| |
| |
| |
Boekenkennis.
Van den VII vroeden van binnen Rome. Een dichtwerk der XIVe eeuw, uitgegeven op last der Koninklijke Vlaamsche Academie voor taal- en letterkunde, door K. Stallaert. Gent, drukkerij A. Siffer, 1889, 179 blz. groot 8o op zwaar papier.
Het was in de dagen dat onze Vondel de ‘Gothsche’ barbaarschheid versmaadde, die de hallen en kathedralen van Nederland uit den grond had doen rijzen, in den tijd dat de goede kerkvoogd van Mechelen de opdracht ontvangende der Altaergeheimenissen, meende dat die toch bij Cats niet konden halen; in die dagen dat Joannes Malderus den verkoop van de uit ragfijn gouddraad gewevene legende van Flos en Blanceflos of Floris en Blanceflour, het ridderlijk verhaal der Vier Heemskinderen, de edele, stichtende Seven bliscappen van Maria, kortom onze glorierijkste en edelste vruchten van naieve vroomheid en keurigen smaak verbood, dat ook de Seven Vroeden van Roomen aan het publiek werden ontzegd.
Nu deze ‘Seven’ hadden het zeker meer verdiend dan hunne lotgenooten en medeballingen.
Die verbanning geschiedde niet in de ‘duistere middeleeuwen’, maar gelijk wij zien, in de heldere eeuwen der Renaissance, op het oogenblik dat het gevoel voor de kunstwerken der middeleeuwen tot zeer lagen pijl was afgedaald, en zelfs bij Vondel geen wortel meer kon schieten.
Gelukkig dat die tijd (wij hebben er 300 jaren studie en inspanning door verloren) achter den rug is. Doch, dewijl de geschiedenis van het hier genoemde boek door vele eeuwen en over vele volken heenreikt, ware 't niet zonder belang geweest indien de uitgever ons in een kort bibliographisch overzicht de geschiedenis ervan hadde verhaald.
Voorzeker staan de 7 vroeden in velerhande opzicht achter bij bovengenoemde welken, maar het is niet te loochenen, dat wij voor de geschiedenis van taal en zeden daaruit veel merkwaardigs kunnen leeren. Daartoe ware echter eene uitgave niet
| |
| |
uitsluitelijk van het standpunt der taal, maar ook van dat der geschiedenis en der oudheidkunde gewenscht geweest.
De uitgever zegt toch zelf: ‘Wij moeten bekennen dat wij het werk (onder taalkundig opzicht) niet zeer hoog schatten kunnen... En toch werd het hoofdzakelijk wegens de taalkunde in het licht gegeven. De uitvoerige woordenlijst heeft dan toch ook een degelijk nut.
De uitgever heeft zijne taak met zorg en ijver volbracht.
Verdwenen, door Melati van Java. Schiedam, H.A.M. Roelants, 1889. 2 deelen f. 5 80 (fr. 12).
De naam van Melati van Java behoeft niet meer gemaakt te worden. De werken dezer begaafde novelliste zijn sedert lang ook buiten de grenzen van Nederland in vertaling bekend en geliefd.
De Dietsche Warande heeft in hare twee laatste afleveringen het voorrecht gehad eene novelle op te nemen, waarvan het onderwerp (de 15e eeuw en de gebr. Van Eyck) met evenveel tact gekozen is, als de bewerking door goeden smaak en keurigheid van stijl uitmunt. In bovengenoemden roman heeft Melati opnieuw sprekende bewijzen van talent gegeven.
Niet alleen dat onze edelste gevoelens daarin worden getroffen en gestreeld, niet alleen dat de esthetische indruk een zeer harmonische is, maar de karakters, in 't bijzonder, en allereerst dat van Reyna, twijfelende en nadenkende over de grenzen van trouw en standvastigheid (waarover zoo velen zich niet bekommeren) is even oorspronkelijk als kleur- en lichtrijk geteekend. Ook de persoon van Julius is sprekend geschetst, en wezenlijk edele belangstelling weet ook Alphonse in ons te wekken. Kortom (wij willen den inhoud niet weder verhalen) de roman is even boeiend als roerend, even zedelijk als schoon; zoo moet het zijn! Hij getuigt van grondige kennis van het menschelijk hart, ofschoon hier en daar wel een oogenblik twijfel in ons oprees of Reyna's Grübeln wel geheel van de werkelijkheid is afgeluisterd.
Transvaal in Rouw en Roem. Drie Novellen uit de Geschiedenis van Zuid-Afrika, door W.J. Van der Werff. Met zes platen. Gravenhage, Cremer & Cte, 1889. 304 blz. Kl.-8o.
De schrijver had tot doel. Harten en hoofden gunstig te stemmen voor onze stamverwanten in het zwarte werelddeel,... kinderen van Dietschen stam veredeld door het bloed der geloovige, geestdriftige Hugenoten werden overgeplant naar dat vaderland der toekomst’!
Deze geestdriftige woorden worden op verschillenden toon herhaald.
Daar moet geholpen worden, zegt de schrijver, tegen de dwinglandij van Albionsche bloedzuigers (203).
Het werk heeft dus bepaald eene strekking ter propaganda van eenige politieke en menschlievende denkbeelden, laat even- | |
| |
wel de geloofsvraag, op bovenstaande enkele uitdrukking na, aan een' kant en is vloeiend geschreven.
Papier en druk zijn uitmuntend. Men leest het met voldoening.
La question des langues en Belgique, par D. Claes, Namur, Ad. Wesmael-Charlier, 1889. 10 centiemen.
Lezenswaardig antwoord aan den heer F. Loise gericht, die ‘avait fait à sa façon l'historique du mouvement flamand.’
Il n'y a pas de langue flamande, par Jehan de Bruges, Bruxelles, X. Havermans, 1889, 31 bl., kl. 8o.
Dit schriftje heeft tot doel aan het volk te doen verstaan dat in een klein land, met een rijk verleden, doch met groote verscheidenheid van dialecten, men tot heil van eigen taal en zeden twee zaken moet doen:
1o | In de school eene taal onderwijzen, die zoowel in Groningen, in Limburg, in Vlaanderen, als in Holland kan worden verstaan. |
2o | In de verschillende provinciën de eigenaardige in enkele gemeenten gebruikelijke woorden verzamelen en voor den ondergang bewaren, gelijk men de relieken der locale heiligen en de graven van verdienstelijke mannen bewaart. |
Men moet voor Ste Walpurgis niet dezelfde vereering vragen aan Groningen en Limburg, als die welke zij in Veurne geniet en evenmin St. Lebuinus, den apostel van Deventer aan Iperen willen opdringen.
Zu Walthers Ehre. Festschrift bei der Enthüllung des Denkmals Walther's von der Vogelweide in Bozen, mit neuen Beiträgen von L. von Bauernfeld, Fr. von Bodentedt, Fr. Dahn, L. Eichrodt, J.G. Fischer, M. Greif, H. Rollet, A. Fr. Graf Schack, J. Burm, A. Graf Wickenburg. J. Wolf, C.R. von Würzbach, herausgegeben von Dr Ambros Mayr. Innsbruck, Wagner'sche Universitäts-Buchhandlung, 1889, 70 blz. klein fo.
Eene verzameling van stukken even keurig van opstel als sierlijk van uitvoering, op zwaar papier, in lijsten gevat. Men heeft hier niet getracht (zooals elders b.v. de heer Ohorn), Walther met Luther in verband te brengen en aldus de 13e eeuw met de 16e te vereenigen. De kennis der middeleeuwen is heden te algemeen dan dat zelfs een dichter niet zou weten hoe de vrije en vranke taal eens zangers van de dertiende eeuw, als hij klaagt over de misbruiken in Kerk en Staat, niets met de ‘hervormers’ gemeen heeft.
Integendeel is Walther wel wat te uitsluitend als Zanger der liefde en niet algemeen genoeg als die van het vaderland, de kruistochten en de boete herdacht. Dit is onze eenige opmerking bij het prachtige boekwerk.
| |
| |
Eere zij aan den dichter J.V. Zingerle, en den toonkunstenaar Jozef Pembauer, welke, in eene schoone gelegenheids-cantate, Walther, zoowel als prediker van het gebed en den kruistocht, als van de vaderlands- en de vrouwenliefde hebben bezongen.
Het waren schoone onvergetelijke dagen in Bozen, de 15e en 16e September, waarbij ook het nederlandsch hart moest kloppen, door de hulde aan een dichter gebracht, die tijdgenoot van Maerlant, en zijn geestverwant naar taal en zin en streven, zoo duidelijk de aloude eeuwen van den roem van Vlaanderen in 't geheugen riep.
De Geschiedenis van Nederland in onzen tijd, door J.A. De Bruyne, leeraar aan de Hoogere Burgerschool te Zieriksee.
Herhaaldelijk is de wensch uitgesproken, dat eene Geschiedenis van Nederland gedurende het tijdperk der regeering van Z.M. Koning Willem III, mocht geschreven worden in den geest van die, welke Mac Carthy ons van Engeland gedurende de regeering van Koningin Victoria heeft geschonken, in ‘A history of our own times.’
Bij deze gelegenheid maakt de redactie der Dietsche Warande de woorden van den heer Buys aan 't prospectus ontleend (De Gids van Januari 1888) tot de haren: ‘Met de grondwetsherziening, die nu tot stand kwam, is een belangrijk tijdvak in onze parlementaire geschiedenis afgesloten, en het oogenblik aangebroken waarop men zich van de beteekenis van dat tijdvak volledig rekenschap zal kunnen geven. Er behoort zeker meer dan gewone moed toe om nog eens door te dringen in die breede rij van folianten, waaraan men den naam van “Handelingen der Staten-Generaal” heeft gegeven, ten einde daaruit de bouwstoffen eener parlementaire geschiedenis van de laatste veertig jaren bijeen te zamelen, maar de arbeid, goed uitgevoerd, zou de moeite, daaraan besteed, rijkelijk kunnen beloonen en zoowel kostbare bijdragen leveren tot onze jongste geschiedenis als uitnemende lessen voor de naaste toekomst.’
De prijs zal ongeveer f 24 (fr. 50) beloopen.
De twee eerste afleveringen in-fo zijn verschenen, en beantwoorden zoowel naar geest en stijl als naar typographische uitvoering volkomen aan de verwachting.
De Strafzaak Verstege, door J.I. de Rochemont, gepensioneerd luitenant-kolonel der artillerie van het Oost-Indisch leger. 's Gravenhage, Cremer en Cie. 1889.
‘Deze brochuur is door de uitgevers gesloten in den handel gebracht om... (schrik niet, lieve lezer of lezeres), om te beletten dat zij gelezen worde zonder gekocht te zijn.’
De redactie heeft mij eene leelijke poets gespeeld. Ik nam op mij iets over de ‘geslotene brochure’ te schrijven, voor dat ik haar kende.
| |
| |
'k Geef toe, waarde lezers, dat ik te zwak was om niet te voldoen aan een gevoel van geprikkelde nieuwsgierigheid. En nu... daar zit ik met mijn gebakken peeren - ik versta niets van de zaak, en lees op het omslag, met groote, gloeiende, dreigende letteren: ‘Ter recensie!’
Daar ik veronderstel dat de meeste mijner lezers de zaak in beginsel beter kennen dan de schrijver dezes, wil ik er mij bij bepalen mede te deelen dat de opsteller van het werkje, 113 blz. groot, een middel heeft gezocht om ‘eene getuigenis onder de oogen zijner landgenooten te brengen’ die hij bij de behandeling der zaak gaarne ‘onder eede’ had afgelegd. Maar gelegenheid daartoe werd hem niet gegeven.
Inhoud: Te Buitenzorg. Het Smaadschrift. De Baljan-maatschappij. Eene samenzweering. Een getuigenverhoor ter terechtzitting van de arrondissements-rechtbank te 's Gravenhage.
De prijs: onbekend.
J.A. Alberdingk Thijm, door C.J.B. Van der Duys (Zaim). Met portret. Amsterdam, Mari J. Ternooy Apèl, 1889.
Er is sedert den dood des dichters en leeraars van kunstgeschiedenis reeds zooveel over den vereerden overledene geschreven, dat het niet noodig zal zijn aan onze lezers het leven van Jozef Alberdingk Thijm, aan de hand van den heer Duys, te verhalen. Ter nadere kennismaking met sommige bijzonderheden, medegedeeld door eenen gewilligen vriend en vlugge hand, moge dit nette boekje kunnen dienen.
Dat de overledene in ‘geestes-richting’ aan Potgieter verbonden, doch in ‘kerkelijke richting’ van hem gescheiden was (bl. 59) zou hij nooit toegegeven hebben, evenmin als dat hij ‘te zeer dramatisch dichter was (?) om het anathema van den Syllabus te herhalen.....’
‘Alb. Th.’, zegt de heer Van der Duys, ‘verheerlijkt hier (in een gedichtje) de vrijheid die zijn Syllabus vloekt, hij prijst hier het gevoel van recht.....’
Dat klinkt alles werkelijk komiek, wanneer men het leven van Jozef Alberdingk Thijm, zoowel als den Syllabus (waarover dikke boeken ter uitlegging bestaan) bestudeerd heeft.
Ook welgezinden zijn soms... onverbeterlijk; ik bedoel: op sommige punten.
Nordische Fahrten. Island und die Faröer von Alexander Baumgartner, S.J. Freiburg, i/B. Herder'sche Verlagshandlung. 462 blz.
Dit is het eerste deel eener reeks van reisbeschrijvingen door het Noorden, die door de ondernemende firma B. Herder zullen uitgegeven worden.
De naam Baumgartner klinkt welluidend! Het is de begaafde
| |
| |
schrijver welke o.a. over Vondel een merkwaardig boek heef geschreven, dat algemeene erkentelijkheid, ja zelfs eene vertaling verdient. Geen buitenlander heeft onzen dichter ooit met zooveel kennis van zaken behandeld als deze.
Het voor ons liggende werk geeft ook weder bewijs van Baumgartners vlijt, opmerkingsgave, warmte van hart, schoonheid van stijl. Het is bovendien rijk verlicht.
Dat de schrijver IJsland met eigen oogen heeft aanschouwd, met eigen voeten heeft betreden, zal natuurlijk wel niemand betwijfelen, al droeg het werk daarvan ook niet de onmiskenbare sporen.
Het is eene zeer gelukkige gedachte, sommige uitvoerige studiën, gelijk deze, gelijk Schmid's uitmuntende verhandeling over Wagner, enz. enz. uit het tijdschrift Stimmen aus Maria Laach te lichten en voor 't algemeen toegankelijk te maken.
Het werk IJsland is prachtig uitgevoerd en kan uitmuntend als wetenschappelijk geschenk dienen voor onze rijpere jongelingen en jonge dochters. Er is veel, zeer veel over aloude en nieuwe zeden der noordsche volken uit te leeren.
1. | Jetons de Messire Quarré, maître de la chambre des comptes du duché de Limbourg et de Messire Gilles de Busleyden, maître de la chambre des comptes en Brabant. |
2. | Un mémoire d'Isaac Newton sur la monnaie. |
3. | Notice historique sur l'hôtel et la seigneurie de Ravenstein. |
4. | Explication d'un emblème franc, anglo-saxon, etc. |
De beide eerste schriftjes voorkomende in de Revue belge de numismatique, 1889, het laatste in de Annales de la société d'archéologie de Bruxelles, 1889, zijn van de hand des meer dan ijverigen Cte Maurin Nahuys, den hoogst begaafden medearbeider aan de Dietsche Warande.
In no 1 wederlegt de begaafde schrijver eene dwaling van van Mieris; in no 2 maakt hij ons bekend met een verslag des jaars 1717, gedaan aan de commissarissen der Schatkist te Londen, omtrent de waarde van het goud en zilver in Europa, enz.
In no 3 geeft de schrijver een aantal onbekende bijzonderheden uit de geschiedenis van het genoemd hotel, in de Terarken-straat te Brussel. Het schriftje is versierd met eenen lichtdruk.
In no 4 bedoelt de heer graaf eene soort van metalen krakeling, waarvan hij de afbeelding geeft, en die men terugvindt op merovingische en frankische monumenten, op munten der 8e, der 9e en 10e eeuw. De schrijver beschouwt al deze ring-figuren als het zinnebeeld van koninklijke rechten, van macht en vermogen (Der Ring des Nibelung) van kracht des geloofs, van een schat van heiligheid; wat tot heden door niemand was opgemerkt.
| |
| |
Anvers métropole du commerce et des arts, ouvrage orné de plans et de gravures par G. Beetemé. Seconde édition, corrigée et augmentée. Tome I, Louvain, Lefever, frères et soeurs, 1887. Tome II, première partie, Ibid. 1888; Tome II, seconde partie, Ibid. 1888.
De twee eerste gedeelten van dit werk wat wij hier aanteekenen, zijn reeds sedert lang in den handel en de tweede uitgave is overal te vinden. Toch is het niet overbodig onze lezers er op te wijzen welk een nuttigen arbeid de heer Beetemé heeft volbracht.
Nevens het glansrijke werk van onzen deftigen archivaris P. Génard, Anvers à travers les âges, levert de heer Beetemé eenige boekdeelen, die gemakkelijker onder ieders bereik kunnen geraken, en eene menigte bijzonderheden bevatten, die men slechts met groote moeite, of in 't geheel niet elders kan bijeenrapen.
Zijn werk vormt 969 bladzijden en breidt zich uit over alles wat niet alleen wij Antwerpenaren, maar ook geheel België, Nederland en het verdere buitenland met graagte en belangstelling zullen nalezen.
De oorsprong en de geschiedenis der stad vóór de groote ontwikkeling des handels worden slechts in 't voorbijgaan (à vol d'oiseau) behandeld; van latere gebeurtenissen wordt echter des te meer gewag gemaakt, en zelfs aan 't slot des werks hare toekomst voorspeld, ‘die glorierijk zijn zal,’ zegt de schrijver, ‘door de vrijheid des handels, welke aan de beroemde Metropolis eenen onbegrensden voorspoed zal schenken.’
Het werk is voorzien van een uitvoerig register, waardoor de bruikbaarheid niet weinig stijgt. Van den anderen kant hadden wij gaarne de vermelding van een grooter getal bronnen gevonden.
Geschiedkundig overzicht der gemeente Zeelhem, door J. Ramaekers, onderwijzer. Mecelen, a/M. Stoomdrukkerij J. Smeets-Nouwen, 1889.
Dit boekske van 108 bladzijden is eene zeer aardige bijdrage tot de kennis der zeden en geschiedenis van Zeelhem. Vooral verdienen de stukken opmerkzaamheid, welke de schrijver voor 't eerst heeft laten afdrukken; verder de bijzonderheden over sommige personen. De schatting der daadzaken, der karakters, der volken. enz. stemt niet altoos met onze bevinding overeen, doch dit neemt niet weg dat de aangehaalde feiten en brieven zeer veel nuttigs bevatten. Elk plaatsje van Belgie moest dergelijke werkjes uitgeven, ter bevordering van den roem van België's verleden.
Geschichte des Deutschen Volkes, seit dem Ausgang des Mittelalters, von Johannes Janssen. Sechster Band. Kunst und Volkshteratur bis zum Beginn des dreissigjahrigen Krieges. Erste bis zwölfte Auflage. Freiburg im Breisgau, Herder'sche Verlagshandlung, 1888.
| |
| |
Dit zesde boekdeel van Janssen's beroemde geschiedenis is reeds sedert lang door de drukpers van half Europa besproken, geprezen, en dankbaar begroet. Aan allen lof welke daarvan gegeven is hebben wij ter nauwernood wat toe te voegen.
Toch kunnen wij niet nalaten dit werk nog eens kortelijk te gedenken, wat bestemd is voortdurend eene eerste plaats in te nemen - ik zeg: niet alleen tusschen de gewichtigste geschiedwerken van katholieke hand in 't laatste vierde der negentiende eeuw verschenen - maar eene eerste plaats, tusschen die studiën waarin met onverschrokken moed naar onpartijdigheid wordt gestreefd, en zonder aanzien des persoons de waarheid wordt voorgedragen.
Hoelang is het nu alweder niet geleden dat Lemaistre in zijne verhandeling Du Pape betuigde: ‘Les papes n'ont besoin que de la vérité!’
Maar hoe weinig vond deze uitdrukking ingang! De vijanden der Kerk geloofden daaraan niet. Waarom? - Zij wenschten er niet aan te gelooven; zij hadden een geheim gevoel, dat indien ook al enkele onbekende buitensporigheden van sommige pausen voor la vérité aan 't licht mochten komen, van de andere zijde, door het oprecht zoeken naar de volle waarheid hunner geschiedenis, toch lichtelijk, vooreerst de geëxploiteerde laster tot een minimum mocht worden teruggebracht; en ten tweede vreesden zij, dat door het volle licht aan de geschiedenis der pausen geschonken, het stelsel der Kerk aan vertrouwen en achting meer mocht winnen dan verliezen. De waarheid zoeken was dus van hun standpunt eene slechte affaire. De katholieken zelven, deels door eerbied, deels door onkunde, deels door flauwheid afgeschrikt, bleven gedeeltelijk liever voortgaan de zaken blauw blauw te laten, dan wel, het stelsel van de personen der Kerk streng onderscheidende, aan de Kerk (aan God) te geven wat de Kerk toekomt, en aan het geestelijk Hoofd, datgene wat aan dezen behoort, en dat wel zonder aanzien des persoons.
Janssen en enkele andere mannen van onzen tijd denken zoo niet.
In overeenstemming met den geest van Leo XIII, die de archieven van het Vatikaan (na jaren en jaren smachtens) wagenwijd openstelt voor den eerlijken onderzoeker, en het getuigenis der valschheid niet vreest, omdat het zal ondergaan als een in 't water geworpen steen, schrijft Janssen zijne geschiedenis en staat, gepantserd met de waarheid, pal tegenover de miskenning en den openlijken aanval.
Beiden zijn gekomen, en uit den ergerlijken toon der aanvallen kan men leeren dat de oprecht voorgedragen waarheid aan kwaadwilligen hinderlijker is dan een partijschrift, waarin een of ander katholiek zich plaatst als op eenè katheder, om te stichten
| |
| |
met zalvende woorden, en met tranen in de oogen te klagen over de boosheid der menschen.
Lyrische poëzij, weegeklag, ascetische ontboezemingen, zedepreêken, vinden geduldige toehoorders en zetelplaats, maar de waarheid kan (zegt het spreekwoord) geene herberg vinden.
Wij verwachten eerstdaags Janssens zevende deel, waarbij wij hopen onder de eerste aankondigers te staan. Eenen enkelen wensch hadden wij daarbij te uiten, dat de beroemde leerling van Böhmer, die altoos schuwde een werk zonder register te prijzen, zorge voor een recht systematisch aangelegde tafel bij elk deel. Men zal toegeven dat de groote reeks van bladzijden opgegeven bij de woorden Fischart, Keurvorst Johann, M. Luther, enz. den lezer omtrent niets inlichten.
Men veroorlove ons bij voorbeeld te wijzen op het register van Baader's Geschichte Freiburgs, bij denzelfden uitgever (Herder) verschenen.
La musique aux Pays-Bas avant le XIXe siècle, documents inédits et annotés. Compositeurs, virtuoses, théoriciens, luthiers; opéras, motets, airs nationaux; académies, maîtrises, livres, portraits, etc., avec planches de musique et table alphabétique, par Edmond vander Straeten. Tome huitième (Les musiciens néerlandais en Espagne). 2e partie. Bruxelles, chez Schott, frères, éditeurs de musique, 82, Montagne de la Cour, 1888.
Al onze lezers verstaan behoorlijk de fransche taal. Daarom zullen zij, na opmerkzame lezing van bovenstaanden titel, al reeds goed op de hoogte zijn, van hetgeen eigenlijk dit boekdeel bevat. Er wordt niet te veel en niet te weinig van gezegd. Wie na dien titel nog niet nieuwsgierig is het werk te leeren kennen, zal door onze mededeeling niet wakker geschud worden.
Wij hebben bij vroegere gelegenheid Vander Straetens grootsch en oorspronkelijk werk reeds besproken. Wij kunnen slechts herhalen wat wij er toenmaals van zegden. Het is een met buitengewone vlijt en liefde bewerkt Repertorium, zich bewegende op een gebied wat tot heden geheel braak lag. De schrijver had te kiezen: of lange jaren laten verloopen alvorens de duizenden vonden uit dien grond opgedolven te regelen en te schikken naar aard en strekking, of eene tentoonstelling te houden van het opgedolvene met eenen wetenschappelijk bewerkten catalogus, waaruit elk kenner der zaken onmiddellijk nut putten kan.
Hij heeft dit laatste verkozen, daardoor aan eene wezenlijke behoefte voldaan, en het voor 't vervolg mogelijk gemaakt, dat de stof door nieuwe schikking, uitbreiding of afkorting, ook den minder geoefenden toegankelijk worde gemaakt.
Zijn zijne diamanten nog niet geslepen - zij zijn toch voorhanden en Vander Straeten alleen is daarvan de delver.
Dit nieuwe boekdeel is daarenboven van een systematisch
| |
| |
geschikt register voorzien, dat den toegang vergemakkelijkt, de waarde dezer 700 bladzijden verdubbelt.
Katholisches Leben im Mittelalter. Ein Auszug aus Kenelm Henry Digby's Mores catholici, or Ages of faith. von Andreas-Kobler, S.J. Innsbruck, Druck und Verlag der Vereinsbuchhandlung und Buchdruckerei, 1887-1888; 3 boekdeelen, 1700 bldz.
Digby, de beroemde schrijver van ‘The Broadstone of Honor’ wat een aantal uitgaven beleefde, heeft door zijne Mores catholici den grond gelegd tot eene herstelling veler dwalingen, die over de geschiedenis der middeleeuwen, bijzonder in Engeland, bestonden.
Hij heeft werkelijk in zijnen tijd (hij was geboren in 't jaar 1800) in dit opzicht groote diensten bewezen. Al zijn nu ook sedert de uitgave der Mores vele domheden van de ‘kenners der middeleeuwen’ reeds vergeven en vergeten, toch doet bovengenoemd werk nog altijd zijn nut b.v. waar het de instellingen en ceremoniën der katholieke Kerk (de vereering der gestorvenen, de bedevaarten, enz.) bespreekt en toelicht. Vooral is het ook nuttig te lezen en te overwegen, wat de schrijver (gelijk kardinaal Wiseman) in 't midden brengt over de eenheid tusschen onze wetenschap en ons geloof.
Met duizenden van voorbeelden ondersteunt de schrijver zijne beweringen, hetgeen aan zijn gansche werk eene groote levendigheid en aantrekkelijkheid verleent.
En zoo mogen wij dezen arbeid een der belangrijkste verschijnselen noemen, die zich op katholiek gebied in de laatste jaren hebben vertoond.
1. | Voorlooper van de teekenschool voor eerstbeginnenden, door F. Deelstra, hoofd eener school te Groningen, in-4o. Derde druk. 10 centen. |
| |
2. | Teekenschool voor eerstbeginnenden, door Id., in-4o. Derde druk. 12 ½ cent. |
| |
3. | Kleine Aardrijkskunde van Nederland en Ned. Indië, voor de volksschool, door Id. in-4o. |
| |
4. | Van oude tijden tot heden. Geschiedenis van ons Vaderland, door Jac. M. Vos, leeraar aan de gem. H.B.S. te Groningen, 284 blz., gr.-8o, f. 1,90 (fr. 4). |
| |
5. | Erstes Deutsches Lesebuch, von J.N. Valkhoff, gew. Director der R.H. Bürgerschule zu Heerenveen. Fünfte Auflage. 95 blz. - 60 centen (fr. 1.25). |
| |
6. | Nederlandsch Oost en West Indië, ten dienste van het onderwijs door D. Aitton, leeraar aan het Gymnasium te 's Gravenhage. Tweede druk. 142 blz. f. 1 (fr. 2.10). |
| |
| |
7. | Zins- en woordontleding. Oefeningen ter toepassing van de voornaamste regels onzer moedertaal, door C.C. Regt, hoofd eener openbare school te Waddingsveen. 74 blz. - 25 centen (fr. 0.50). |
| |
8. | Uit de kinderwereld. Leesboek voor de lagere school, door R. Brons Middel, Redacteur van het paedagog-litt. md.-schrift; hoofdz. gewijd aan de huis-opvoeding en het schoolwezen in Ned. Indië. 44 blz. - 25 centen (fr. 0.50). |
Alle deze werken zijn verschenen bij den uitgever P. Noordhoff te Groningen. Eenigen beleven reeds eenen vierden en vijfden druk. Zij hebben zich dus in 't gebruik aanbevolen. Een oogopslag is dan ook voldoende om het practische der meeste schoolboeken te erkennen. Dit geldt reeds dadelijk van nr 1 en 2, waaraan wij tot kenspreuk zouden kunnen geven: ‘Langzaam en zeker.’
Bij boekjes als no 8 komt het nut bijzonder op het gebruik aan, wat er door de leeraar van gemaakt wordt; zedig en lief is de inhoud, voorwaar!
Datzelfde kan men van nr 5 zeggen, dat reeds den 5n druk beleeft, en dus geene aanbeveling behoeft.
Nr 3 is een zeer practisch en methodisch ingericht studeercahier.
Daaraan sluit zich uitmuntend nr 6, wat zich richt tot de rijpere jeugd, en ook reeds in den tweeden druk verschijnt.
Onze Taal-boekjes worden bijna elk jaar duidelijker en methodischer.
Nr 7 is goed op de hoogte van den iijd.
Wat nr 4 betreft, het is ook een uiterst nuttig boek, want de schrijver heeft de ondervinding die ons sedert 20, 30 jaren veel van eigene geschiedenis geleerd heeft niet als onvruchtbaar laten liggen.
Zijn werk is zonder haat of nijd, zonder partijzucht, ja zelfs zonder gemaakte onverschilligheid geschreven.
In sommige zaken loopt zijne schatting van personen en omstandigheden met de onze uiteen. Zoo had bij voorbeeld:
1. | Het woord voorwendsel op blz. 91, door middel kunnen vervangen worden. |
2. | Iemand ‘in een klooster plaatsen’ is wel eene wat nuchtere uitdrukking voor die handeling van politieken nood in den merovingischen tijd. |
3. | Dat Karel de Groote heerschzuchtiger was dan zijne voorof nazaten kan men niet met grond beweren. |
4. | In de moeilijke geschiedenis der zestiende eeuw komen eenige punten voor, waar de schrijver bijzonder bewijst zonder vooringenomenheid te hebben willen werken, zoo b.v. waar hij de verklaring geeft van Philips, (II) strengheid (blz. 63), of het karakter van Willem I en andere dergelijke netelige zaken bespreekt. Overal tracht de schrijver naar waarheid; al is zijne meening niet altoos de onze, men erkent het gaarne. |
| |
| |
't Is echter niet te ontkennen, dat hier en daar, door het zorgvuldig mijden van strijdpunten, het tafereel wel eens wat kleurloos is geworden. Doch voor een schoolwerk is dit allerminst schadelijk.
Stralende Bloemkes, door Honoré Haghebaert. Rousselaere, Julius de Meestere-Nieuwenhuyse, 1889, kl. 8o, 82 blz.
Een lief boekje met een zacht gemoedelijke stemming, zich uitende in huiselijke, natuurlijke poëzij.
Eenige woordverklaringen waren voor sommige provinciën van Nederland noodig geweest. Wij lezen op blz. 32 vijfmaal het woordeke rein, reinders, enz., alsof de dichter van den regen, dit woord schuwt. Rein of Reyn heeft namelijk een groot aantal beteekenissen als: grens, hert (rangifer), enz. Overigens proficiat met deze Westvlaamsche dichtproefkens!
1. | Exposition d'art héraldique à Gand, par J.R. de Raadt. Bruxelles, Alfred Vromant et Cie, 1889. |
2. | Egide Berthout I, dit à-la-barbe, par id. Ib. |
3. | Les Micault Belges, par id. Ib.
(Extrait des Ann. de la Société d'Archéol. à Bruxelles.) |
No 1 behandelt den oorsprong der tentoonstelling en eene wandeling daarop gehouden, onder de leiding van den verdienstelijken heer Jan van Malderghem. Wij weten dat de heer de Raadt een specialist is in de wapenkunde, en behoeven niet te verzekeren dat dit overzicht vervuld is van nuttige wenken betreffende zijne wetenschap.
No 2 geeft eene schets van de verdienste der merkwaardige brabantsche dynastie der Berthouts, waarvan de ‘camerarius’ Egidius of Gilles wel de voornaamste figuur is, thuis behoorende in het eerste gedeelte der dertiende eeuw.
De schrijver waarschuwt dat men Egidius niet verwarre met zijnen zoon, zooals velen doen, en deelt een aantal omstandigheden mede, die wij bij Limburg Stirum (Chambellan de Fl.) en anderen niet vinden.
No 3 is de gewichtigste der drie studiën. De heer de R. schreef haar in vereeniging met den heer Emile de Munck, evenals eerstgenoemde, secretaris der Société d'archéol. van Brussel. Zij is versierd met het authentieke portret van Jean Micauit en zijne drie zonen, naar eene schilderij van het museum te Brussel, en met dat van Micaults gade, Livina de Welle en hare vier dochters. Het zijn de luiken van eene tryptiek, waarvan het middeldeel... verloren is.
Door de nieuw ontwaakte heraldische wetenschap gelukte het den schrijvers vele onderdeelen der schilderijen te verduidelijken.
De schilderstukken zijn van het midden der zestiende eeuw. Een overzicht der geschiedenis van het geslacht Micault sluit deze uiterst belangrijke studie.
|
|