| |
| |
| |
De Denker.
No. 135.
Den 29. July 1765.
[Over het verbranden van Kettersche Boeken, en de bittere Geestelyken, die dit bewerken.]
Fides enim prorsus ab bominum jugo soluta liberrimaque esse debet. - Semper illud manet fixum, Pastoribus nullum esse imperuim in Conscientias, quia Ministri sunt, non Domini.
J. Calvinus Oper. T. VII. p. 236.
IK had gehoopt om heden myne Lezers te onderhouden over 't geen tot eene goede manier van Prediken behoort, om daar op de pligten der Toehoorderen te laaten volgen; maar ik zal dit nog eenige weinige weeken uitstellen, omdat ik gedrukt word door eene ongerustheid, welke ik, schoon die al lang op het hart gehad hebbende, tot nog toe heb verzweegen, dog heden openbaaren zal, om myn geprang den boezem eenige lugt te geeven. Ik moet dan mynen Lezeren in vertrouwen zeggen, dat men my, reeds voor veele weeken, berigt heeft, hoe de Geestelykheid in eene nabuurige Provintie, op eene haarer Hooge Kerkvergaderingen, beslooten heeft, om den Denker als kettersch, ergerlyk, en ik weet niet wat al, by den Souverain aan te geeven, en te doen verbieden, of, misschien, verbranden. De voornaame grond van klagte is, omdat hy heeft durven beweeren, dat wél opgebragte Leeken, in hunne eige huizen, zelve hunne gebeden aan tafel tot God opzenden kunnen, en daar zo min de Intercessie van een Geestelyken toe noodig hebben, als tot die, welke zy des avonds en 's morgens in hunne binnekameren uitstorten. Deze misdaad, zoude men zeggen, is niet zeer zwaar; en evenwel zoude
| |
| |
het kunnen gebeuren, dat, de éêne Vergadering de andere aansteekende, uit dit klein vonkje een vuur ontbrandede, 't welk overgenoeg was, om myn blaadje te verteeren, en deszelfs Schryver vreesselyk te zengen. Om dit nu voor te koomen, heb ik een besluit genoomen, 't welk ik eerlang hoop uit te voeren; maar dat ik geen dag durf uitstellen, om in het openbaar bekend te maaken. Ik weet, dat 'er in ons Land zeer veele braave Geestelyken onder alle Gezindheeden zyn; Mannen van Verstand, Geleerdheid, en een Menschlievend hart. Ik heb reeds meermaalen betuigd, den zodanigen den allerdiepsten eerbied toe te draagen, en by alle gelegenheeden te willen bewyzen; ja ik eerbiede hun hoogwaardig Ampt, ik eerbiede hun beminlyk karakter, ik beschouw hen zelfs als grondzuilen van een welgeregelden Burgerstaat, en herhaale deze betuigingen thans niet slegts met vermaak, maar voeg 'er zelfs, uit overtuiging myns harten, by, niet te gelooven, dat onze Geestelykheid in het algemeen, in een stil, zedig, bescheiden gedrag, voor eenige andere des werelds behoeft te wyken, en misschien zelfs, Zwitserland alleen uitgezonderd, alle Landen ten dezen aanzien overtreft; maar, met dit alles zyn 'er domme Heethoofden onder; Lieden zonder Geleerdheid, zonder Verstand, en van eene gansch bittere Galle; de zodanigen zyn altoos vervolgziek; zy zyn geslage vyanden van myn Denker, omdat zy het van het Denken en Redeneeren zelve zyn; en ik kan hunne geduurige Machinaties niet ontkoomen, ten zy ik van ontwerp verandere, en my naar hun Systhema schikke. Ten dien einde nu heb ik, om my in gunst van zulke en soortgelyke Heeren in te wikkelen, een Vertoog ontworpen, waarin ik de twee volgende waarheeden middagklaar bewyzen zal.
I. Dat alle braave Geestelyken zonder Geleerdheid en Oordeel, Ampts- en Pligtshalven verbonden zyn, om by de Regenten het verbranden van alle zodanige Boeken te besolliciteeren, en door vermaaningen, of oproerige dreigementen uit te werken, welke zy niet in staat zyn te wederleggen. Dit stuk laat zig gemaklyk betoogen. Geleerdheid, bondig, oordeel, fyne
| |
| |
smaak, een menschlievend hart en edelmoedig gedrag, waren nooit het deel van Geestelyken, die zig op vervolgen toeleiden; en gelyk 'er dus geene wezenlyke grondslag is, om hen eene waare hoogagting toe te draagen, wanneer hunne verdiensten in de schaal van een zuiver oordeel gewoogen, en het Gemeen ten dien einde de oogen geopend worden, zo zyn zy, zo wel uit hoofde van hun byzonder belang, als uit zugt voor hunne Orde, naar alle billykheid, verpligt, om het Gemeen de oogen geslooten te houden, en alles, wat moogelyk is, in 't werk te stellen, waar door vry denken, onbevooroordeeld redekavelen, waar door geleerdheid, verstand, en eene verheeve manier van handelen bevorderd kunnen worden, omdat die alles den blinden eerbied, welken het bygeloovig volk niet aan hunne waarde, maar Gewaaden toedraagt, noodzaakelyk ondermynen, en dien eerbied daarentegen geheellyk overbrengen moet op de zodanigen hunner Amptgenooten, welke, hunne eige verdiensten kennende, niet schroomen in hun waare ligt beschouwd te worden.
Die geest der vervolging daarenboven strookt volmaakt met het voorbeeld van onzen gezegenden Zaligmaaker en zyne verligte Apostelen; en de bittere Geestelyken toonen hier door inzonderheid, dat zy waardige opvolgers dier groote Leermeesters zyn. Jesus immers, en zyne yverige Leerjongeren, waren 'er allezins op uit, om met een Mannenmoed en onverschrokke dapperheid de ondeugd te vervolgen, schynheiligheid het masker af te ligten, en de heerschende gebreken uit alle hunne kragt te weeren, hoe zouden de tegenwoordige Apostelen dan zig tegen dat inkankerend kwaad, geleerdheid en onpartydig onderzoek niet met allen yver tragten te verzetten. Dit immers maakt noodwendig Ketters, en de Kettery wordt in de H.S. met de werken des vleesch, met de grootste zonden in den zelfden rang geplaast. Daar de Apostelen de Geloovigen zo ernstig waarschouwen tegen de Philosophie der eeuwe, zouden zy tegen dat eeuwigduurende bewyzen en redeneeren van onze eeuw hunne blinde schaaren niet poogen te beveiligen! Daar onze groote Leermeester de Wisse- | |
| |
laars uit den Tempel verdreef en hunne tafelen omkeerde, zouden zy dan ook al dien vreemden toestel van gezond verstand, wysgeerte, natuurlyke Godsdienst enz., zo hoogst gevaarlyk voor onkundige Leeraaren, niet uit de Kerk verbannen, en de boeken dier gewaande Philosophen poogen te verbranden? Daar die zelfde Goddelyke Afgezant eindelyk zyne Leerjongeren beloofde, dat hy hen in staat zoude stellen, om voor Koningen en Vorsten onbeschroomd te spreeken, zouden zy daar ook niet toonen zyne Dienaaren te zyn, met de Overheeden tydig en ontydig aan te loopen, en door aanhoudende overlast te dwingen, om de belangens eener onderwerpelyke Regtzinnigheid te vuur en te zwaard te verdedigen?
En gelyk zy dus hunne egte roeping staaven, zo toonen zy ook op eene loffelyke wyze, dat zy nog in de hitte van hunnen yver, nog in de keuze van bekwaame middelen om dien yver te voldoen, niet voor Rome nog Madrid behoeven te wyken, maar even bekwaam zyn om een Auto da Fe van kettersche boeken aan te leggen, als de Heeren Inquisiteurs om het van verdwaalde zielen te doen. Daar is nog eene andere omstandigheid in onze dagen, welke dezen yver niet slegts loffelyker, maar zelfs noodzaakelyker maakt; Men weet dat allerysselykst vonnis, 't welk het Parlement van Toulouse voor zeer weinige jaaren tegen den braaven Calas en zyne ongelukkige Familie geveld en uitgevoerd heeft; Ik noem hen vonnis allerysselykst, en de Nakoomelingschap zal zig gewisselyk verwonderen, hoe zulke monsters van wreedheid en onderdrukking in een beschaafd gedeelte der wereld, wat zeg ik? onder menschen, beschaafd of onbeschaafd, hebben gevonden kunnen worden; maar met dit alles zal het veroordeelen van een Ketter op de valsche beschuldigingen van een oproerig Grauw steeds een heerlyk gedenkteken blyven van den blaakendsten yver voor eene blinde en bittere Regtzinnigheid; Daar deze geaardheid nu de Raadsheeren van Toulouse op zulk eene byzondere wyze onderscheidt; daar hier van, in onze dagen, zo treffende blyken voor handen zyn, zouden daar alle Geestelyken in andere landen, welke zig met hen in 't zelfde geval bevin- | |
| |
den; dat is te zeggen, die even onkundig zyn, even verdraaide harsenen, even onmeêdogende harten hebben, niet door aangemoedigd worden, om op even de zelfde wys te handelen?
Maar eindelyk is het zeker, dat het grooter bekwaamheid en meerdere talenten onderstelt, een boek te veroordeelen en te verbranden, dan te schryven; Dit wyst zig zelven aan. Een Autheur onderwerpt zyn schrift aan 't oordeel van 't Gemeen: hy stelt het zelve tot Regter, hy zoekt deszelfs gunst en agting; Maar hoe zeer verschilt zodanig eene handelwyze van die, by voorbeeld, welke een Inquisiteur van Madrid of Goa gewoon is te houden! De eerste voelt zyne minderheid en afhankelykheid; de laatste, zyner meerderheid bewust, verheft zig eensklaps boven denzelven; De eerste oordeelt en redeneert slegts over zyn byzonder onderwerp, de andere legt de hand op alle Schryvers en Werken tevens, van wat natuur of weetenschappen, en vindt zig in staat om over dezelve, zonder uitzondering, en dernier Ressort te vonnissen; De eerste weetende, dat hy dwaalen kan, en dikwils dwaalt, poogt al wat hy zegt op redenen te gronden, en door bewyzen aan te dringen; De ander, zyner onfeilbaarheid verzekerd, stoort zig aan die redenen of bewyzen niet, verwaardigt zig zelden, om ze te leezen of te hooren, en wagt zig ten minsten wel, om 'er nimmer door te veranderen van gevoelens; Dus kan een kind begrypen, dat de minste Inquisiteur eenen Erasmus of Huigh de Groot oneindig overtreft, en dat Calvinus en Coccejus, met regt voor zulke groote Godgeleerden onder ons erkend, slegts als Leerjongens beschouwd moeten worden ten opzigt van het Conclave te Rome, of het Santo officio in Spanje of Portugal. Dewyl het nu dus met de zaaken gelegen is, heeft yder Geestelyke, in wat land des werelds het ook wezen moge, zo dra hy niet in staat is om een Schryver te weêrleggen, en dus zyne meerderheid in kundigheeden en gezond verstand boven denzelven te bewyzen, het grootst gelyk, dat hy, 't op veroordeelen en verbranden toelegt. Hier door kan hy voor geleerd en ongeleerd, kundig en onkundig, ontegenzeggelyk bewyzen, dat hy zo veel boven die arme halzen van Schryvers verheven is, als een Placcaat sterker dringt dan een Syllogismus, en dat hy zo veel steviger redeneert, als het vuur kragtiger werkt, dan de beste Sorites. - - Dit is dan de eerste waarheid, welke ik, om gunst by vervolgzieke Geesten, niet slegts in onze Nederlanden, maar ook in andere gewesten, te winnen, bewyzen wilde, en de hoofdzomme der redenen, welke ik daar toe bezigen zal. Gelyk 'er nu in
| |
| |
alle Landen niet dan al te veel van dat soort, onder de Geestelykheid inzonderheid, voor handen is, zo vleije ik my hier mede nog eene andere nuttigheid voor my zelven te zullen uitwerken. Myn Denker, myn klein weekelyks blaadje zal dus, al zo wel als het deftig werk van Theodorus Beza, de geheele wereld door bekend worden, ja ik vleije my, my zelven eerlang in het Italiaansch, Spaansch, Fransch, Hoogduitsch enz. te zullen leezen. Welk eene eer voor myn Vaderland! welk eene roem, die wy der Vervolging alleen te danken hebben; Maar om myne oogmerken wel te bereiken, is het ten hoogsten noodig, dat ik nog eene andere waarheid by de vorige voege, en in de tweede plaats bondig betooge.
II. Dat alle vervolgzieke Geestelyken, die hunne zaaken voorzigtig overleggen willen, boven op den stapel boeken, die zy in eenig Land der Hooge Overheid afdwingen, te verbranden, de Autheuren zelve leggen moeten; Dit schynt in den eersten opslag wel wat hard, maar het is noodzaakelyk, en dan behoort een goed Vervolger, die zyne belangens verstaat, zig door geene gewaande hardigheid te laaten wederhouden van iets, 't welk slegts een natuurlyk en onvermydelyk gevolg is van een loffelyk bedryf. Kettersche boeken te doen verbranden, hebben wy beweezen braaf en loffelyk te zyn; maar waarom? Om het verspreiden van alle zulke gevoelens voor te koomen, waardoor de waarheid nader ontdekt en opgehelderd, maar waardoor tevens een onpartydig onderzoek bevorderd, en dus de blinde Leidslieden van een dom Gemeen van hunne Prerogativen en Preëminentiën verstooken zouden worden; Maar tot dit einde nu moeten de Autheuren zelve dan voor alle dingen van den aardbodem verdelgd worden, dewyl zy anderzints, door het verbranden hunner werken verbitterd, geenzints overtuigd, hun venyn met eene verdubbelde woede spuuwen, en hunne verderfelyke zetregels met een wanhoopige drift allerwegen verspreiden zullen. Het verbieden of verbranden van een boek, heeft de ondervinding allezints ten duidelyksten geleerd, dat, wel verre van het zelve te smooren, in tegendeel het beste middel ware, om het in yders handen te brengen en greetig te doen leezen. De Heer de Maupertuis was hier van zo wel overtuigd, dat hy, met zyne huisselyke zaaken wat gebrouilleerd zynde, besloot zyn Essay de Morale te schryven, waar in hy beweert, het geen Hy toen natuurlyker wyze moest gevoelen, dat wy meer verdriet dan vermaak in dit leven hebben; om de oorzaak dier kwelling te verminderen, verzogt hy den Koning zyn werkje aanstonds als kettersch te
| |
| |
verbieden. Dit geschiedde, en, gelyk hy 't zelve voor eige rekening hadt laaten drukken, kon 't niet missen, of hy won 'er eene goede goudbeurs by over, betaalde zyn Bediende, en herstelde zyne zaaken. Dus ziet men, dat het niet genoeg is de Boeken alleen te verbranden, maar dat men 'er de Schryvers noodwendig boven op moet leggen, en dit is het ook, wat alle regtschaape Vervolgers altoos gepoogd hebben werkstellig te maaken. 't Was altoos hunne grondregel, en 't is inderdaad een grondregel van alle verstandige Staatkundigen, ‘Men moet niet eene Zaak ten halven doen, maar die of geheel nalaaten, of voltooijen’. Zodra de Benjaansche Priesters, in de Indiën, in 't hoofd gekreegen hadden, om de levendige Vrouwen met de doode Mannen te doen verbranden, om de laatstgenoemde Sexe dus alle moogelyke zekerheid wegens de goede behandeling hunner Egtgenooten te verschaffen, stoorden zy zig niet meer aan het jammerlyk geschrei, 't welk die rampzalige Slagt-offers eener valsche Staatkunde, in de doodelyke vlammen, maakten, maar poogden, die onnozelen eenmaal in 't vuur gestooten hebbende, derzelver gehuil te verdooven, en hun eigen hart, gelyk ook dat der omstanderen te verharden, door een wreed gespeel van onmeedogende instrumenten. Nooit keerde zig een goed Jesuit aan een weinig regt of onregt, om een Schryver, die hunne geheimen verraaden, of hun Systhema wederleggen wilde, van kant te helpen: 't Is hard, durst men zeggen! maar was het niet hard, dat men op de Parysche Bruiloft, op de vermaarde Barthelemi, in eene nagt, tagtig duizend braave Burgers en Ingezetenen de hartaar afstak om het regtzinnige Geloof voor hunne tegenwerpingen te beveiligen? En oordeelde de grootste Staatkundige Vrouw van Europa dit egter niet noodzaakelyk? ja was het dit niet inderdaad, toen de regtzinnige Geestelykheid geen ander middel zag, om de ketters te weêrleggen, of zo veele afgedwaalden weder In den schoot der kerke te lokken. Was het niet hard, dat eene Vergadering aangesteld om regt en geregtigheid te handhaaven, zig egter voordagtelyk aan de blykbaarste onregtvaardigheid schuldig maakte, en in de krytendste wreedheid verliep, met den ongelukkigen Jean Calas, op het enkel, geroep eener dolle en uitgelaate menigte, zonder schaduw van misdaad ter dood te brengen? En oordeelde het Parlement van Toulouse dit egter niet raadzaam Religionis Ergo? Die hardheid is inderdaad ook maar in den schyn, en terwyl men reeds zo veele duizend ketters verbrand heeft, en jaarlyksch verbrandt, om hunne zielen of die der waare Geloovigen te behouden, zo
| |
| |
moet ymand wel zeer lafhartig, of diep onkundig zyn, welke zig door deze schynbaare hardigheid laat te rugge houden.
Dit alles nu omstandiger, dan ik hier opgeeve, beweezen hebbende, zal ik, voor ons Land in 't byzonder, een ontwerp van verandering in de Schoolboeken opgeeven, en ik zal alle trouwe wagters op de muuren Sions aanraaden, zorg te dragen, dat de Jonge Lieden in huune vroegste jeugd zo bekend niet worden, met de Schriften der fynste Sceptieken, der verleidendste Stoicynen, en der schranderste Godverzaakers, als thans een onvermydelyk gevolg van hunne onderwyzing op de Latynsche Schoolen is; een gevolg 't welk geheel niet strookt met die trouwe en loffelyke zorg, waarmede men tegen de onregtzinnige boeken waakt.
Ook zal ik, ten besluite, de voornaamste tegenwerpingen, welke de Arriaanen, Sociniaanen, Deïsten, Atheïsten, Arminiaanen, Godverzaakers, Mennoniten en Vrygeesten hier tegen maaken, oplossen. Ik zal doen zien, dat 'er een groot verschil is in de pligten van liefde en zagtmoedigheid in eene kettersche en regtzinnige eeuw; Ik zal toonen, dat de tegenwoordige Geestelyken van het domme zoort alle Boanergessen, zoonen des donders moeten zyn; Ik zal bewyzen, dat de woorden van onzen Zaligmaaker, tot de Apostelen, toen zy, op 't voorbeeld van Elias, vuur van den Hemel wilden doen nederdaalen, om de onherbergzaame Samaritaanen te verteeren; Gy weet niet van wat geest gy zyt. tot de Apostelen alleen behooren, en geenzints tot de tegenwoordige Geestelykheid moeten worden uitgestrekt. Ik zal uitmaaken, dat de woorden van Apostel Paulus Eenen ketterschen Mensch verwerpt na de eerste en tweede vermaaning, hun opzigt hebben op elk, die van ons verschilt, en geenzins verstaan moeten worden van iemand, die tegen zyn beter weeten leert, en, zo als 'er van hem gezegd wordt, by zig zelven veroordeeld is; gelyk een Aartsketter James Foster dit breedvoerig heeft beweerd. Ik zal, met Vader Augustinus, in het wegbrengen van Ismaël naar de woestyne een overtuigend Zinnebeeld vinden, dat allen die verschillende gevoelens hebben uit de kerk gebannen moeten worden. Ik zal.... Ja ik zal zo wel, dat ik myne Partyën, en die van het Gezond Verstand veel zal bevredigen, en van verdere vervolging tegen myn Denker te rugge houden. Ik heb alleenlyk dienstig geoordeeld, om dit zo vroeg bekend te maaken, of het vuur my zomtyds nader aan de scheenen leggen mogt, dan ik zelve vermoedede.
|
|