Niet die gele bus, - de bruine... Het openbaar vervoer moest gratis zijn, geen wonder dat iedereen een auto wil. Deze bus is gratis, indien je het zelf wil. Piepend zwaait het gevaarte de hoek om, de Prinsengracht op. Daar aan de overkant, op dat dichtgespijkerde huis, heeft iemand met reuzeletters op de muur gekalkt: ‘Den Haag is een kouwe kakstad’ - er schijnt regelmatig een nieuw laagje verf over de halve meter grote letters te gaan - de dader wil dat het zichtbaar blijft - 's graffiti. De deur klemt - ik loop de trap op, - nog een deur - deze klemt niet - en daar zit commissie numero twee, omheen de tafel geschaard, - kopjes koffie, paperassen. Langs de wanden staan de kunstwerken opgesteld, netjes ingelijste. Ik zie mijn prenten op een tafel liggen, met enkel passe-partouts eromheen. Hier en daar een onduidelijk beeldhouwwerk. Ik ben te vroeg, of zij zijn te laat. Ik drentel even rond, in de hoop dat ze nog even aan het nakaarten zijn, maar besluit om toch maar te verdwijnen, af.
De kunst bestaat door het ik van de kunstenaar. Ik loop de hoek om, met de kartonnen map onder mijn arm geklemd, (imitation snakeskin) naar de Posthoorn toe. Op het terras zie ik Simon Carmiggelt zitten - ik steek mijn hand op en beweeg de vingers op en neer. Hij groet insgelijks en grijnst. Ik loop naar binnen. Zit daar wat in, vraagt iemand, wijzend op de map. Ik kijk hem even aan: - rood aangelopen gezicht, een paar lege glazen bier op tafel - welk een uur om bier te nuttigend... Nee hoor, antwoord ik naar waarheid, er zit niets in. - Ober! een koffie graag, - ik drink hem wel buiten. Buiten? - Ja, buiten.
Ik loop naar het terras en ga zitten naast Carmiggelt, ik laat echter een stoel tussen ons beiden in, (ben ik toch van een andere generatie). Is die koffie voor u? zegt de ober, het ovalen schaaltje op tafel schuivend. Jawel, - meteen afrekenen dan maar, Ik overweeg om Carmiggelt te vragen om een stukje te schrijven voor Deus Ex Machina, - suikerklontjes, een wolkje melk. Hijzelf ziet er ook nooit anders uit: steeds dezelfde bruin-beige regenjas, zwarte boekentas, zwarte paraplu. Goed, het zoù kunnen gaan regenen, wat dan nog? Ik kijk omhoog naar het groene bladerdak van de kastanjebomen, knoestige stam. Ik verveel me hier.
De heren zitten nog steeds om de tafel geschaard, hun koffie duurt wel lang - oordeel treffen. Ik besluit om de map daar te laten.
Ik loop de Denneweg op, er staat een agent die vragen stelt aan autobestuurders, niet zo ongewoon hier, op het Lange Voorhout. De Britse ambassadeur kwam gewelddadig aan zijn einde - veiligheid specialist, De officier opende de deur, (hello, can I help you) - beleefd, voorkomend en bedroefd. Ik tekende het condolance register, de officier een hand - man in 't zwart een hand, ambassadestaf.
De Dennenweg is bezet met stalletjes, kraampjes. Een mooi ogend meisje heeft porselein uitgestald, naast haar een levensgroot mannelijk naakt, penis in piaster of Paris. Ik kijk even in de etalage van de Artoteek, de prenten achterin? Binnen bij Ulysses nagaan of Islamic Patterns nog verkrijgbaar is, fl. 23,50.
Langs Idea een shortcut smal straatje in - weerom de commissiezaal in, de heren zijn klaar ditmaal. Drie rode stippen. Ik schuif mijn werk in de map en krijg hulp van iemand die me het doek helpt inpakken. Nu nog naar beneden naar de secretaresse, het ontvangstformulier tekenen. Redetwisten over het lijstwerk met haar, die aan het kijken was naar beschilderd hout sculp tuur, the pelvis only, next to it underwear on a washingline, grote kleurenfoto's, naakte mannen in the act of body-art.
Af.