Deus Ex Machina. Jaargang 11
(1987)– [tijdschrift] Deus Ex Machina– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |
IIWat is er niets te zeggen?
Zoveel woordgebroed is opgehitst,
in slaap gesust en weer wakker gemept.
Stilte weet zich met geweld bereikt.
Nee, onteigenaars en inkeerkomers,
te volharden en te zwijgen ben ik niet.
Mijn roerloosheid is niet absoluut.
Niet houd ik mij in afwezigheid op,
noch sla ik mij wederkerend voor de kop.
Nog te veel is er dat zich langs de doofpot snaait.
Uit de bundel ‘Langs de doofpot’
Uitg.: De Arbeiderspers
| |
[pagina 26]
| |
IIIOnthechting is een lekker wijf bij wie
de daad bij het woord zich hult in niet-bestaan.
Maar poëzie is taal is geil en wil er altijd zijn.
Zo is er bijvoorbeeld de harde werker
die alle adders van de grasmat ragt,
terwijl weer even verderop met kalme ademtocht
zwijgzaamheid door een verwerping wordt verrijkt.
Daar zucht hoorbaar de stille taalvennoot.
En wat er altijd is, is andermans beweging
- geschreven, zo snel, voorbij alweer.
Jawel, er is bewogen.
| |
IVGeen stomme held ben ik, geen dichtervorst
want nooit stop ik mijn vinger in de dijk.
Het stroomt, het woekert en het gist, geen
gat gedicht. Van alles is de hand te wijzen.
Ik heb het wel geweten.
Ik heb een wel geweten want ik kijk.
Ik weet mij de herovering,
een woordenvloed verplaatsbaar,
verplaatsing staat erbij te kijk.
Ik heb gekeken. Als ik gezegd.
Uit de bundel ‘Langs de doofpot’
Uitg.: De Arbeiderspers
|
|