tempermes, van bijtel of houweel, verstaan, maar evenzeer de geschreven kunst in gebonden of ongebonden stijl. De Boeken Mosis, het Hooglied, de Iliade, het Verlost Jerusalem, de Leerredenen van van der Palm, de romans van Conscience of van Lennep, de prozaschriften van Lacordaire, Guizot of Multatuli, de tooneelstukken van Scribe, enz., enz. -het zijn allen kunstwerken: de uitdrukking van schoone gedachten in edelen vorm. Men zoude die werken voortbrengselen van Letterkunst, in elk geval van Dichtkunst, en niet Letterkunde moeten noemen, daar dit laatste woord alleen past op de kennis, de wetenschap der letteren, maar niet op hare vruchten.
Een goede régisseur bezit tooneelkunde, doch de schouwspeler tooneelkunst, dramatische kunst. De eerste is een kundig man, de tweede een kunstenaar. Derhalve sluit het woord Kunst het denkbeeld van letteren, of van dichtkunst in gebonden of ongebonden stijl reeds in zich. Doch dit niet alleen.
Ook in de uitdrukking Zedegeschiedenis is de beoefening der letteren vervat. Vooral door het lezen der schriften onzer voorouders