuil noch kolk,
Van ons is hij de trouwe tolk,
In nood en eer!
Ja, machtig zijn we, volk, door hem,
En groot wordt hij door onze stem,
In eer!
Hij heerscht nu vijf-en-twintig jaar,
In vrijheidsglans!
Ontziet noch zorgen, noch bezwaar,
En dreigde ons somtijds dwanggevaar,
Hij redde als een alzegenaar,
Het recht des lands.
Ja, machtig zijn we, volk, door Hem,
En groot wordt Hij door onze stem,
In glans!
| |
[pagina 563]
| |
Den Koning heil! de koning leev'!
Hoog zijn gezin!
Dat Hij nog lange jaren streev',
Ons immer voorspoed mede geev'!
Als vrijheidsheld, in glorie zweev',
Door kunst en min!
Ja, machtig zijn we, volk, door Hem,
En groot wordt Hij door onze stem,
Vol min!
Emanuel Hiel.
| |
[pagina 564]
| |
|