Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 5
(1886)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 488]
| ||||||||||||||||||||||
Verleden der Roomsch-Katholieke Gemeente Deurne,
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 489]
| ||||||||||||||||||||||
geraas omtrent de kerk maken durfde eene som van tien gulden zou verbeuren. Waren zijne ouders onvermogend, dan zou men hem drie dagen ‘op water en brood zetten’ en de kosten daarvan verhalen op de Roomsche gemeente. Hiermede liep de zaak ten einde en de ‘Paepsche stoutigheden’ hebben zich niet meer herhaald. Niettemin heeft men nog twee der opvolgers van Pennincx bij hunne aankomst in Deurne deze acte laten onderteekenen. Het volgende jaar (1736) geraakte de pastoor in onmin met het meerendeel zijner parochianen. Wat hiertoe aanleiding heeft gegeven, weet ik niet; maar de ingenomenheid tegen Pennincx moet wel hevig zijn geweest, naardien men zelfs zijn afkeer over diens vrienden en verwanten uitstrekte. Tot deze laatsten behoorde ook de pachter der molens binnen Deurne, een zekere Adriaan van Hout, bij wien men voortaan weigerde zijn graan te laten malen. De ingezetenen, werden volgens getuigenis van den Heer van Deurne, opgestookt door den drost, die gelijk blijkt bij attestatie van schepenen dd. 28 November 1739 tot tweemaal toe in eene vergadering van het corpus gezegd had: ‘Hoe verwarder dat het in de gemeente toegaat, hoe liever dat ik het heb.’ Het gevolg van die twisten was, dat Pennincx onder goedkeuring van den Vicaris met den pastoor van Erp, Gerardus van der Leen, plaatsen wisselde. Deze bestuurde de parochie Deurne 43 jaren en was volgens de getuigenis van Schutjes, een deftig en geleerd priester. In 1765 was hem de dekenale waardigheid over Helmond opgedragen. Van der Leen deed in 1780 om zijne hooge jaaren afstand en werd opgevolgd door Leonardus Swinkels, sinds 1774 pastoor te Wintelre. Deze heeft in Deurne drukke dagen beleefd. De patriottische woelingen, de komst der Franschen, de overgang der ‘Groote Kerk’ enz., al deze gebeurtenissen vielen tijdens zijn herderschap voor. De geest des patriottismus was alhier zeer sterk doorgedrongen. In 1784 reeds hadden een dertigtal personen een jager-corps opgericht onder den titel van ‘St Hubrechts-Schutterij’ en een gegageerd sergeant Pruijs leerde | ||||||||||||||||||||||
[pagina 490]
| ||||||||||||||||||||||
hun exerceeren. Het corps had ingeteekend op het Vaderlandsche Fonds en eveneens alle notabiliteiten van het dorp. De vijandelijke houding, die protestant en katholiek sinds bijna anderhalve eeuw tegenover elkaar aangenomen hadden, scheen in eene soort van vriendschapsbond veranderd te zijn. ‘De autoriteiten,’ schrijft Mr. Krom, ‘waren hier (te Deurne) allen heethoofden, de drost Wychel, de secretaris Van Noort, de predikant Ross, de pastoor Swinkels, de kapelaan Bijsens, zij hadden een leescollege opgericht; bij Willem Anthony van de Mortel, ook een vurig patriot, in den Rooden Leeuw, lazen zij de Haarlemsche en de Zuid-Hollandsche Courant en de Post van den Neder-Rhijn.’ Den 16den October 1787 evenwel verscheen alhier Mr. H.J. van Adrichem stadhouder van het Hoog-Officie der Stad en Meierij van den Bosch en gemachtigde van den Fiskaal van Brabant. ‘Hij liet terstond den Magistraat bijeenroepen. Eerst eischte hij ontbinding van het jager-corps en amotie van den schutsboom. Daarop verzocht hij den roomschen regenten zich te verwijderen. Er bleven er slechts drie over. Toen dit geschied was liet hij door den vorster den predikant, den pastoor en den kapelaan ontbieden. De predikant verscheen het eerst; hem werd geducht de les gelezen. Hij moest, zei van Adrichem, de § in de Publicatie van 13 Aug. betrekkelijk de geestelijken van buiten leeren, wat hij beloofde. Hij zou voortaan behoorlijk voor Z. Doorluchtige Hoogheid bidden, in plaats van, zooals hij zich vermeten had, de godsdienstoefening met het allervolmaakste gebed, het Onze Vader, te sluiten. De kapelaan werd op dezelfde wijze behandeld en verklaarde, dat de pastoor uit angst zijne parochie had verlaten. - Den volgenden dag werden de huizen van de jagers gevisiteerd en de geweren, het kruit, de pluimen en andere insignia in beslag genomen. Hierbij bleef het voorloopig. Den 26sten kwam Van Adrichem evenwel terug. De Fiskaal had berichten gekregen, waarin Van Adrichem beschuldigd werd niet streng genoeg te zijn geweest. De beschuldiging werd wel met verontwaardiging afgewezen, maar hij kwam | ||||||||||||||||||||||
[pagina 491]
| ||||||||||||||||||||||
toch alleen daarom terug. Hij nam nu pastoor Swinkels, die inmiddels was teruggekomen, in civiel arrest in zijn eigen huis met de vorsters van Deurne en Helmond tot bewaarders en legde beslag op zijn brieven. Maar uit deze en uit de informaties, die den 29sten te Helmond (hier waren daartoe gedagvaard o.a. de drost, de secretaris en de kapelaan) werden ingewonnen, bleek alleen zijn deelneming in het Vaderlandsche Fonds en het Leescollege en geen opruiing. Een paar dagen later was hij alweer ontslagen uit zijn arrest; de Raad van Brabant wilde waarschijnlijk geen mandement tegen hem verleenen.’Ga naar voetnoot1) Maar de verdraagzaamheid, die er eenigen tijd tusschen Roomsch en Gereformeerd bestaan had, was niet van langen duur geweest, bij de komst der Franschen begon de oude religiehaat weer boven te komen. Den katholiek was de kerk zijner voorvaders dierbaar gebleven; van zijne prille jeugd had hij geleerd, dat de ‘Groote Kerk’ zijnen godsdienst toebehoorde; met leede oogen zag hij steeds, dat zijne geloofsgenooten, die de overgroote meerderheid vormden, in eene schuur hunnen God moesten komen aanbidden, terwijl een gering aantal protestanten zich ter godsdienst-oefening vereenigen kon in eenen ruimen prachtigen tempel; geen wonder dus, dat hij het besluit der regeering toejuichte en zijne vreugde luide lucht gaf, dat de hatelijke plakkaten, waardoor de uitoefening van zijn godsdienst zoozeer aan banden gelegd was, uitgediend hadden. De protestanten daarentegen zagen zich van hunne kerk beroofd; geld tot het bouwen van een nieuw bedehuis was er niet voorhanden: men zag zich dus genoodzaakt in het een of ander ruim vertrek te vergaderen en dit werd gevonden in eene gaanderij van het groot kasteel, welke plaats de Barones De Smeth, vrouwe van Deurne, haren geloofsgenooten gaarne | ||||||||||||||||||||||
[pagina 492]
| ||||||||||||||||||||||
afstond. Ook hadden de kerkmeesters den predikant H.A. Ross gedwongen zijne pastorie te verlaten, dewijl zij tot een verblijf der nonnen uit het klooster Keizersbosch, die met haren rector derwaarts gekomen waren, moest worden ingericht.Ga naar voetnoot1) Intusschen had de pastoor in de ‘uitgerooide kloosters’ in Brabant predikstoel, biechtstoelen, altaren en andere kostbaarheden laten koopen en ze in de groote kerk doen plaatsen, alvorens deze door de protestanten overgegeven was; maar in Februari van 1798 kwamen een vijftigtal Franschen in Deurne om gevluchte Brabanders op te sporen en gevangen te nemen; dezen vernielden in de ‘Groote kerk’ eenige beelden en ornamenten en Ds Hanewinkel, die zeer op pastoor Swinkels, welken hij van nabij kende (De schrijver der Reizen door de Majorij was predikant te Bakel geweest) gebeten was, vermeldt dezen kleinen beeldenstorm met het grootste genoegen. Hetzelfde jaar nog ging de kerk over; en met deze gebeurtenis sluit ik mijn opstel, waarin ik alles heb medegedeeld; wat mij belangrijks uit het godsdienstige leven onzer vaderen voor de hand kwam. | ||||||||||||||||||||||
Aanhangsel,
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 493]
| ||||||||||||||||||||||
dan tot 720, terwijl Liessel reeds in 711 voorkomt. In dat jaar schonk Ansbald, de broeder der non Bertilindis Willebrordus zijne goederen te Diessen en te Liessel met vele lijfeigenen en woningenGa naar voetnoot1). Deze schenking had plaatste Waalre in Kempenland, waar de edelmoedige Angibald reeds acht jaren vroeger aan den Apostel der Friezen vele bezittingen had opgedragen en Ansbald toen zelf priester was. Sedert dat jaar vind ik den naam Liessel voor 't eerst weder in eene acte uit het jaar 1400 waarbij Merecken, dochter van Jan Dyrckx en van Liessel geboortig den H. Geest van Deurne drie malder rogge maakt. Jacobus Lycop, pastoor van Helden, treedt hierbij als notaris op.
Sinds onheuglijke tijden heeft Liessel eene aanzienlijke kapel gehad, die aan de Moeder Gods en den H. Hubertus was toegewijd en welks benificie ter begeving stond van den provinciaal commandeur der Duitsche ordeGa naar voetnoot2). Rijk konde men dit benificie geenszins noemen, als brengende nog geen 110 gulden jaarlijks op. De rector, die het aanvaardde, nam ook de verplichting op zich om voor het maatschappelijk onderwijs der jeugd te zorgen; rector en schoolmeester waren vóór de Reformatie in de stad en Meierij hier in een persoon vereenigd. In welk jaar de kapel van Liessel haren eersten verblijvenden rector heeft gekregen, is niet met zekerheid te melden; veilig echter mogen wij aannemen, dat zulks bij de oprichting van het beneficie geschied is, te oordeelen naar de verplichtingen, welke er op den kapelaan rustten. ‘Den 28 Maart 1549 wordt Dierik van den Berghe, priester der Duitsche orde, in zijn recht op de kapelanie van St Martinus en Nicolaus in de kapel van Lyesele, gehandhaafd; in 1553 was Johan Ritselucht alias Nulant als rector der kapel niet aanwezig. In 1622 schijnt Henricus van Brei, kapelaan te Deurne de kapel van Liessel bediend te hebben, ver- | ||||||||||||||||||||||
[pagina 494]
| ||||||||||||||||||||||
mits hij 10 April schrijft, dat het H. Sacrament niet langer in de kapel zal bewaard blijven, hoewel dit om den verren afstand noodig is, wijl er krachtens bisschoppelijke verordening in de kapel licht branden moet, waarvan de kapel de kosten niet dragen kan.’Ga naar voetnoot1) Na den vrede van Munster werd de kapel voor den hervormden godsdienst ingericht, en Liessel als protestantsche gemeente met Deurne gecombineerd. De katholieken van hunne kapel beroofd, zijn voor een deel de godsdienstoefeningen gaan bijwonen op den Grootenberg, voor een ander deel te Meijel; later, wellicht omstreeks 1672 - hebben zij in de nabijheid der oude kapel eene schuurkerk opgetrokken, waarin tot 1834 de godsdienst verricht is; deze kerk was wel onderhoorig aan den pastoor van Deurne, doch werd niet van uit die plaats bediend. Aanvankelijk werd er op zon- en feestdagen te Liessel slechts eene mis gelezen, doch in 1714 begon de rector op die tijden 2 missen te doen. Maar dit was den winkeliers van Deurne een doorn in het oog, en ten einde het oude gebruik gehandhaafd te zien, presenteerden zij weldra een request bij den Heer van Deurne, dat luidde van woord tot woord, als volgt: Aan den Ho: Ed: Welgeboore Heer Johan Geboore Baron van Leefdaal Heere der Heerlykheden Deurne Liessel etc, etc, etc. | ||||||||||||||||||||||
[pagina 495]
| ||||||||||||||||||||||
aldaar geexcerceert is. Dat bovendien sulcx is strekkende tot seer overgroot nadeel van de goede Ingesetenen der Heerlijkheyt Deurne door dien aldaar veele Lieden zijn woonende die enkel en alleen moeten bestaan en subsisteeren van 't verkoopen van haare winkelwaren, de welcke die van Liessel als wanneer geen twee Diensten hadden op de voorz: Dagen telkens hier moesten komen en alsoo alhier daardoor wierden gedebiteert ende gesleeten deselve winkelwaren die sij lieden tegenwoordig gaan koopen tot Helmont, Asten en Vlierden, alsoo tot Liessel geen eene winkel is, alsmede dat daardoor wert veroorsaakt, dat des Sondaags die van Liessel aan de Kerkgeboden tot Deurne niet en sullen komen, en vermits dit een sake is van een seer ver uytsigt en te dugten staat dat daaruyt sullen resulteeren veele inconvenienten en verwijderinge, indien hierin niet en wort voorsien weshalven soo keeren de suppltn haar in alle onderdanigheyt tot U Ho: Ed Welgeb. seer ootmoedig versoekende dat desselfs goede geliefte sy den voorn. Mispriester tot Liessel te ordonneeren dat hij sig te vreden sal hebben te houden met het oude gebruyk. (Volgen de handteekeningen)
In Februari 1744 was de rector Johannes van Loon overleden en de kapel werd eenige maanden van uit Deurne bediend; maar inmiddels stierf ook de pastoor van Asten, waarvan het gevolg was, dat de H. Dienst in Liessel voor eenige weken gestaakt werd; want de kapelaan van Deurne was, voor tijd en wijl, met de herderlijke zielenzorg over Asten en Ommel belast en trad 16 Juni aldaar in functie. Maar terstond presenteerden die van Liessel een request aan de Hoogmogenden, waarbij zij eerbiedig verzochten, dat een naburig priester, Franciscus van Liemde, kapelaan te Maarheeze, Soerendonk en Sterksel geauthoriseerd mochte worden om den dienst voor tijd en wijl waar te nemen. Bij resolutie van 18 Augustus 1744 werd dit verzoek toegestaan, doch slechts voor twee maanden. Evenwel eerst in | ||||||||||||||||||||||
[pagina 496]
| ||||||||||||||||||||||
het voorjaar van 1745 vertrok van Liemde uit Liessel, waar hij vervangen werd door Marcellus Wellens, die 26 April 1745 door de Hoogmogenden ‘geapprobeerd’ was. Inmiddels was Liessel, dat in 1669 met den Heidrik en den Moosdijk (Neerkant) bestond in den Nomber ofte ghetal van 60tich huijsen merkelijk in zielental toegenomen.Ga naar voetnoot1) In 1768 tot 80 gezinnen aangegroeid, begon Liessel behoefte te gevoelen aan een ruimer kerkgebouw dan het schuurtje, waarin sinds 1672 den Roomschen dienst geëxerceert was. Die schuur had bovendien een allerellendigst aanzien en het strooien dak, waaraan geene herstellingen mochten geschieden en dat bij de honderd jaren oud was, was zoo slecht, dat regen en wind hier en daar vrij spel in het kerkje hadden. Den 29sten Januari wendden zich dan ook de proost Andries Coolen en de kerkmeesters Jan Lambert Hikspoors en Gerrit Goossens per request tot de Staten-Generaal, te kennen gevende, dat hunne kerkschuur slechts 30 vt. in het vierkant was, weshalve de Roomsche gemeente, die uit meer dan 80 gezinnen bestond, er nog geene plaats konde vinden om te staan, veel minder om te zitten. Daarom verzochten zij, dat het hun mocht worden toegestaan de schuur 7 vt. binnenwerks te verlengen; de muren aan de oostzijde tot 9, aan de westzijde tot 7 en den gevel tot 13 vt. op te trekken en daarin te plaatsen 3 glaazen raamen ieder van 3 vt. in 't vierkant. Verder wenschten zij binnen de kerkschuur te mogen maken eene galerij ter lengte van 24 à 25 vt. en ter breedte van 13 vt. benevens het dak met planken te mogen beschieten. Tot groote vreugde der bevolking werd het verzoekt door de Hoogmogenden ingewilligd, mits de ruiten der ramen in lood werden gevat. | ||||||||||||||||||||||
[pagina 497]
| ||||||||||||||||||||||
Rectors of Proosten der Kapel te Liessel.
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 498]
| ||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||
Bijlage I.
|
Anno 1621. Op sinte Lauwreyns dach verkocht: eenen vrouwen rock die welcke Maryn Gorts de kerck hadde ghegeven en die vercocht | 7 gl. 10 st. |
Anno 1625 den 17 Augusty van Tonus Henryckx, van eenen rinck ontfangen | 3 st. |
Anno 1626. Opten corsdach, van Jenneken Hanrick Guns huijsvrou ontfangen | 1 gl. |
het welck hen dochter ons lief vrou om Godts [wil] hadde ghemackt. | |
Anno 1627 den 2 July hebben wy eenen zwarten rock aan de kerck voer alle man vercocht die maryken Ghielens de kerck om Godts wijl hadde ghemackt en die heeft ghemynt Hanrick Jan Jacops voer | 10 gl. 2 st. |
Item (26 Mey) doer handen van den pastoor ontfangen 30 st. en dat van weghen Jenneken Henricke Lenputten, dat zy hadde ghemackt tot sieraed van sinte Anna. - |
Bijlage II.
Op huyden date onderschreven soo heeft Marten van Lier, Inwoonder der Vryheyt Oirschot, verclaert en opentlyck vuytgesecht dat Jacob Geurts van der Horst tegenwordig woonende in den Dorpe van Doerne in 't Quartier van Peelandt Meyerije der Stadt van 's Hertogenbossche langhe jaeren met Hem Marten in Garnisoen heeft gelegen binnen de stadt Herenthals in dienste van sijne Con. Mat. van Spaignien die voorsz Marten te Peerde en de voorsz Jacob te voete dienende aldaer malcanderen wel hebben gekent en dat gebeurt is ten selven tijde dat die voorsz Jacob van der Horst, als soldaet dickwils en meenich reijsen buyten sijn verlooff vuyt-blijvende op verscheyde plaetsen de Passanten knevelende en affsettende, deselve overmits sijne Quaede feyten en comportement is gevanghen geseth geweest binnen Herentals voorsz en dat het met den selven Jacob soo verre was gecomen dat hij was verwesen om gejustificeert te worden, maer dat de selven te lesten door sijne Officieren is verbeden geweest. Ende dat onlanghs gebeurt is dat Hij Marten sijnde tot Doerne voorsz den voorsz Jacoben comende van de geboden of vuyter kercke den selven Jacoben aenranden seggende tegens hem gij sijt nu een braff man dat se u alhier Schepen hebben gemackt. Tis nu beter met u als doen wij tot Herentals in dienst laeghen, mede verclaerende die voorsz Marten 'tgeen voorsz altijt staende te sullen houden en daerop handtasting aen Peeter Michielsen ondergenoemde heeft gedaen sijnde deese voorsz verclaeringhe geschiet ten huyse Peeter Michielsse Schepen tot Oirschot in presentie en ten Aenhooren die voorsz Peters mij Niclaes van de Sande Openbaer Notaris, resideerende binnen Ste Oeden-Rode en int bijwesen van Derick Frentrop ook Schepen tot Oirschot, die des T oirconde deses als getuygen hebben onderteeckent bijneffens den voorsz Marten opten eenentwintichsten Meert xvic negen en vijftich Was onderteekent T merck * Marten van Lier woonende tot Oirschot
Peeter Michielsen als getuyghen alsnoch stont Derick Frentrop alsnoch me presente N van de Sande Nots.
Bijlage III.
Memorie van de Regenten van Liessel, ten eijnde de Capelle van Liessel niet mag werden afgebrooken (opgesteld in 1752 door den drossaard. Antonie La Forme te Deurne).
Eerstelijk dient geweten, dat Liessel is eene separate Heerlijkheyt.
En dat aldaar is een groote Capelle met de Regten, en Geregtigheden, daartoe specteerende.
Te weeten dat de voors. Capelle bestaat in een schip of Buyck, met een Choor daaraan, waarin voordese oock begraven is.
En aan het eynde van den Buyck staat daaraan een Thoorn met een orologie en Klockeslag. En twee bequame Klocken daarin, om te Luyen, welke ook geluyt werden, als iemand van de opgesetenen is gestorven en begraven wort.
Dat deselve Capelle is omringt van een Kerkhoff waarvan de steene muur die om deselve gelegen heeft, is seer gedevaliseert en aan een sijde geheel weg.
Welke kerkhoff wort gebruykt tot een begraaffplaats voor de opgesetenen van de Heerlijkheyt Liessel, gelijk van alle oude tyden is geschiet vermits Liessel is vijf quartiers van Deurne.
Dat ook de Heerlijkheyt van Liessel is een separaat vol Leen, Leenroerig aan den Ed Rade van Braband.
Dat den tegenwoordigen Heer van Deurne en Lieszel die in den Jaare 1728 heeft gekogt en verheven als twee bezondere Heerlijkheden en Leenen ter audientie van Rolle van̄ Ed: Rade van Braband, na aftrecken van 't zegel van wasse en daar voir moeten betalen, de Regten van een vol Leen van ieder.
Dat den voorn: Heer heeft het Regt om tot Lieszel aan te stellen Officier, Borgemeesters, Schepenen, Secretaris, en Vorster mitsgaders andere Officianten wegens haar Ho: mo. Placcaten.
Dat aldaar ook is een separate Koster en Schoolmeester.
Dat wylen den Heere Rogier Baron van Leeffdaal sig heeft geaddresseert gehad aan Ho: mo: ten eynde Lieszel tot een separate Heerlykheyt mogt werden verklaart en van Deurne mogt werden gesplitst gebruykende onder andere middelen om redenen hiertoe dat Notabel is, dat tot Liessel is een groote Capelle met de Regten en geregtigheden daer toe specteerende gelijk te sien is in de acte van haar Ho: mo: van den 22 April 1678.
Dat omtrent agt Jaaren geleden de boomen staande op het kerkhoff tot Lieszel door wijlen den Heere Rentmr Des Tombes ten behoeve van 't gemeene Lant sijn verkogt en waarvan een goede somme is geprofiteert.
Dat zedert van wegen het gemeene Lant voors. kerkhoff wederom met yke Boomen is beplant.
Dat ingeval de muur om het voors. kerkhoff niet wert opgemaakt de voors. ijke Boomen in gevaar zijn van ten eenemaal te worden geruineert door de drift van een groot getaal Runderbeesten die dagelijks tweemaal aldaar moeten passeeren, in 't gaan en komen van de Peel.
Dat de kerkhof van Lieszel is een begraafplaats voor de opgesetenen van Lieszel alzoo Liessel is eene separate Heerlijkheyt, Leenroerig aan het Leenhof van Braband synde een vol Leen gelijk gesegt is.
Dat de Regenten van Liessel presenteren de muur om het kerkhoff ten Lasten van de gemeente op te metselen mits aan haar wert overgegeven het Regt om de kerkhof te beplanten ten behoeve van de gemeente.
Alsmede de capelle te sullen onderhouden in reparatie jaarlyx voor vijftien gulden zijnde de helfte minder als het Lant daar voor betaalt.
Waarom de Regenten versoecken en vermeenen, (onder correctie) dat voors. Capelle niet mag werden afgebrooken.
- voetnoot1)
- Over de patriottische woelingen in de Meierij zie men het opstel van Mr. C.C.N. Krom, Voorlezing over de Patriotten in de Meierij in 1787 en 1788, waaraan ik de medegedeelde bijzonderheden ontleend heb.
- voetnoot1)
- In het ‘kerkeraadsboek’ der Ned. Herv. gemeente Deurne c.a. vinden wij de volgende aanteekening: ‘De vijf vruchteloos gedane beroepingen (na den dood van Ds H.A. Ross 3 Febr. 1818) zijn het gevolg geweest van het gebrek aan eene pastorie en de bekendheid der menigvuldige ongelegenheden en onaangenaamheden, waaraan zich de overleden Predikant gedurig zag blootgesteld door het dikwijls verhuizen van beter naar slechter woning en van de onzekerheid der gunstige gevolgen der pogingen van den kerkeraad bij Z.M. den Koning en de Synode der Ned. Herv. kerk tot het verkrijgen der benodigde Gelden om daaruit eene nieuwe en geschikte predikantswoning te stichten.’
- voetnoot1)
- Zie ‘De Volks-Missionaris 6den jaargang blz. 398.
- voetnoot2)
- Zie Schutjes, art. Liessel.
- voetnoot1)
- Zie Schutjes, art. Liesel.
- voetnoot1)
- Bij de volkstelling van 21 Juli 1791 waren er te Liessel 67 en op den Heidrik en den Moosdijk te zamen 31 huizen, terwijl Liessel eene bevolking telde van 359, en den Heidrik met den Moosdijk 180 inwoners.
- voetnoot1)
- Zie Schutjes art. Liessel.
- voetnoot1)
- Zie Schutjes art. Liessel.
- voetnoot1)
- Zie Schutjes art. Liessel.
- voetnoot1)
- Zie Schutjes art. Liessel.