Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 2

[p. 487]

Aanteekeningen voor de Nederlandsche Kunstgeschiedenis,
door Rud. Redtenbacher.

Amsterdam d. 21 Juli.

Aan den Redakteur.

Hochgeehrter Herr!

Meinem Versprechen nachkommend, erlaube ich mir heute, Ihnen beiliegende Notizen zur Veröffentlichung zuzusenden und werde ich bei anderer Gelegenheit so frei sein Ihnen weitere Mittheilungen zukommen zu lassen.

Mich Ihnen bestens empfehlend,

hochachtungsvollst

Rudolf Redtenbacher.¹

1 Mijn schrandere en ijverige vriend, de Heer A.D. de Vries, Az. heeft den Heer Redtenbacher een paar onnaauwkeurigheden aangewezen, door hem ten aanzien der kunstwerken van Naarden begaan. Dat heeft zijn nut. Ik zoû durven zeggen: niet alleen die kritiek, maar ook die misgrepen: Eene herstelde fout trekt in de geschiedenis veel meer de aandacht dan eene bedaard voorgedragen waarheid. Het gaat daarmeê haast als met den weêrklank der aardsche boetvaardigheid Hierboven. Mij ontbreekt de gelegenheid de vriendlijk verstrekte opgaven van den bekwamen kunstenaar, den Heer Redtenbacher, door een heros der naauwkeurigheid, als bijv. mijn onvermoeibaren vriend James Weale, of mijn moedigen en scherp onderscheidenden medearbeider, den Heer Arnold, te laten nazien: maar intusschen publiceer ik ze. Ze staan, als alle menschelijk werk, open voor de kritiek. Ik zoû in staat zijn de min of meer slordige aanteekeningen van wijlen M^r N.F. Eyck van Zuylichem, zoo als ze zijn, te herdrukken, om toch maar de eigenlijke historische architektuurquaestie, die zoo lang door allerlei partijgeschetter en personenwrevel van de baan gedrongen is, weêr eens aan de orde te stellen: want met al hun ge‘bijdraag’ en ge‘opmerk’ voeren onze zelfstandige, onafhanklijke, praktiesch bedrevene architekten voor de. kennis der kunst toch eigenlijk maar heel weinig uit, en de aanteekeningen van Eyck zijn bijna niet te krijgen. Nóg beter ware natuurlijk, dat iemant het werk van Eyck eens netjens over ging doen; maar dat zal voor-eerst wel tot de pia vota blijven behooren.
A.Th.

[p. 488]

1) Sneek.

De predikstoel in de Martinuskerk draagt het opschrift: Bartel Vinsens (men zegt het is een duitscher) heft et gemakt. 1626.

2) Zwolle.

De kansel der St-Michaëlskerk heeft het opschrift: Adam Straes van Weilborch. - Uit dat Duijtsland Nassawe heft dit gemaekt sonder arch - En dat al door Gots betruwe. 1617-22.

3) Kampen.

In de oorkonden der stad Kampen wordt Albert die Steenbecker genoemd als werkzaam geweest zijnde aan den opbouw der St-Nicolaaskerk aldaar;

Rutger Michaelson van Keulen als de opbouwer der beide kerken (de St-Nicolaas- en O.-L.-V.Kerk) die in 1369 begonnen werden.

In 1363 is Rutger als burger van Kampen in het burgerboek aldaar ingescheven.

Van 1330-32 was Rutger aan den dom te Keulen werkzaam.

Floris van Haerlem heeft in 1543-46 het houtwerk in het Raadhuis uitgevoerd.

(Mededeelingen van den heer Archivaris Uitterdijk te Kampen).

4) Nijmegen.

De rekenboeken der stad bevatten de mededeeling, dat de prachtige schepenbank in het Raadhuis van Meester Gaert van Dulcken, Lijstenmaker der stad Nijmegen, in 1554-1555 vervaardigd is; de steenfiguren aan de façade van meester Cornelis, beeldhouwer te Utrecht 1553.

(Mededeeling van den heer Abeleven, apotheker).

5) Tiel.

Inschriften op klokken in den toren der hoofdkerk:

Visula is mynen naem, ick ben goet ende wel gemaekt [door] Jan Moor in 't jaer onses heeren 1552.

[p. 489]

 

Door dat vyer byen ik gevloten

 

Tetar van Treyer heeft mij gegoten

 

 

 

Anno 1624.

6) Nieuwe Niedorp. Opschrift der klok.

† Herman Hertman van der Woude. officier. Hendrick Corn: Schoemakers en Merten Corn: Luitgewinckel Burgem⌢rn Floris Corn: oomes en Corn: Claes Kerckm⌢rn reyer van der Byl secretaris der stede nieuwdorp f: et P. Hemonij me fecit 3 Zutphaniae anno 1653.