Delfschen Helicon ofte grooten Hollandschen nachtegael(1720)–Anoniem Delfschen Helicon ofte grooten Hollandschen nachtegael– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 60] [p. 60] Samen-spraeck tussen een Vryer ende Vryster. Stemme: Lestmael ginck ick. WEl dus bedroeft Jonckvrouw, Mijn liefste lief verheven, Waer toe so grooten rou, In 't bloeijen van u leven, Hoe komt dat men uw' Oogen siet, Met traentjes nat door groot verdriet, Wat leet is u geschiet? Dochter. Jongman vraegt gy nog dat, Wat leet dat my komt quellen, Gy vraegt na 't kendig pad, Als veel loose gesellen, Of gy mijn schoon voor oogen vleyt, Gy hebt agter mijn rug geseyt, Ick spotte met de meyt. Jonckman. Jonck-vrou dat 's klapperny, Mijn hart dat is gelogen, Mijn Lief gelooft dog my, Wilt uw traentjes af drogen, Mijn komst geschied op trouw en eer, Gelooft de klappers nimmermeer, Die ons benijden seer. Dogter. Jonckman uw' woorden soet, [pagina 61] [p. 61] Ontraden mijn het sorgen, Dog of uw' hert is goet, Dat is voor my verborgen, Dog so gy mijn bemint Jonkman, So toont daer maer een teecken van, Ick ben te vreden dan. Jongman. Om dat gy brave Vrouw, Niet meer behoeft te vresen, So sult gy van mijn trouw, Terstont versekert wesen, Daer is mijn hand, mijn lief, mijn lust, Op trouw wort gy van mijn gekust, Mijn Engel zijt gerust. Dochter. Jonckman nu is mijn hert, Van alle druck ontslagen, Ick ben bevrijd van smert, Adieu bedroefde dagen, Al wat voor desen is geschiet, Dat ick uyt liefde u toeliet, En roert de klappers niet. Vorige Volgende