Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 2
(1889)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
Bouwkunst.
| |
[pagina 6]
| |
Hij geeft daarvan slechts eene korte, en niet in alle opzichten juiste beschrijving, met zeer gebrekkige afbeeldingen. Hij schrijft het ontstaan van den voorhandenen bouw aan het jaar 965 toe, en de voltooiing ervan aan de elfde eeuw. Sedert dien tijd is de kerk in verschillende kleine opstellen, - door Th. Lejeune in de Revue de l'art chrétienGa naar voetnoot(1), in het Bulletin de l'académie de St. Thomas et de St. Luc (1869), in de Annales du cercle archéologique d'Enghien (1881) - zoowel als in werken van algemeenen inhoud - Lejeune, Histoire civile et eccl. de la ville de Soignies, L.I. Lalieu, Vie de St. Vincent Madelgaire et de Ste-Waudru, Reusens, Cours d'archéologie chrétienne, enz., besproken. Eene ernstige wetenschappelijke behandeling viel aan de kerk evenmin te beurt, als eene voldoende afbeelding. Dit is des te meer te betreuren, dewijl gebouwen der tiende eeuw zeer zelden voorkomen. Wat ik in de volgende bladzijden lever, moge daarom toch nog niet als volledig aanzien worden. In de maand Augustus 1886 bezocht ik Zinik. Ik kon aan de beschouwing der kerk slechts eenen enkelen dag wijden, en bemerkte daarbij nog tot mijnen grooten spijt, dat eene volledige studie des gebouws toenmaals met groote moeielijkheden verbonden, ja zelfs, betrekkelijk vele belangrijke punten, waarlijk onmogelijk was. Ik heb eenige gewichtige mededeelingen aan wijlen den heer deken François te danken. De afbeeldingen zijn, wat het plan der kerk betreft, naar eigene afmetingen vervaardigd; de doorsneden zijn gevolgd naar teekeningen der leerlingen van het Collége St-Vincent, onder de leiding van hunnen teekenmeester. | |
[pagina 7]
| |
Door de vriendelijke voorkomenheid van wijlen de heer deken François, zijn deze teekeningen mij ter hand gesteld, waarvoor ik den weleerw. heer bij dezen mijnen hartelijken dank zou willen betuigen. Ongelukkig komen in de afbeeldingen eenige tegenstrijdigheden voor, welke onmogelijk te recht te brengen zijn. Moge datgene wat ik hier aanbiede tot nog vollediger onderzoek aanleiding geven. De kerk is eene basilica in kruisvorm, met rechthoekig koor. Aan elken dwarsbeuk ontspringt oostelijk eene even zoo rechthoekige kapel. Het groote schip heeft twee zijschepen. Aan den westelijken muur der kerk staat de toren, waarvan het benedendeel zich in zijne geheele breedte tegen de kerk opent. Aan dezen romaanschen kern hebben zich, in den loop der eeuwen, eene menigte aanbouwsels gesloten; zij zijn grootendeels van de 16e eeuw. Een nauwe gang, achter het koor, boven hetwelk zich de kapel met de relieken van H. Vincentius bevindt, is eerst ten jare 1715-1720 aangelegd. In het middenschip wisselen kruisvormige pijlers, in welker inspringende hoeken schalken zijn aangebracht, met dikke ronde zuilen af. Boven de zijschepen bevinden zich gaanderijen, welker bouw met den onderbouw overeenstemt. Doch de hoofdpijlers hebben slechts rechthoekige uitspruitselen en ook, in de plaats van tusschenzuilen staan hier rechthoekige pijlers. De kerk is geheel gewelfd. Het koor, de dwarsbeuken, de zijschepen en gaanderijen hebben eenvoudige kruisgewelven; het kruis en het middenschip, ribbengewelven. Wij willen van de uiterlijke aanbouwsels, daar zij niet van wezenlijk belang zijn, afzien, en beschouwen de | |
[pagina 8]
| |
kerk zelve, die ons twee ver uit elkander liggende kunsttijdperken
Fig. 1.
St. Vincentius-kerk te Zinik. - Grondplan. Schaal: 1/300 vertoont, namelijk den vroeg-romaanschen tijd en de barok-renaissance kunst der 17e eeuw. | |
[pagina 9]
| |
Deze laatste heeft de inrichting van de groote binnenruimte bepaald, aan het middenschip en het kruis gewelven gegeven, en overeenstemmend met dezen, de hooge vensters van het middenschip naar plaats en vorm gewijzigd. Zij heeft alle profielen, op enkele uitzonderingen na, vervormd, de tusschenzuilen op overdreven wijze laten verdunnen en den blik op het koor door een reusachtige hoogzaal en leuningen afgesloten. Eindelijk is in nieuwen tijd het gebouw van binnen met afschuwelijke witte en geele kalk overdekt. Laat ons trachten een beeld der kerk, zooals zij zich voor de wanstaltigheden vertoonde, voor den geest te brengen. Blijkbaar was zij eene basiliek met vlakke bedekking en gewelfd koor, dwarsbeuken en zijschepen. Boven den vierhoek van het kruis bevond zich een toren, welke door hooggelegene vensters de kerk verlicht. Deze was echter niet gewelfd. Bij nadere beschouwing zien wij dat de westelijke toren en de geheele westelijke gevel niet aan het eerste tijdperk van den bouw, maar aan het laatste deel van den romaanschen tijd, misschien eerst aan de dertiende eeuw moet toegeschreven worden. En zelfs het daarvan overgebleven gedeelte is niet van een' en dezelfden tijd. Het onderdeel van het middenschip duidt aan, dat men oorspronkelijk een' samenhangenden gewelfbouw, waarin elke travée, bestaande uit een stelsel van twee gewelfjukken in de zijschepen, of een in het middenschip (dus 3 ½ gewelfsvakken = travées), wilde oprichten, en dat men van dit plan is afgeweken, toen men de hoogte der kerk onder de gaanderijen had bereikt. De vorm der pijlers verandert, de pilasters welke nu | |
[pagina 10]
| |
Fig. 2.
St. Vincentius-kerk te Zinik. - Gedeelte der doorsnede van het middenschip. Schaal: 1/300 | |
[pagina 11]
| |
de groote ribbogen van het gewelf des middenschips dragen, staan met den muur uit gehouwen steen niet in verband; zij zijn veeleer eerst in de XVIIe eeuw bij de voltooiing van het gewelf daartegen geplaatst; ook zijn zij in gebakken steen opgetrokken. Men had toenmaals van een overwelving afgezien. Door fig. 4 beproef ik een beeld der herstelling van het oorspronkelijke plan te geven. De lijsten (profiels, bandeaux,) boven de gaanderijbogen en beneden de bovenvensters zijn nog gedeeltelijk voorhanden. De sporen der oude bovenvensters zijn van buiten aan de zuidzijde nog terug te vinden. Maar ook het gewelf van koor- en dwarsbeuken behoort waarschijnlijk óók niet tot het oorspronkelijke plan, veeleer blijkt het een toevoegsel van lateren, schoon nog altoos middeleeuwschen tijd te zijn. Wij bespeuren namelijk aan de oostzijde van het koor dat de halfronde pijlers eenige vensters, die van oudere dagteekening en grooter dan de voorhandene zijn, gedeeltelijk bedekken. Hadden genoemde deelen eene vlakke bedekking, dan komen zij met het plan het middenschip te overwelven in dadelijke tegenspraak. Hier rijst dus de vraag op, of het koor en het middenschip tot hetzelfde tijdperk behooren, of niet. Het schijnt inderdaad, dat zij met eene zekere tusschenruimte zijn gebouwd. Een zeer nauwkeurig onderzoek van zaakkundigen zou hier alleen het bepaalde antwoord kunnen geven. Wij kunnen evenwel, behalve het gezegde, nog eenige andere gronden voor onze bewering aangeven. Het plan waarnaar het middenschip is gebouwd, sluit zich niet onmiddellijk aan dat der dwarsbeuken, doch er ligt een stuk van den bouw tusschen beiden, | |
[pagina 12]
| |
Fig. 3.
Dwarsdoorsnede der St.-Vincentius-kerk te Zinik (Soignies). Schaal: 1/300 Fig 4.
Restauratie van de doorsnede op de lengte. Schaal: 1/300 Fig. 5.
Gedeelte van den zijgevel. | |
[pagina 13]
| |
hetwelk onnoodig zou zijn, indien de muren van het middenschip bij den opbouw van den grooten vierhoek, op het kruis, reeds bestaan hadden; dat stuk is evenwel volkomen op zijne plaats en heeft zijn recht van bestaan, nu het laatste niet het geval was. Het schijnt, naar de hoogte waarop de bogen van den vierhoek liggen, dat oorspronkelijk een middenschip van kleineren omvang, vooral van geringe hoogte, in het plan des bouwmeesters lag. Inderdaad is het slechts een vermoeden wat ik hier uitspreek, dat nog door andere bewijzen vergelijkend moet worden onderzocht. Heb ik hier de waarheid getroffen, dan komt de geschiedenis van den bouw op de volgende punten neder. Het koor en de dwarsbeuken hebben het karakter der hoogste oudheid, en mogen met groote zekerheid aan het laatste derde deel van de tiende eeuw toegeschreven worden. In den loop der elfde eeuw begon men aan het middenschip te bouwen; te gelijker tijd werden het koor en de zijbeuken aangelegd. De afmetingen van het middenschip herinneren aan de H. Remigiuskerk te Reims; hier vinden wij ook de halfronde pijlers van het koor van Zinik terug. Het gewelf had men zich echter oorspronkelijk anders gedacht, en wij kunnen niet weten, of en in hoe verre een zekere samenhang tusschen deze twe bouwwerken heeft bestaan. Ook de bouw van het middenschip schijnt niet zonder stoornis voltrokken te zijn, waarbij dan eene verandering van het oorspronkelijk plan plaats gehad heeft. Het komt mij voor dat men in elk geval niet vóor 1060 of 1070 met den bouw van het middenschip begonnen is. Elders heb ik de meening uitgesprokenGa naar voetnoot(1) | |
[pagina 14]
| |
dat ook de onderste deelen van het middenschip aan de tiende eeuw moeten toegeschreven worden. Deze bewering vloeide voort uit eene valsche dagteekening, welke voor St. Ambrogio te Milaan was aangegeven. Heden kan die meening, nu de dagteekening blijkbaar valsch is, niet meer gehandhaafd worden. In de tweede helft der XIIe, wellicht eerst in de XIIIe eeuw, werden de westelijke gevel en de westelijke toren gebouwd. Vervolgens ontstonden langzamerhand de verschillende zijkapellen, en in de 17e eeuw kreeg de kerk van binnen haar tegenwoordige gestalte. De hoogzaal (jubé) is van 1641. De laatste periode der renaissance, heeft in hooge mate de eigenaardigheid aan andere gebouwen haar karakter op te drukken, en hare versieringen hebben dikwijls zulk eene aantrekkelijkheid voor het oog, dat wij er niet gaarne zouden van afzien. Doch in Zinik zijn die toevoegsels buitengemeen smakeloos, waardoor de diepe indruk, welke de kerk anders maken zou, bedorven wordt, ofschoon zij niet in staat zijn dien indruk geheel te vernietigen. Is dan ook de H. Vincentius-kerk van Zinik niet meer van zoo hooge beteekenis voor de bouwkunst als zij oorspronkelijk was, zoo zal zij toch, uit een oudheidkundig punt, een der merkwaardigste gebouwen van België blijven.
Munchen, Juni 1888. G.v.B.
Wij laten op het artikel van den heer G. von Bezold onmiddelijk de beschrijving van eenige oude verkoopbrieven en zegels volgen, welke van Zinik afkomstig | |
[pagina 15]
| |
zijn,Ga naar voetnoot(1) en met de kerkelijke geschiedenis in een zeker verband staan. De beschrijving hiervan heeft de welbekende wapen- en penningkundige graaf Maurin Nahuys wel gelieven op zich te nemen. | |
Vier Ziniksche perkameuten met zegels.No 1. - Akte van den 10n Maart 1587, waarbij de gezworenen der stad Soignies (Jean Bosyz en Jean Servais, verklaren, dat Jean du Bois, werkman wonende te Soignies, aan Jean de Chierve, koopman mede wonende te Soignies, verkocht heeft eene rente van zeven ponden, veertien stuivers, vier penningen. (Perkament). Het afhangend zegel der gezworenen der stad Soignies, in groene was, vertoont een gedeeld wapenschild, 10 het kruis van St. Vincent, 20 de drie kepers van St. Waudru (oud Henegauwen). Omschrift: scel: des: iurez: de: sougnies:
No 2. - Verkoopbrief van den 17 October 1627, waarbij de vertegenwoordigers van den Staat der Geestelijkheid in Henegauwen, verklaren te hebben verkocht aan Charles Patoul, burger van Bergen eene jaarrente van twee honderd-ponden. (Perkament). Het afhangend zegel in roode was, stelt voor het Wapenschild van Henegauwen (in goud, een zwaite leeuw, Vlaanderen)Ga naar voetnoot(2), gedekt met een mijter en vergezeld van den kromstaf en van de kruk, kruislings achter het schild geplaatst; het geheel is omgeven van veertien kleinere wapenschilden, namelijk van de abdijen of dekenschappen van: St. Ghislain, Wasnoy, Liessy, Crespin, Cambron, Virgogne, Soignies, Fontenelle (?), Velliay (met eene roos, op de wapenkaart van Henegauwen met drie rozen), St. Feullie, St. Denys, Bonne Espérance, Mariville en Haultnot. Randschrift: SIGILLUM CLERI HANONIAE. Op de buitenzijde van dezen perkamenten brief staat eene andere akte geschreven, dato 11 April 1631, waarbij genoemde Charles Patoul en diens echtgenoote Agnès Daux (zij teekent Daulx) bedoelde rente van twee honderd ponden aan het convent | |
[pagina 16]
| |
der barmhartige Zusters (soeurs grises) van St. Franciscus, te Soignies, schenken. No 3. - Verkoopbrief op perkament van den 15 October 1634, waarbij de drie Staten van het land en het graafschap van Henegauwen (de Geestelijkheid, den Adel en de burgerij) verklaren te verkoopen ten voordeele van het convent der barmhartige Zusters (soeurs grises) te Soignies, eene jaarrente van twee honderd ponden van Tours. Aan dezen brief hangen drie zegels; de eerste van den Staat der geestelijkheid in Henegauwen, in roode was, is dezelfde als dat van nr 2. Henegauwen had zes-en-twintig abdijen en tien dekenschappen. Het tweede zegel mede in roode was, is van den Adel, en vertoont het wapenschild der ridderschap (een leeuw met een zwaard in de rechter klauw). Het schild is gedekt met eenen helm met zijne lambrequins. Helmteeken: eene hand die een zwaard vasthoudt. Rondom veertien kleinere wapenschilden, als van: den prins van Chimay, van den graaf van Beaumont, van Reux, van Baudoux, van Waulcourt, van Barbançon, van Silly, van Cièvre, van Longueville, van Reba, van Antoing, van den graaf van Avesnes, van Lens, en van den graaf van Lalaing. Randschrift: S...... HANONIAE. Henegauwen had een prinsdom, acht graafschappen, twaalf pairschappén en twee-en-twintig baanderijen. Van de derde zegel in bruine was, dat van den derden Staat van het land- en graafschap Henegauwen was, is niets meer te zien.
No 4. - Akte van den 3en Augustus 1689, waarbij Etienne la Corbisier en Anthoine Carlier, mannen van de leenen van het graafschap Henegauwen aan het hof te Bergen, verklaren dat ‘Damoiselle’ Marie Laurent, weduwe van François Buterne in leven griffier der stad Soignies, met toestemming van haren zoon ‘sieur’ Baudry Buterne, en van haren schoonzoon Pierre Carlier, den 10 November 1688 aan den heer Kanunnik Dore, gevolmachtigde pater der eerwaardige moeders en barmhartigheids zusters (soeures grises) van Soignies ten voordeele van het convent dier zusters, verkocht heeft eene jaarrente van honderd negentien ponden, negen stuivers, negen penningen. Aan dezen perkamenten brief hangen drie zegels in groene was, het eerste voert een wapenschild met eene druiventros. Omschritt:..... CORBISIER. Het tweede vertoont een wapenschild, waarop niets meer te onderscheiden is, daar neven als schildhouder eene Meermin; omschrift: MAR. BVTERNE. Op het derde zegel ziet men de afbeeldsels van eenen met de rechterhand zegenende opperste kerkvoogd die in de linker | |
[pagina 17]
| |
hand den pauselijken staf (kruis met drie dwarsstaven) vasthoudt. Omschrift onleesbaar.
(Beaumont).
No 5. - Zegel in bruine was der schepenen der stad Beaumont. Wapenschild dier stad (in rood een toren van zilver). Boven de poort ziet men nog een wapenschildje waarop men niets meer onderscheiden kan. Neven de toren een 8 en een 6, vermoedelijk 1586. Maurin Nahuys. | |
[pagina 18]
| |
|