Den dapperen prins Karel van Lotharingen
(1744)–Anoniem Dapperen prins Karel van Lotharingen, den– AuteursrechtvrijOp de Wijse: Jongmans trekt uit 'er muiten
SOldaten braaf gesellen,
Dat ik hier sal vertellen,
Sal raaken menig quant
Die misbruyken hun verstant
Ik sing dit Lietjen in 't gemeen
't Raakt meest die met den dobbelsteen
Verspeelen grouwsaam geld
't Welk op d'aart daar ligt geteld.
Den een speelt voor een gulden,
Den anderen vol ontdulden
Die speelt voor een Dukaat
Die verliest wort disperaat
Sy vloeken sweeren in het spel,
Soo als een duyvel uit de hel
Die wint, wint anders niet
Als ondeugt en groot verdriet.
Want die braaf heeft gewonnen
Die loopt naar Bachus tonnen
Of de Jenever Fles
En sy kloppen op hun tes
Dan suypen sy soo schandaleus
dat hun den snot loopt uit den neus
En eer hy scheyden kan,
Wilt hy slaan met alle man.
Als hy dan heeft geslagen
Volgt somtyts meerder plagen,
En worden om dit feyt
Wel door de kardons geleit
Dit sijn al vrugten van het spel,
| |
[pagina 85]
| |
dat men soo open haalt hun vel,
En nog het meest van al,
Tergen God, den opper-al.
Wanneer men algelyke
de Speelders gaat bekyke,
Het is meest al gespuys,
die niet hebben als veel luis
door 't hembde steekt haar hals meest deur
't Is meest al volk van quade humeur,
Vloeken, en vuile praat
Sijn hun werken en hun daad.
Door al dat dommineeren
Moeten somm' diserteeren
Maken by ider schult
En dan worden sy ontduld
Een ider trekt se by de mouw
Vraagt oft hy hem betalen wouw
Van leening trekt men af
't Geen Capitein in voorraet gaf.
Dan valt al hun couragie
en worden vol aragie
Om dat hun niemant agt
Somm' van dorst en honger smagt
Dan kiesen sy de lange baan
Wanneer sy deserteeren gaan
Een speelder in der daat
Is selden een braaf soldaat.
Oorlof dan braaf Soldaten,
Wilt het straf speelen-laten,
Voor tyd korting is goet
dan hout gy een goet gemoet,
Neemt mijn gesang uyt liefde aan,
Ik heb 't tot onderwys gedaan
Want 't is selden geschiet
dat men ryke speelders siet
|
|