| |
| |
| |
| |
Een nieuw Lied, op den hedendaagsen Oorlog, tussen den Koning van Vrankryk en de Koninginne van Hongaryen,
aan den Rhyn uyt Straatsburg den 6 Augustus, als dat het daer soo elendig is gestelt, dat alle straten zyn opgevult met gevlugt Landsvolk, meest schreeuwende Vrouwen en Kinderen, en Vee dat van honger loeyd; het brood kost al 14 st. het pond, de boter al 18 st. het pond; en nog sal het quaad niet beter worden: Het Land van 30 a 40 uuren wyt, dat over ses weken een aards Paradys was, is nu een Woestyne geworden, en wie siet nog een eynde van de elende, soo als aan ons de Haagse en Haarlemse Couranten van den 14 en 15 Augustus 1744. hebben verhaald.
| |
Op de Wys: Van den Spaansen Ruyter.
| |
| |
WEl vrienden hoort eens aan,
En blijft een weynig staan,
Uyt Straatsburg die schoone stad
Geleegen in de Franse paalen
Vrankrijk geen schoonder had.
Om over den Rhijn te raken
Meenden hem soo moe te maken,
Des snagts hoort mijn bediet:
En dat op drie vier plaatsen,
In den Elsas dat schoone land
Quamen sy aldaar met haasten,
Met het swaart in de hand.
En versloegen het leger daar,
Van de Keyser en Vrankrijk klaar,
Dat haar wou tegen houwen,
Sloegen het heel op de vlugt,
Jaagden dese Franse bouwen,
Als 't stof soo in de lugt.
Wierden daar soo verslagen,
Die ontvlugten ook dees lagen,
Den Fransman hoort ook aan,
En dorst niet blijven staan,
Loopen was 't beste wapen,
Riepen Boertjes met u vee,
Wilt niet langer hier staan gapen,
| |
| |
Maar gaat dog dadelijk mee.
Daar op was 't vlugten hier,
Elk met een groot getier,
Nam mee wat hy kost dragen,
Het vlugt al wat het kan,
Den Boer met paart en wagen,
Ook te Straatsburg in quam.
Karel met zijn leger daar,
Met sijn dappere panduuren,
Neemt het Land geheel soo in
Verderft over al ten vuuren
Sy sijn gevlugt al agter uyt,
In de hand van de Kroaten,
De een Stad voor de ander naar
Hebben zy daar gaan verlaten
Wilden daar voor gaan vegten,
Maar Prins Karel heel niet luy,
Wilden sijn standaar opregten,
Maar sy liepen al den bruy.
In het Straatsburgs gebied,
Roept aan Lou's O Koning,
Maakt dog vree met Oostenrijk,
Want se nemen onse woning
Met ons vee en geld gelijk.
Het Brood, Boter en and're spijs
Is seer duur voor dese reys,
Huysen sijnder niet te huuren,
Soo dat elk hier denken kan,
| |
| |
Wat dat den Boer hier moet besuren,
Soo de Vrouwen als de man.
Oorlof Hollanders altemaal
Die hier sijt in groot getal,
Weeren hier van onze straten,
Onse God met groot geschal,
Voor zijn goeddadigheden,
Die ons de lieve vrede gunt,
Ja gund ons vreden hier beneden
En hier namaals zaligheyd.
|
|