van den mensch als burger beschouwende, beter op de hoogte komt om de beteekenis der aesthetische beschaving na te gaan, die zich links en rechts voordoet.
In ieder geval dit blijft het voorwerp bij uitnemendheid onzer beschouwingen in de Warande: 's menschen aesthetische beschaving: daarmeê staat de geschiedenis der moraal, der politiek, ja der natuurkundige wetenschappen in het naauwste verband. Maar men moet zich wel begrenzen, als men zich geen encyklopaedische krachten bewust is. Ook, indien ik mij niet vergis, is er vooral behoefte aan de ontwikkeling van de aesthetische zijde der verschijnsels. Waar men met het weefsel tot aan den aesthetischen rijk vercierden rand en getreste franje genaderd is, breken staatslieden, theologen, natuurfilozofen, taalgeleerden, ja ‘sociologen’ niet zelden terstond den arbeid af, en ons is het een zoete plicht vooral dáar de draden hunner voorstellingen op te vatten en het tapijt aldus te voltooyen.
Dáar willen we meê voortgaan. Met vreugde rekenende op de voortzetting der meêwerking onzer vrienden van de laatste jaren, kunnen, in het beter omschreven kader, al hunne bijdragen eene plaats vinden; ja, al wat er zoo nu en dan in de Warande verschijnt, zal niet kwalijk passen in een Tijdschrift, dat, als van ouds, aan ‘Nederl. Oudheden en Nieuwere Kunst en Letteren’ gewijd blijft, maar voortaan heeten zal: Nederlandsch Tijdschrift voor aesthetische Beschaving.
Kategoriën, als ze voor nog iets anders dan het gemak der redeneering gebruikt worden, zijn de dood. Naast elkaâr van Kunst en Letteren te spreken is hoogst onlogiesch, - om dat de Letteren voor een gedeelte eene kunstuiting zijn: maar men doet het duidelijkheidshalve; om spoedig den indruk te geven