‘Ook vele hedendaagse kunstuitingen, die het klankbord moeten zijn van de tijdsgeest, zijn onvermijdelijk gekenmerkt door een soms overdreven operationalisme, waarbij de manier van doen - l'art pour l'art - belangrijker wordt dan de duiding, de intentïonaliteit, de zijnsinhoud, die de kunstenaar krachtens het recht van zijn subjectivisme aan het kunstwerk moet hechten.’
‘De kern van het katolicisme is het geloof, nauwkeuriger gezegd: een mengvorm van geloof en hoop, dus de geloofshoop in de verrijzenis uit de dood. Deze overtuiging geeft een dimensie aan het menselijk bestaan, aan de beleving van de dingen, die geen enkele andere ideologie bieden kan, hoe sociaal genereus ze ook moge wezen.
Het katolicisme is noch links noch rechts, het staat aan de overkant.’
‘Toen jaren geleden werd aangekondigd dat God eindelijk dood was, bemerkte de zich bevrijd voelende mens niet dat God was gestorven aan een aanstekelijke menselijke ziekte. Misschien is het zo dat de dag dat God is gestorven, de mens begon te zieltogen. Zal men hem genezen door het invoeren van een bestaansminimum, het verhogen van de kinderbijslag en het welvaartsvast maken van de pensioenen?’
‘Dat de mens een onverzadigbaar aspiratieniveau heeft en dat hij zich graag naar een hoger peil van consumptie laat opzuigen, heeft fundamenteel te maken met het feit dat hij ergens dorst naar het volmaakte, naar het absolute, naar het oneindige. Eigenlijk is voor de mens niets goed genoeg. In die zin is hij dan ook een existentieel ontevreden en onverzadigbaar wezen. Voor hem is de honger uiteindelijk belangrijker dan het voedsel en de dorst belangrijker dan de drank, want eens definitief verzadigd, in doen en denken, zou hij ineenschrompelen tot een vetplant zonder toekomst.’
‘De verhouding van de Europese mens, van de moderne mens tot de samenleving, tot de anderen in de wereld, tot de technostruktuur, tot de door hem geschapen technische krachten kan niet zinvol, niet dragelijk en niet menswaardig worden gemaakt, tenzij...
Tenzij door een belichting, die het fysische, het waarneembare, het ervaarbare overstijgt, tenzij door een geestesverwijding die U metafysisch kunt noemen, tenzij door een volgehouden moment van ontologische luciditeit, waardoor u leert inzien dat de aardse waarheden net als de aarde zelf vergankelijk zijn en toch eeuwigheidswaarde hebben, dat wat schijnbaar zinloos zinvol kan zijn en omgekeerd, en dat de uitgang van het menselijk labyrint niet gevonden wordt in horizontale richting, in geen enkele van de vier windstreken.’
§ § § §