Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 2
(1889)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 135]
| |||||||||||||||||
Naklank voor overledenen in 1888.HOE lief zou het ons zijn, alle degenen welke aan de beeldende kunst, de Toon- en Letterkunst in 't jaar 1888 ontvielen in eenen krachtig klinkenden naroep over het graf te volgen! Met velen hunner zouden wij gaarne de lange reis willen ondernemen, en ons (dat gave God!) niet zoeken te verontschuldigen gelijk de vrienden van Elckerlyc (Everyman, Jedweder) of Homulus, dien de vereerders van Engelsche of Nederlandsche letteren wel kennen. Ondertusschen willen wij eenigen van hen gedenken en op hun voorbeeld wijzen. Of zou men vreezen den edelen christen en begaafden dichter in ongebonden stijl, Dr Reinier Snieders, naar bovenaardsche oorden te begeleiden? Voorzeker neen! Met hoeveel achting en vriendschap zien wij terug op onze andere collega's ter Vlaamsche Academie, op eenen Delgeur, Dodd, Nolet de Brauwere van Steeland, op den fijnen kunstcriticus, den hoofdopsteller van het Journal des Beaux-arts, Ad. Siret, die ons allen als goede geesten, in den strijd voor waarheid en beschaving werden ontrukt! Hoe zou het zijn indien de uitmuntende historie- | |||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||
schilder HendricxGa naar voetnoot(1) ons met hem naar de overzijde van het tijdelijke had medegenomen? Of wie zou zich beklagen den voor weinige dagen gestorven Franz Witt, den beroemden grondlegger van den Ccecilien-Verein tot veredeling der kerkmuziek, te begeleiden. Heeft hij niet veel geleden en moedig gestreden? Hij was (zegt een zijner bevoegdste medestrijders) een ware Petrus de Heremiet, voor zijne hoofdgedachte: de verovering van de edelste uitdrukking der bovennatuurlijke denkbeelden in de kerk. Wat is de dichtkunst niet verplicht aan Jan Van Beers, die voorzeker niet moedwillig in zijne eigenaardige wijsbegeerte, uitgedrukt in zijne laatste meesterwerken, heeft gedwaald! Ook hij ruste in vrede! Onze oude vriend A.J. de Bull, de oprechte nederlandsche dichter, is ons ook al ontvallen. De ledige stoel, die hij ons zoo meesterlijk bezong, is nu zijn eigen zetel, door zijn gezin met des te warmer tranen aangezien. En Hofdijk, de door en door oprechte, hoogst dichterlijke en dan ook ideale geest, de schepper der nieuwere ballade-poëzie, en zijn geestverwant Dr Dorbeck, steeds ijverend met zijne dichterlijke veder, zoowel als met de troostrijke gouden stift die ter laving der zieken over het receptenpapier vloog. En onze geleerde Vissering dan! Jaren lang de hoofdopsteller van een door en door deftig dagblad, vervolgens hoogleeraar te Leiden, van open en krachtigen zin voor waarheid en recht. | |||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||
Vosmaer, de ongeloofelijk oorspronkelijke geest, wiens verbeelding steeds gericht was op de grieksche kunst, omdat zijne opvoeding hem het rechte gevoel voor kunstontwikkeling van later eeuwen had ontzegd. De Praetere, Henri De Braeckeleer, wat al beroemde namen in dezen tak der schoone kunst. Gegroet, gegroet, tot wederziens, gij allen, ijveraars der kunst, waarvan de weg zoo vol doornen is! En eindelijk gij, Théodore Juste, buitengewoon ijverige geschiedschrijver, die zoo groote offers van tijd en vermogen ter opsporing van de historische waarheid hebt gebracht, al hebt gij die ook niet altijd betrapt. ‘Men rekent d'uitslag niet, maar telt het doel alleen!’
Gij allen daarom, rust in vreê, tot aan den jongsten dag!
| |||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||
|