Biblia dat is, de gantsche Heylighe Schrift, grondelick ende trouvvelick verduydtschet, Met verklaringhe duysterer woorden, redenen ende spreucken [etc.] (Deux-Aes bijbel)
(2009)–Anoniem Deux-Aes bijbel– Auteursrechtelijk beschermdDE INHOVDEN DER BOECken, diemen noemt Apocryphos.NV moeten vvy oock vvat spreken van die Boecken, die sommighe noemen Apocryphos, hoewel hen die naem niet gantschelick en dient. Ick meyne dat dese boecken wel moghen Heylighe boecken ofte schriften genaemt worden, als die door heylighe mannen van heylighe dinghen gheschreuen zijn: maer dat sy nochtans niet en zijn onder de Canonische boecken te tellen, als die van sulcker Autoriteyt niet en zijn. Sommighe deser boecken beschrijuen Historien, sommighe zijn Prophetische ende Leerboecken, der welcker inhouden wy nu int korte sullen stellen.
ONder dese boecken die Historien beschrijuen, stellen sommighe ter eerster plaetse Tobiam, Ga naar margenoot+ de welcke na mijn gheuoelen veel beter van de huyshoudinge schrijft, dan Xenophon ende Aristoteles: want hy bewijst alle dinghen met leuendige exempelen, ende onderwijst met seer gesonde en klare gheboden. Want de oude Tobias de Huysvader wert met ongheluck versocht, beyde in zijn goedt ende in zijn lichaem: nochtans en heeft hy in sulcke veranderlickheyt der dinghen niet anders gedaen, dan eenen goeden Huyshouder betaemde. In zijn wterste armoede ende verdruckinghe, blijft hy by de oprechte Religie, by onschuldicheyt ende rechtueerdicheyt, nergens bedroch noch boose listen gebruyckende, om zijn armoede te verlichten, Ia in zijn groote armoede is hy weldadich na zijn vermogen, ende begraeft de dooden. Met woorden ende wercken gheeft hy synen huysghesinne een heylich exempel, behoorlicke ouerhandt houdende ouer zijn wijf, sone ende huysghesin. Bouen desen maeckt hy een Testament, onderwijst synen sone seer volkomelick, draecht sorge voor de nakomers, bewijst zijn danckbaerheyt teghen God ende de menschen, ende doet allesins wat eenen goeden Huysvader betaemt. Voort de ionghe Tobias gheeft een exempel, hoemen de ouders behoort te eeren, hy is Godureesende, ende synen ouderen heylichlick gehoorsaem, eertse ende dientse in allen. Hy en spaert gheenen arbeyt, hy is neerstich, vriendelick, sober, kuysch, ende in allen Godureesende. Bouen desen wort in dit boeck de eerbaerheydt des Houwelicx vertoont, ende gheleert, hoe heylichlick datmen behoort hemseluen ten Houwelick te begheuen, ende dat te onderhouden: hoe qualicken het vergaet, daer de Houwelicken niet en geschieden in de vreese des Heeren. Item hier wort geleert, dat hinderlicke dingen door gheen beter remedie wt den huysgesinne verdreuen worden, dan door neerstige Godsalicheyt: ende dat der heyligen cruyce seer gheluckighen wtganck ghekrijcht: dat de Godloosen eewichlick in haer Godloosheydt vergaen, ende vele dierghelijcke seer heylighe dinghen.
DE Historie Iudith Ga naar margenoot+ heeft haren naem van den voorneemsten persoon, gelijc ooc de Historie Tobie. Hier wort de wreede tyrannie, hooueerdicheyt, vermetenheyt, ouerdadicheyt, wonderlicken wel voor oogen gestelt. De maiesteyt mogentheyt, geschictheyt ten krijge, ende groote ouerdaet Holofernis des Konincklicken Hooftmans, wort hier verheuen, ende daertegen ghestelt een Godsalighe ende kuysche maer nochtans nederige onmachtighe ende broosche weduwe, met gelooue ende gebeden, met ootmoedicheyt ende voorsichticheyt strijdende tegen die onuerwinnelicke macht. Want sy heeft haer met een warachtich betrouwen op God ende met ghebeden ghewapent, ende des Hooftmans gulsicheydt, begheerlicheyt ende vermetenheyt, voorsichtichlick ghebruyckt, ende also den Godloosen in den strick syner Godloosheyt gheuangen, ende met zijn eyghen sweerdt gedoodt. Hierin sietmen den wonderlicken raedt Gods, die de syne met den cruyce oefent, ende niet terstondt en verlost, maer ten eynde de gantsche moghentheyt der Godloosen sonder moeyte, doch niet sonder spot, te niete maeckt. So bewijst hy dan altijt zijn kracht, ende verlost alle die, die op hem betrouwen. Ende Iudith de weldaedt Gods prijsende, leert ons danckbaerheydt, ende datmen God alleen, die in den krijch ouerwinninghe, ende in den vrede gheluckicheyt gheeft, moet aenroepen ende dienen.
DE Historia Susanne Ga naar margenoot+ is een seer schoon exempel der trouwe ende kuyscheydt des Houwelicks. Daerin wordt oock gheleert, dat God de rechtueerdighen ende onschuldighen beschermt, ende de onrechtueerdighen, Hoereerders, Ouerspeelders, ende voornemelick de onrechtueerdighe Richters straft, ende wonderlicken beschaemt.
DE strijdt Danielis ende des Bels Priesteren, Ga naar margenoot+ van den wtwendighen dienst der Afgoden, vertoont seer lustichlick den aerdt der valscher ende warachtigher Religie, de schandelicke listen ende oneerlicke verderuinghe der valscher Religie, ende de eerbare eenuoudicheyt, eerlickheyt, ende schoon ouerwinninghe der warachtigher Religie. Die dese Historie als een fabel verwerpen, die moghen sien, op wat Autoren sy steunen: ick sie dat het een Historie is, vol menigherley vruchten ende gheleertheydt.
ALso machmen oock sien, dat die onbehoorlick spreken, die segghen, dat de mannen nauwe so veel tijdts en hadden in den ouen, dat sy souden ghesongen hebben. Ga naar margenoot+ Want op sulcke wijse soude men oock vele wt de Canonische schriftuere mogen verwerpen. Men leest voorwaer in Iona: Ende Ionas badt tot synen Heere God wt het binnenste des vischs. Dit en wort niet ongelooflick gheacht, dewijle de Heere Ionam versterckte, ende nochtans disputeren ledighe menschen, oft de mannen in den ouen tijdt hadden. Het is een seer schoon gesangk God ende syne wercken prijsende, ende tot desseluen lof vermanende.
HEt derde boeck Esre, Ga naar margenoot+ verhaelt sommige dingen wt den vierden boecke der Koninghen, ende oock vele dinghen die in den boeck Esre ende Nehemie verklaert worden, hoewel sommighe dinghen worden hier breeder vertoont, ende vele schoone exempelen der Godsalicheydt voor ooghen ghestelt.
IN de stucken Hester zijn schoone exempelen der gebeden, Ga naar margenoot+ ende sommighe andere nutte dinghen. | |
[Folio 76r]
| |
HEt eerste boeck der Machabeen, Ga naar margenoot+ is in eenuoudicheyt ende suyuerheyt der woorden eenichsins der Canonischer schriftuere gelijck, ende stelt seer schoone exempelen des geloofs voor oogen. Want Matthatias de lustighe Heldt met syne voornoemde kinderen, zijn leuendighe exempelen des betrouwens op God, der vromicheyt, grootmoedicheyt, maticheyt, standtuasticheydt ende liefde, tot God ende tot het vaderlandt. Sy strijden voor haer vaderlandt ende de heylighe Wetten, tegen de Godloosen, ende hebben wonderlick geluck, ende en misbruycken haer voorspoedt niet. Want voor al soecken sy Godureesentlick de veruallen Religie ende Godsdienst weder op te richten, ende dat gemeyn Regiment dat schandelick verdoruen was, wederom te rechte te brengen ende te vercieren. Hier mogen de ghene, dien door de behoorlicke regeringhe Gods sulck ampt opgheleydt is, een rechtueerdighe ende Godureesende wijse van krijghen teghen de ongheloouige, leeren. In dit boeck zijn menigherley ende wonderlicke geuallen ende wtkoemsten, in de welcke alomme Gods waerheyt, goedtheyt, heylicheyt, gherechticheyt, barmherticheyt, rechtueerdicheydt, ende andere deuchden, die de Schriftuere Gode toeschrijft, ghesien worden, daer hy de syne beschermt, ende de teghenstrijders straft. Dit is gantschelick sulck een boeck, dat hem de Gheloouighen niet en konden sonder schade verliesen.
HEt tweedde boeck der Machabeen Ga naar margenoot+ en koemt met gheenen anderen boecken in wijse van schrijuen ouereen, ende de Ouden en hebbent so hooghe niet gheacht als het eerste, daerin worden vele Historien verhaelt, die in den eersten boeck met suyuerder eenuoudicheydt beschreuen zijn. Nochtans leestmen daerin de voornoemde martelie der seuen broederen, ende des ouden Eleazari ghelooue, Godsalicheyt ende standtuasticheyt, allen menschen weerdich na te volghen, ghelijck oock Cecilius Cyprianus, die in zijn vermaninghe tot de martelie, rijckelick voortbrengt.
IN Manasses belijdenisse, Ga naar margenoot+ hebben wy een forme van de warachtighe bekeeringhe, ende behoorlicke belijdinghe der sonden voor God.
IN de andere boecken die onderwijsinghe gheuen, het leuen ende de zeden aengaende, wort te rechte van sommighen het boeck der Wijsheydt Ga naar margenoot+ ter deser plaetsen ghestelt. Daerin heeftmen den lof der wijsheyt, wat ende hoe groot sy zy, welcke hare wercken ende vruchten zijn, hoe seer alle menschen behooren te arbeyden, ende te bidden om die te ghekrijgen. Hierin wordt God seer hooghe ghepresen, den welcken te kennen, de warachtighe wijsheydt is. Wederom beschrijft hy de valsche wijsheyt, ende den dienst der Afgoden, die een klaechlicke peste der warachtigher wijsheyt is: waeruan oock Lactantius seyt, dat daer gheen Religie en is, daer Afgodendienst is. Bouen desen worden hier vele andere dinghen seer wel gheleert, ende schijnen tot de warachtighe wijsheyt te dienen. Dat dan alle die de warachtighe Philosophie soecken, dit boeck lesen.
HEt boeck Ecclesiasticus, Ga naar margenoot+ wordt Iesu den sone Syrach toegeschreuen, ende heeft vele dingen gemeyn met de Spreucken Salomonis, wtgenomen dat Ecclesiasticus oueruloediger is, ende lichter om te verstaen. In het eynde verhaelt hy den lof der heylighen vaderen ende haers gheloofs. Het welcke moghelick de Apostel Paulus heeft aenghesien, doe hy het 11. cap. des Sendtbriefs tot de Hebreen schreef: waerin hy oock der ouden Heylighen ghelooue gepresen heeft, niet alleenlick, om dat wijt souden weten, maer veel meer, om dat wy souden arbeyden om na te volghen. Hy heeft het gantsche boeck met een ghebedt tot God, besloten.
BAruch heeft zijn boeck Ga naar margenoot+ gheschreuen in de Babylonische gheuanckenisse: waerin hy Gode rechtueerdicheydt toeschrijft, om dat hy de Ioden ghelijck zy verdient hadden, ghestraft heeft, ende belijdt de sonde, ende beschuldicht zijns volcks hardtneckige onghehoorsaemheyt ende onghetrouwicheyt. Bouen desen bidt hy om vergheuinghe der sonden, ende dat God synen volcke barmhertich zy, ende ten eynde wederom in haer vaderlandt brenghe. Ende beloeft de wederoprechtinghe der Israeliten, op dat hy in haer herte ghelooue verwecke.
DE Sendtbrief die Ieremie toegheschreuen, Ga naar margenoot+ ende in het eynde des boecks Baruch gestelt wort, is een gheschickte ende klare vermaninghe, dat de Ioden in Babylonia gheuanghen, den warachtighen God niet en verlaten, ende de Babylonische Goden vreesen. Daerom straft hy de Afgoderije seer, hen vermanende, dat sy den warachtighen God aenbidden, ende hem alleene dienen.
HEt vierde boeck Esdre, Ga naar margenoot+ heeft ghesichten ende openbaringhen, menigherley gheschiedenissen des volcx veruatende. Dit boeck hebben de ouden minst gheachtet, onder de bouen verhaelde boecken: nochtans en hebben sy het niet gantschelick verworpen, want het heeft syne nutticheyt.
ICk wil oock hier by stellen, dat de sonderlicke geleerde man Theodorus Bibliander, van dese voorschreuen boecken seyt, in zijn boeck, De optimo genere explicandi Hebraica, daer hy oock de somma der seluer boecken verhaelt, aldus schrijuende: De Ecclesiastische boecken worden oock ghenaemt heylige Schriften: de welcke hoewel sy gheen bequame autoriteyt en hebben, om dingen te beuestigen daeruan twist is, gelijck de Canonische heylige Schriftuere, so en worden sy nochtans niet verworpen, gelijck de schriften, die te rechte genaemt worden Apocrypha, als de Prophecie Eldad ende Medad, de opklimminge Mosis, Apocalypsis Helie, ende vele andere diergelijcke gedichtselen des boosen gheests. Maer dese Ecclesiastische boecken zijn ooc in de Scholen ende Kercken der geloouigen toegelaten, ende van velen in so groote eerweerdicheyt gehouden, dat sommighe het boeck Iudith onder de Canonische Schriftuere stellen. Wy willense nu na de orden des tijdts verhalen. De sommighe veruaten Historien van den tijde Ezechie, tot den tijdt Pompei, die eerst den Ioden haer Rijck ghenomen heeft. Het boeck Tobias, Ga naar margenoot+ dat van den heylighen Hieronymo is wt der Chaldeischer tale ouergheset in Latijn, verhaelt dinghen, die gheschiet zijn in Assyria, na dat de tien gheslachten waren in dienstbaerheyt wechgeleydt, ende leert door een schoon exempel de liefde der ouderen, der kinderen, ende der ghetrouden lieden. Iudith vertoont de natuere des gheloofs ende standtuasticheyts, ende verhaelt, hoe de stadt Bethulia van den Hooftman Nabuchodonozors, des vaders des grooten Nabuchodonozors, die Zedechiam ende Ioachim gheuangen nam, beleydt zijnde door de heylighe weduwe Iudith, verlost werdt. | |
[Folio 76v]
| |
Daniel Ga naar margenoot+ heeft eenen aenhanck van Susanna, Bel ende den Draeck. Hester Ga naar margenoot+ heeft sommighe aenhanckselen. Het derde boeck Esre, Ga naar margenoot+ verhaelt van den Phase Iosie, daeruan men in de boecken der Koningen leest, ende dinghen die in Esra ende Nehemia staen, daertusschen stellende den strijdt des vernufts ende wijsheyts, daerin Zorobabel de ouerwinnaer was. De boecken der Machabeen, Ga naar margenoot+ verhalen de verdruckinghe Israelis, door Antoichum Epiphanem, ende de Macedonissche: in welcke boecken een klaer voorbeeldt Antichristi ghesien wordt. De andere Ecclesiastiastische boecken, handelen van de Godsalicheyt ende onderwijsinghe der zeden ende des leuens. Want Baruch Ga naar margenoot+ versamelt wt Iesaia ende Ieremia Sententien, die tot lasteringe der Afgoden dienen, ende straft de Afgoderije swaerlick. Het vierde boeck Esre, Ga naar margenoot+ heeft verscheyden Prophecien, ende vele ghesichten, ghelijck Hesekiel, Sacharias ende Daniel. Iesus de sone Syrach, heeft dat boeck Ecclesiasticum Ga naar margenoot+ ghemaect, het welcke men de wijsheydt noemt, ende Hieronymus betuycht dat het by de Hebreen is oock genoemt Parabolen ofte Spreucken. Hy leert de wijsheyt met korte Sentencien, gelijck der seer ouden Schrijueren gebruyck was: ende heeft vele dingen, die te voren in Ecclesiaste ende in de Spreucken Salamonis gheschreuen zijn. Het boeck des wijsheyt, Ga naar margenoot+ dwelck Philoni eenen seer welsprekenden Iode toegerekent wordt, verhaelt breeder, ende dat met Griexsche welsprekenheyt, dat in het eerste boeck der Spreucken Salamonis gheschreuen is, tot den lof der warachtigher wijsheydt dienende. Het ghebet Manasse, dwelck in de Griexsche exemplaren niet en is, heeft gantschelick de Hebreische wijse van spreken. Dit schrijft Theodorus Bibliander. | |
Eynde des Inhoudts der Apocryphen. |
|