Dietsche Warande. Jaargang 3
(1857)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Auteursrechtvrij
[pagina 263]
| |
Wandalisme.XVIII.Slooping eener Rederijkkamer. - Het volgende nemen wij over uit de ‘Eendragt’, het degelijke Gentsche ‘veertiendaagsche tijdschrift voor Nederlandsche Letteren, Kunsten en Geschiedenis’. Wij wenschen der ‘Eendragt’ bij voortduur in N.-Nederland eene zoo ruime verspreiding toe, dat wij er nooit meer stukken uit behoeven over te nemen. Dit verdient het blad in alle opzichtenGa naar voetnoot1). De ‘Eendragt’ zegt dan: Uit Lier (provincie Antwerpen) wordt gemeld: Nog een oud gebouw dat verdwynt, Ons Vermaek wordt afgebroken. De oude zael, waer onze voorouders zoo dikwyls tranen stortten by de lotgevallen van Genoveva en schaterlachten bij de grappen van Jocrisse; waer al de vreugd van de vroegere inwooners van Lier gevierd werd, zal door eene burgerlyke wooning worden vervangen. Ons Vermaek was in vorige tyden de kamer der Ongeleerden of der Jenette-Bloem, en was daerom het ongeleerde huis geheeten. In de XIIIe (?) eeuw bestond in Lier een genootschap, dat St. Gummarus voor patroon had, en eenen wassenden eik voor kenmerk droeg, met de zinspreuk: ‘'t dor wordt groeyend’ en deszelfs kamers en tooneel waren op de markt, op de plaets waer de herberg de Eikenboom thans bestaet, welk huis by den aenvang der XVIIe eeuw herbouwd is. Deze maetschappy splitste zich by den aenvang der XIVe (?) eeuw in | |
[pagina 264]
| |
twee, en een deel nam de H. Moeder Anna voor beschermheilige, en ten kenmerk eene Jenette-Bloem. Reeds in 1480 was deze rederykkamer in het bezit van haer huis met kamer en tooneel, staende aen het zuidelyke deel der markt, tusschen het huis Maestricht, oostwaerts en het huis de Ster, westwaerts. Men kent de vermaerdheid dier maetschappyen. Zeer bloeijend van 1480 tot 1565 werden zy door den hertog van Alva afgeschaft, ten jare 1569. Onder Albert en Isabella werden zij andermael, maer onder vele voorwaerden, gedoogd. By de uitvoering der fransche wet, die in België alle ambachten, gilden en rederykkamers vernietigde, werden hunne bezittingen als nationale domeinen verkocht; de goederen van de twee rederykkamers zyn in handen van verschillende eigenaers geweest, en thans behooren de twee oude kamers en tooneelen aen twee verschillende stammen der familie Van der Linden. ‘Eendragt’, 7 Juni. | |
XIX.Ontciering van Woonhuizen. - Die alle zaak vervechten wil, steekt nimmer zijn zwaerd in de schiê, zeiden onze voorouders; we kunnen dan ook geen oog houden op al de beroovingen, verminkingen, verhaspelingen, op de slooping en vernietiging van hetgeen aan onze hollandsche woonhuizen nog eigenaardigs en schoons uit vroeger eeuwen is overgebleven; maar nu en dan vinden we tijd en gelegenheid om hier en daar een greep in al die mizeriën te doen, en een enkele kinderstreek ter publiekcr kennis te brengen. In den loop der zes laatste eeuwen is men zich, ook bij den huizenbouw, hoe langer hoe verder van de ware beginselen gaan verwijderen. Dit is echter geen reden, om toe te laten, dat gevels van de eerste en tweede helft der XVIIe Eeuw, door afwerping en vervanging, in nog ellendiger staat komen, dan waartoe de bewusteloos voortwoekerende ‘Renaissance’ de algemeene opinie in de XVIIe en XVIIIe Eeuw gebracht had. De gevels | |
[pagina 265]
| |
der geheele XVIIe Eeuw zijn te Amsterdam in ieder geval nog oneindig redelijker en schooner dan de heden gebouwde. Des ongeacht heeft men dezer dagen weder een der schoone geveltoppen van de huizen op de Geldersche Kade bij de Stormsteeg afgebroken; en op de Heerengracht bij de Hartenstraat heeft men met veel zorg de hardsteenen verciering van een middenvenster der eerste verdieping afgehakt en houdt zich thands bezig dien net uit baksteen gemetselden muur geheel met een laag pleister te overtrekken. Men moet de vuil gepleisterde huizen, waarachter het knoeiwerk der metselaars in Duitschland en Belgiën verborgen wordt, dan al heel mooi vinden, dat men ook onzen veel netter en met meer dagloon tot stand gebrachten bouw alomme meer en meer met dat graauwe witsel begint vol te smeeren. Trouwens is er zelfs geen kerkgevel van hardsteen, te Amsterdam, dien men, voor een paar jaren, geschilderd en gezand heeft? |
|